ECLI:NL:RBDHA:2022:2815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
09/326258-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor poging doodslag, bedreiging en openlijk geweld in de drillrapscene

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedag 4] 2004, die betrokken was bij een gewelddadig incident op 3 december 2021 in Delft. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging en openlijk geweld, waarbij hij samen met anderen een andere jongen met een machete aanviel in het winkelcentrum De Hoven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, omdat hij samen met medeverdachten meerdere keren met een machete op het slachtoffer heeft ingeslagen. De rechtbank vond het zorgwekkend dat jongeren steeds vaker wapens bij zich dragen, wat leidt tot een toename van geweldsincidenten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 300 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een gedragsbeïnvloedende maatregel van zes maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral gezien de aanwezigheid van veel omstanders tijdens het geweld. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de materiële schade aan zijn kleding. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/326258-21
Tul 09-318850-20
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 4] 2004 te ’ [geboorteplaats 1] ,
[adres 1]
op dit moment in voorlopige hechtenis verblijvende in [naam 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 17 maart 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.L.M. de L’Isle en de advocaat van de verdachte is mr. A.F. Mandos te Den Haag, namens mr. Y. Özdemir. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij:
  • op 3 december 2021 in Delft samen met anderen geprobeerd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem met een mes te slaan, steken en/of snijden;
  • op 3 december 2021 in Delft [slachtoffer 1] samen met anderen heeft bedreigd;
  • op 3 december 2021 in Delft samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een glazen deur;
  • op 3 december 2021 in Delft een machete/kapmes voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

Inleiding
Op 3 december 2021 vond in Delft in het winkelcentrum De Hoven een confrontatie plaats, waarbij drie jongens met machetes insloegen op een vierde jongen die op zijn beurt met een machete naar de drie jongens heeft geslagen. Op zeker moment wist de vierde jongen naar buiten te rennen, waarbij hij werd achtervolgd door de drie jongens. Bij bakkerij Vatan werd de vierde jongen vervolgens door een grotere groep jongens belaagd en met wapens bedreigd. Volgens de politie hingen deze confrontaties samen met een conflict tussen de drillrap groepen [naam 2] uit Den Haag en [naam 3] uit Delft.
Tijdsverloop
Uit het procesdossier komt over het tijdsverloop van de confrontatie op 3 december 2021 – samengevat en voor zover relevant – het volgende naar voren.
Op de camerabeelden van de tram is te zien dat er verschillende donker geklede personen de tram in stappen (14:59:50 uur). Op de beelden van camera 1 van Grillroom Acacia is te zien dat een groep jongeren de tram uitstapt (14:27:03, de rechtbank leest: 15:04:03 uur [1] ), waarna zij vervolgens voor de ingang van bakkerij Vatan blijven staan (14:28:07, de rechtbank leest: 15:05:07 uur). Vervolgens loopt de groep terug in de richting van de Voorhofdreef (14:29:27, de rechtbank leest: 15:06:27 uur).
Op de beelden van camera 24 van winkelcentrum De Hoven is te zien dat drie personen het beeld in komen lopen (15:06:45 uur). Zij lopen in de richting van een andere jongen en trekken alle drie tegelijk lange voorwerpen uit hun kleding, om vervolgens op deze jongen af te rennen (15:07:03 uur) en met deze voorwerpen slaande en stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam en het hoofd van de jongen. Deze vierde jongen trekt eveneens een langwerpig voorwerp uit zijn kleding waarmee ook hij stekende bewegingen maakt. Even later draait deze jongen zich om en rent hij weg (15:07:22 uur).
Op de camerabeelden van winkelcentrum De Hoven, gericht op de vrachtwagensluis, is te zien dat de jongen, gevolgd door de drie anderen, richting de uitgang rent (15:07:23 uur). Even later rennen zij alle vier het winkelcentrum uit, via de uitgang die op de Troelstralaan uitkomt (15:07:31 uur).
Op de beelden van camera 2 van Grillroom Acacia is te zien dat een jongen richting het Pad van Troje rent, gevolgd door drie andere personen (14:30:44, de rechtbank leest: 15:07:44 uur). Vlak daarna blijven zij staan, waarna zij alle vier naar elkaar uithalen (14:30:56, de rechtbank leest: 15:07:56 uur).
