ECLI:NL:RBDHA:2022:2817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
09/326400-21 en 09/060310-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het jeugdstrafrecht bij meerderjarige verdachte met veroordeling tot deels voorwaardelijke jeugddetentie voor bedreiging, openlijk geweld en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging, openlijk geweld en wapenbezit. De verdachte, geboren op [geboortedatum 1] te 's-Gravenhage, werd ter zitting bijgestaan door zijn advocaat, mr. O. Albayrak, terwijl de officier van justitie mr. A.L.M. de L'Isle was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2021 in Delft samen met anderen een persoon heeft bedreigd en openlijk geweld heeft gepleegd tegen een glazen deur. Daarnaast had hij van 2 tot en met 10 maart 2022 een omgebouwde gasrevolver en munitie in zijn bezit.

De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 167 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, omdat de verdachte ten tijde van de feiten net 18 jaar oud was en nog thuiswoonde. De rechtbank heeft grote zorgen geuit over het toenemende wapenbezit onder jongeren en de maatschappelijke impact daarvan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die voor veel onrust in de maatschappij zorgen, en de rechtbank heeft daarom een hogere jeugddetentie opgelegd dan door de officier van justitie was geëist.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat er geen rechtstreekse schade aan de kleding van de aangever was toegebracht door de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte onder toezicht van de reclassering gesteld en bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van pedagogische beïnvloeding en ondersteuning voor jongeren die in aanraking komen met de justitie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/326400-21 en 09/060310-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] te ’s-Gravenhage,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 17 maart 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.L.M. de L’Isle en de advocaat van de verdachte is mr. O. Albayrak te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij
  • op 3 december 2021 in Delft [slachtoffer] samen met anderen heeft bedreigd
  • op 3 december 2021 in Delft samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een glazen deur
  • van 2 tot en met 10 maart 2022 in Den Haag een omgebouwde gasrevolver en munitie voorhanden heeft gehad
De volledige tekst van de tenlasteleggingen staat in bijlage I.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder
09/326400-21en
09/060310-22ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

4.Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich gerefereerd met betrekking tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

5.Waardering van het bewijs

Het onder
09/326400-21 (feiten 1 en 2)en
09/060310-22tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. De rechtbank heeft volstaan met een opsomming, nu de verdachte de feiten heeft bekend, hij later niet anders heeft verklaard en namens hem geen vrijspraak is bepleit.

6.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen, en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
09/326400-21(feiten 1 en 2) en
09/060310-22tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
09/326400-21
1.
hij op 3 december 2021 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- met messen tegen de glazen deur van de bakkerij waarin die [slachtoffer] zich bevond te slaan en te trappen en daarbij naar die [slachtoffer] op dreigende toon te roepen: “kom naar buiten we gaan je doodmaken", en vervolgens
- een luchtdrukwapen, op die [slachtoffer] te richten en vervolgens de trekker over te halen, waarbij een harde knal vrijkwam;
2.
hij op 3 december 2021 te Delft openlijk, te weten, op de [locatie 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een glazen deur van [bedrijf] door met messen tegen die glazen deur te slaan en tegen die glazen deur te trappen;
09/060310-22
hij in de periode van 2 tot en met 10 maart 2022 te 's-Gravenhage,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde gasrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 LR (long Rifle), zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
- 3 stuks munitie, te weten randvuurmunitie, kaliber .22 LR (Long Rifle), zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

