Overwegingen
1. Eiser en eiseres zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] . Hun kinderen zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 3] , [geboortedatum 4] en [geboortedatum 5] . Zij zijn staatloze Palestijnen.
2. Op 28 mei 2019 hebben eisers voor het eerst asielaanvragen ingediend in Nederland. Verweerder heeft Saoedi-Arabië aangemerkt als de gebruikelijke verblijfplaats van eisers en daarom hun asielrelazen getoetst aan de situatie in Saoedi-Arabië. Bij twee afzonderlijke besluiten van 19 juli 2020 en 20 juli 2020 heeft verweerder de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, omdat eisers alleen aangelegenheden aan de orde hebben gesteld die niet ter zake doen voor de vraag of zij in aanmerking komen voor een asielvergunning. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft bij uitspraak van 22 december 2020 de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.Die uitspraak is bevestigd door de Afdelingbij uitspraak van 19 januari 2021.Bij uitspraak van 4 maart 2021 heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzet van eisers tegen de uitspraak van 19 januari 2021.Een door eisers ingediend verzoek om herziening is door de Afdeling afgewezen bij afzonderlijke uitspraak van 4 maart 2021.
3. Op 6 mei 2021 hebben eisers opvolgende asielaanvragen ingediend. Aan deze aanvragen hebben eisers ten grondslag gelegd dat zij niet kunnen terugkeren naar Saoedi-Arabië.
4. Verweerder heeft de aanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, omdat sprake is van opvolgende aanvragen waaraan eisers geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag hebben gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft overwogen dat tijdens de vorige procedure in rechte is komen vast te staan dat de vraag of eisers toegang krijgen tot Saoedi-Arabië geen rol speelt bij de beoordeling of aanspraak kan worden gemaakt op een verblijfsvergunning asiel. Uit de terugkeerbesluiten, die onderdeel zijn van de besluiten van 19 en 20 juli 2020, blijkt dat Saoedi-Arabië het land is waar eisers naar dienen terug te keren. De brief van DT&V valt buiten de asieltoets. Onverminderd het vorenstaande heeft verweerder verder overwogen dat conform de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021uit de terugkeerbesluiten ondubbelzinnig blijkt dat Saoedi-Arabië het land van terugkeer is en dat in rechte vaststaat dat de vraag of eisers kunnen terugkeren naar Libanon niet voor ligt. Er is daarom geen aanleiding om de terugkeerbesluiten te herzien. De bezwaren tegen de terugkeerbesluiten zijn in de vorige procedure betrokken bij de beoordeling en hebben niet tot een ander oordeel geleid. In het geval van eisers hoeft er geen nader onderzoek naar de mogelijkheden tot terugkeer te worden verricht.
5. Eisers voeren daartegen het volgende aan. Eisers hebben samengewerkt met de DT&V, maar gebleken is dat terugkeer naar Saoedi-Arabië niet mogelijk is. De aan hen opgelegde terugkeerverplichting is dan ook uitgevoerd. Het is onjuist en onredelijk dat verweerder vasthoudt aan het opgelegde inreisverbod, nu eisers niet kunnen terugkeren. De terugkeerbesluiten vermelden, in strijd met de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021, geen land van terugkeer. De terugkeerbesluiten moeten daarom worden herzien en gerepareerd worden door daarin expliciet Saoedi-Arabië te vermelden. Door de onduidelijkheid in de terugkeerbesluiten over het land van terugkeer heeft de DT&V gewerkt aan een gedwongen vertrek van eisers naar Libanon. De asielgronden voor Libanon zijn echter niet beoordeeld door verweerder. Nu de terugkeerbesluiten zijn opgelegd zonder dat verweerder zich ervan heeft overtuigd dat terugkeer tot Saoedi-Arabië mogelijk is, is er sprake van strijd met het arrest TQ.Daarnaast zijn de terugkeerbesluiten opgelegd zonder dat deze worden geëffectueerd. Dat maakt dat feitelijk een gedoogconstructie is ontstaan. De onmogelijkheid van vertrek is daarom wel onderdeel van de asielprocedure. Tot slot hebben eisers ter zitting, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 8 november 2021,aangevoerd dat Saoedi-Arabië niet langer als gebruikelijke verblijfplaats van eisers kan worden beschouwd, aangezien eisers geen toegang meer krijgen tot dit land.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De rechtbank stelt voorop dat de besluiten van 19 juli 2020 en 20 juli 2020 in rechte vaststaan. Deze besluiten gelden tevens als terugkeerbesluiten. Het oordeel van verweerder dat Saoedi-Arabië het land is van de gebruikelijke verblijfplaats van eisers en dat de vraag of eisers feitelijk toegang tot Saoedi-Arabië zullen krijgen geen rol in de asielprocedure, heeft de rechterlijke toets doorstaan en is onherroepelijk geworden.