Op de beelden van camera 1 van Grillroom Acacia is te zien dat van links een persoon in de richting van bakkerij Vatan rent (14:31:43, de rechtbank leest: 15:08:43 uur), gevolgd door meerdere personen die voor de bakkerij heen en weer lopen, om vervolgens daar te blijven staan (14:31:58, de rechtbank leest: 15:08:58 uur). Ook vanaf rechts komen een aantal personen aanlopen, die zich bij de groep voor de bakkerij aansluiten (14:32:30, de rechtbank leest: 15:09:30 uur). Vlak daarna rent de groep in verschillende richtingen weg (14:32:45, de rechtbank leest: 15:09:45 uur).
Om 15:19 uur is de [medeverdachte 1] en om 15:20 uur zijn de [verdachte] en [medeverdachte 2] aangehouden op de Ireneboulevard.
Feit 1
De standpunten
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag, door samen met [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven derde verdachte meerdere malen met een machete op [slachtoffer 1] in te slaan en te steken. Door meerdere malen met een machete uit te halen naar het hoofd en de borststreek van de aangever, heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever dodelijk verwond zou worden. Daarnaast heeft de verdachte geen acht geslagen op het mogelijk raken van winkelend publiek, waarmee hij ook de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij onbekende personen zou raken en verwonden. Er is sprake van medeplegen, nu [verdachte] , [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven verdachte onderling blikken uitwisselen en de aangever gelijktijdig aanvallen. De drie verdachten distantiëren zich op geen enkel moment. Hierdoor is aan de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking voldaan.
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Het is namelijk niet de verdachte die te zien is op de camerabeelden van het winkelcentrum. Bovendien komt de tijdlijn niet overeen met de stelling dat de verdachte degene zou zijn op de beelden. Immers, het is niet bekend aan welke kant de verdachte om 14.59 uur de tram instapt, bij welke halte hij in- en uitstapt en hoe lang hij in de tram zit. Het is onwaarschijnlijk dat de verdachte vervolgens binnen enkele minuten in een steekpartij is beland. De verdachte wordt ook niet herkend door de aangever, terwijl zij elkaar wel zouden kennen. Door de verdediging wordt bepleit dat, indien de rechtbank wel van oordeel is dat de verdachte te zien is op de camerabeelden, geen sprake is van (het medeplegen van) poging doodslag dan wel zware mishandeling. Van opzet is namelijk geen sprake. Nergens blijkt dat de verdachte heeft geslagen, gestoken en/of gesneden met een hakmes. Weliswaar is te zien dat er uitgehaald wordt, maar dat levert op zichzelf niet de aanmerkelijke kans op dat de aangever zou komen te overlijden, te meer omdat de aangever en de verdachten onderling een bepaalde afstand van elkaar bewaren.
Beoordeling
Voor de rechtbank staat vast dat op 3 december 2021 in winkelcentrum De Hoven in Delft door een drietal jongens meerdere malen met machetes is ingeslagen op [slachtoffer 1] , waarna deze confrontatie zich buiten het winkelcentrum heeft voortgezet.
Poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling?
De rechtbank moet beoordelen of de genoemde gedragingen als een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling zijn aan te merken.
Op de camerabeelden van winkelcentrum De Hoven is te zien dat de drie verdachten samen aan komen lopen en zodra zij de aangever treffen, alle drie een lang en scherp voorwerp uit hun kleding trekken en op de aangever afrennen. Ook de aangever trekt een lang voorwerp uit zijn kleding. Op dat moment zijn er veel mensen aanwezig in het winkelcentrum. Vervolgens maken de drie verdachten meerdere slaande en stekende bewegingen in de richting van het bovenlichaam en het hoofd van de aangever. De aangever maakt ook slaande en stekende bewegingen in de richting van de drie verdachten. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat de scherpe voorwerpen die op de beelden te zien zijn, hakmessen (machetes) zijn. Zowel in winkelcentrum De Hoven als daarbuiten steken en slaan de drie jongens met de machetes op de aangever in.
Op de jas en het vest van de aangever zag de politie snijbeschadigingen, waaronder een snijbeschadiging van vijftien centimeter op de voorzijde van de jas en een snijbeschadiging op de capuchon van het vest. Ook zijn er rode verkleuringen rondom de beschadigingen op de jas en capuchon aangetroffen. De aangever heeft pas later gemerkt dat hij geraakt en gewond was.