8.De straf

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een jeugddetentie voor de duur van 107 dagen geëist, met aftrek van het voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ook is toepassing van het jeugdstrafrecht geëist.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte bepleit om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, en een voorwaardelijk deel dat als stok achter de deur kan fungeren. Door het voorarrest realiseert de verdachte dat zijn gedrag consequenties heeft. Voorts wordt bepleit om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte woont nog thuis, continuering van de schoolgang is gewenst en hij is ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Het medeplegen van een bedreiging, openlijk geweld tegen een goed en wapenbezit. De verdachte heeft zich op 3 december 2021 voor [bedrijf] bij een groep geweldplegers gevoegd. De jongens in deze groep hadden allen kapmessen in de hand, waarmee zij tegen de ruiten sloegen en trapten, terwijl het slachtoffer zich in de bakkerij bevond. Door deze groep werd ook geroepen dat het slachtoffer naar buiten moest komen en doodgemaakt zou worden. De verdachte heeft vervolgens met een luchtdrukwapen op het slachtoffer gericht, waarna hij de trekker heeft overgehaald. Hier kwam een harde knal bij vrij. Voor het slachtoffer was het niet duidelijk dat het een luchtdrukwapen betrof, en hij dacht dat hij in zijn buik werd geraakt.
[bedrijf] is een voor publiek toegankelijke plek, waar op het moment van de confrontatie diverse klanten – waaronder kinderen – aanwezig waren. Voor de klanten en werknemers van de bakkerij moet de situatie waarbij een grote groep jongens met machetes in de hand voor de bakkerij stond, een gevoel van enorme angst en onveiligheid teweeg hebben gebracht. Dat daarbij ook met een luchtdrukwapen is geschoten, maakte de situatie extra beangstigend, te meer omdat de klanten en de werknemers niet hebben kunnen inschatten of dit een echt vuurwapen was of niet.
De rechtbank leidt uit de processen-verbaal van de politie af dat de achtergrond van de confrontatie gelegen is in de drillrapscene. Uit berichten in de media blijkt dat steeds meer jongeren – zowel binnen als buiten deze scene – (grote) messen bij zich dragen. Dit komt deels voort uit eerdere geweldsincidenten, waardoor sommige jongeren zich niet meer veilig voelen en een mes meenemen om zich te kunnen verdedigen, met alle gevolgen van dien. De rechtbank maakt zich grote zorgen over het messenbezit onder jongeren en de daarmee samenhangende toename van steekpartijen onder jongeren. Ook in de strafzaak van de verdachte en zijn medeverdachten blijkt dat jongeren op straat regelmatig messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er – in hun beleving – een ruzie met leeftijdsgenoten moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor veel onrust in de betreffende wijken en meer algemeen in de maatschappij. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. De rechtbank vindt dit een uiterst zorgelijke ontwikkeling en een groot maatschappelijk probleem.
De rechtbank neemt dit alles de verdachte en zijn medeverdachten zeer kwalijk.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwde gasrevolver en munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van vuurwapens leidt immers maar al te vaak ook tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Daarbij komt dat bij het wapen ook de bijbehorende munitie voorhanden was en dat de verdachte het wapen in zijn slaapkamer aanwezig had.
De rechtbank merkt voorts op dat de problematiek van het ongecontroleerde bezit van (zware) vuurwapens aan het groeien is en dat daartegen streng opgetreden moet worden.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van het strafblad van 11 maart 2022 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor bedreiging en wapenbezit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 14 maart 2022.
De reclassering vindt het zorgelijk dat er een omgebouwd wapen is aangetroffen en dat betrokkene bekend is met drillrap. Hoewel betrokkene stelt het wapen al een geruime tijd geleden te hebben aangeschaft, zijn er wel zorgen over zijn oplossingsvaardigheden. Door middel van het door ons opgestelde plan van aanpak, kan er gewerkt worden aan gedragsverandering om derhalve de kans op recidive te verminderen.
Op basis van het ASR wegingskader adviseren wij het jeugdstrafrecht toe te passen. Hoewel
betrokkene leeftijdsadequaat overkomt in het gesprek met de reclassering en er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een licht verstandelijke beperking, constateren wij indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Betrokkene is nog thuiswonend bij zijn moeder en continuering van schoolgang is gewenst. Op basis van de gesprekken met zowel betrokkene alsmede zijn moeder, lijkt betrokkene ontvankelijk te zijn voor pedagogische beïnvloeding. Er is een jongerenwerker betrokken met wie er een goed contact is. Voorts is er geen sprake van een lang justitieel verleden en lijkt betrokkene impulsief te hebben gehandeld met betrekking tot de verdenking van bedreiging in vereniging.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
Door de officier van justitie en de raadsman is om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. De verdachte lijkt open te staan voor hulpverlening en continuering van zijn schoolgang is gewenst. Daarnaast woont hij nog thuis. De verdachte is bovendien ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding. Daarom adviseert Reclassering Nederland toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en past het jeugdstrafrecht toe.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de oriëntatiepunten, de justitiële documentatie, de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het reclasseringsadvies en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht. De rechtbank vindt een aanzienlijke jeugddetentie op zijn plaats, waarvan een gedeelte voorwaardelijk zal worden opgelegd. Gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het aangewezen dat hij op verschillende gebieden wordt ondersteund en waar nodig wordt gestuurd. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna zullen worden genoemd.