7. Het Hofheeft bepaald in de zaak L.H. tegen Nederland dat de beoordeling van opvolgende asielaanvragen die verweerder moet maken, bestaat uit twee stappen.De eerste stap is de beoordeling van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Deze stap bestaat uit twee fasen. De eerste fase is het onderzoek of er nieuwe elementen of bevindingen zijn in verband met de behandeling van de vraag of hij in aanmerking komt voor internationale
bescherming. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt verweerder toe aan de tweede fase. De tweede fase is het onderzoek of de nieuwe elementen en bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Aan beide ontvankelijkheidsvereisten zoals genoemd in de eerste en tweede fase moet zijn voldaan, maar het Hof benadrukt dat het gaat om afzonderlijke vereisten. Als aan de vereisten is voldaan, moet verweerder overgaan tot de tweede stap. Die houdt in dat de opvolgende asielaanvraag inhoudelijk wordt beoordeeld.
8. De rechtbank stelt vast dat is dat voldaan is aan het vereiste uit de eerste fase van de eerste stap. De informatie over de terugkeermogelijkheden van eisers dateert van na de besluiten in de vorige procedure en maakte dus geen onderdeel uit van de vorige procedure. Er is dan ook sprake van een nieuw element of bevinding.
9. De door eisers overgelegde informatie over hun terugkeer naar Saoedi-Arabië maakt de kans op internationale bescherming echter niet aanzienlijk groter, nu verweerder terecht heeft overwogen dat de vraag of eisers feitelijk toegang krijgen tot Saoedi-Arabië geen betekenis heeft in het kader van de asielprocedure. Er is daarom niet voldaan aan het vereiste uit de tweede fase van de eerste stap. Indien eisers van mening zijn dat zij Nederland buiten hun schuld niet kunnen verlaten, kunnen zij een daartoe strekkende aanvraag indienen. De feitelijke toegang en de inspanningen die eisers in dit kader moeten verrichten en hebben verricht, zullen bij de beoordeling van die aanvraag worden betrokken.
10. Het beroep van eisers op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, slaagt niet. Die uitspraak ziet namelijk niet op een vergelijkbaar geval, nu het in die zaak niet ging om een opvolgende asielaanvraag en ter beoordeling stond of een land (Oekraïne) kon worden beschouwd als een veilig derde land.
11. Tot slot worden eisers niet gevolgd in hun stelling dat de terugkeerbesluiten onrechtmatig zijn wegens strijd met de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021 en het arrest TQ. Hoewel in de terugkeerbesluiten niet expliciet staat naar welk land eisers geacht worden terug te keren, was ondubbelzinnig duidelijk welk land dit betreft. In de motivering van de besluiten van 19 en 20 juli 2020 staat namelijk dat Saoedi-Arabië de gebruikelijke verblijfplaats is van eisers en dat is beoordeeld of het voor eisers veilig is om terug te keren naar Saoedi-Arabië. Daarnaast is geen sprake van een gedoogsituatie zoals bedoeld in het arrest TQ, nu terugkeerbesluiten zijn uitgevaardigd en duidelijkheid is verschaft over de verplichting voor eisers om de Europese Unie te verlaten.
12. De aanvragen zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.