De rechtbank legt een hogere jeugddetentie op dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat de gepleegde feiten voor veel onrust in de maatschappij zorgen. Zoals reeds hiervoor is gesteld, brengen drillrap en wapenbezit onder jongeren een sterk gevoel van algemene onveiligheid teweeg. Gelet hierop heeft de strafoplegging zowel een signaalfunctie voor de verdachte en zijn medeverdachten als voor de maatschappij.
De rechtbank zal bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te voeren toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder inzet van passende hulp opnieuw een strafbaar feit zal plegen.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich - vertegenwoordigd door zijn moeder [betrokkene 1] - als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 1.210 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft afwijzing van de vordering van de benadeelde partij geëist, nu de schade aan de kleding van de aangever is ontstaan door de confrontatie in winkelcentrum De Hoven. Dat is te ver verwijderd van de feiten die aan de verdachte tenlastegelegd zijn.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Van enige schade veroorzaakt door de verdachte aan de aangever is immers geen sprake.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman eens dat er geen sprake is van rechtstreekse schade aan de kleding van de aangever toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
09/326400-21 (feiten 1 en 2)en
09/060310-22tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
dat is volgens de wet:
09/326400-21
feit 1
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
09/060310-22
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III;
verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
167 (honderd en zevenenzestig) dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jarenonder de voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. zich uiterlijk binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te Den Haag en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd meewerkt aan diagnostiek door en behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de aanwijzingen van de behandelaren, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – waaronder ook begrepen via social media, contact zal opnemen, zoeken of hebben met
* [betrokkene 2] ( [geboortedatum 2] ),
* [betrokkene 3] ( [geboortedatum 3] ) en
* [slachtoffer] ( [geboortedatum 4] ),
zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zich zolang de reclassering dit noodzakelijk acht niet zal bevinden in de gemeente Delft en in de wijk [locatie 2] in Den Haag, en zich ter controle van het locatieverbod onder elektronisch toezicht zal stellen voor de duur van maximaal zes maanden;
6. zich van 19.00 uur tot 07.00 uur zal bevinden op het adres [adres] te Den Haag, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt en waarbij alleen van deze tijden mag worden afgeweken met toestemming van de reclassering en zich ter controle van het locatiegebod onder elektronisch toezicht zal stellen voor de duur van maximaal zes maanden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
7. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
8. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan de reclassering opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
schadevergoeding
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure tot op heden begroot op nihil;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Gruschke, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 31 maart 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09/326400-21
1.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- ( met messen) tegen de glazen deur van de bakkerij waarin die [slachtoffer] zich bevond te slaan en/of te trappen en/of (daarbij) naar die [slachtoffer] op dreigende toon te roepen: “kom naar buiten we gaan je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of (vervolgens)
- een luchtdrukwapen, althans een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten en vervolgens de trekker over te halen, waarbij een harde knal vrijkwam;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Delft openlijk, te weten, op de [locatie 1] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een glazen deur van [bedrijf] door (met messen) tegen die glazen deur te slaan en/of tegen die glazen deur te trappen.
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
09/060310-22
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 10 maart 2022 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde gasrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 LR (long Rifle), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- 3, althans een aantal, stuks munitie, te weten randvuurmunitie, kaliber .22 LR (Long Rifle), zijnde munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Bijlage II
Opgave van bewijsmiddelen
09/326400-21
Feit 1
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 17 maart 2022;
2. Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-33 (pagina 331-348 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever;
3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-6 (pagina 155-157 van het dossier), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] ;
Feit 2
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 17 maart 2022;
2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-6 (pagina 155-157 van het dossier), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] ;
3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355198-8 (pagina 162-165 van het dossier), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] ;
09/060310-22
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 17 maart 2022;
2. Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm opgemaakt op 11 maart 2022, inhoudende de verklaring van de verdachte;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022065820-9 (pagina 35-39 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022065820-2 (pagina 14-15 van het dossier), inhoudende het relaas van de verbalisant Van Dijke.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.