Bij de [medeverdachte 1] heeft de politie letsel waargenomen, een wond van 1 cm aan zijn rechterhiel die volgens de arts op een steekwond leek, en een wond van 5 cm aan zijn rechterduim, waarbij het hele bot- en pezenstelsel zichtbaar was. Deze wond leek volgens de behandelend arts op een steekwond. Uit de röntgenfoto bleek dat het bot van de duim geheel doormidden gebroken was.
De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van poging tot doodslag. Wie met een machete in de richting van iemands bovenlichaam en hoofd slaat en steekt, stelt zich willens en wetens bloot aan de aanmerkelijke kans dat deze persoon daardoor dodelijk geraakt wordt. In het onderhavige geval zijn de snijbeschadigingen op plaatsen terechtgekomen waar zich in het lichaam vitale organen en belangrijke aderen bevinden. Het is een algemene ervaringsregel dat deze delen van het lichaam dusdanig kwetsbaar zijn, als daar wordt gestoken of gesneden, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Dat het letsel van de aangever achteraf lijkt te zijn meegevallen doet daaraan niet af.
Ook is de rechtbank van oordeel dat sprake is van poging tot doodslag op onbekend gebleven personen die in het winkelcentrum aanwezig waren. Immers, wie in een drukbezocht winkelcentrum meerdere malen zwaait, slaat en steekt met een machete, stelt zich willens en wetens bloot aan de aanmerkelijke kans dat willekeurige omstanders dodelijk geraakt worden. Het letsel van [medeverdachte 1] laat bovendien zien dat door het steken met een machete eenvoudig ernstig letsel toegebracht kan worden.
Medeplegen
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op de camerabeelden van winkelcentrum De Hoven is te zien dat de drie verdachten gezamenlijk in de richting van de aangever lopen. Zij wisselen onderling blikken uit, waarna zij gelijktijdig een machete trekken en de aangever aanvallen. Alle drie de verdachten slaan en steken meerdere malen met hun machetes in op de aangever, zonder zich daar op enig moment van te distantiëren. Integendeel, zij zetten juist gezamenlijk de achtervolging in wanneer de aangever uit het winkelcentrum weet te ontkomen. Op de camerabeelden van Grillroom Acacia is vervolgens te zien dat de confrontatie buiten het winkelcentrum voortgezet wordt, waarna de drie verdachten opnieuw achter de aangever aanrennen zodra hij weet te ontkomen. Dit alles leidt tot de conclusie dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen deze verdachten.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van het medeplegen van poging tot doodslag.
Betrokkenheid [verdachte] en [medeverdachte 1]
De vraag die vervolgens voorligt is of de verdachte en [medeverdachte 1] degenen zijn die zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de poging tot doodslag.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij te zien is op de camerabeelden in de tram. Uit de beelden blijkt dat hij daar samen met de groep jongens was die zich na het uitstappen ophielden bij bakkerij Vatan en vervolgens richting het winkelcentrum gingen. [verbalisant 1] heeft op de beelden in de tram ook [medeverdachte 1] herkend, die naast de verdachte stond en met hem op een telefoon keek. De kleding die de verdachte op het moment van de aanhouding droeg, komt verder exact overeen met de kleding van één van de drie jongens die te zien zijn op de camerabeelden van winkelcentrum De Hoven. [verbalisant 2] heeft [medeverdachte 1] herkend op de camerabeelden van winkelcentrum De Hoven. Daarnaast is op de vloer van winkelcentrum De Hoven en op de machete van de aangever bloed aangetroffen. Uit het rapport van het NFI blijkt – kort gezegd - dat het DNA-profiel in dit bloed overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] , met een bewijskracht van meer dan één miljard. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [medeverdachte 1] als medepleger betrokken is geweest bij de steekpartij in het winkelcentrum.
De verdachte is vlak na de confrontatie nagenoeg gelijktijdig en op dezelfde plek aangehouden met [medeverdachte 1] . Bij [medeverdachte 1] werd toen steekletsel vastgesteld.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank af dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] in winkelcentrum De Hoven is geweest en zich daar schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging doodslag.
Feit 2
De standpunten
De officier van justitie stelt dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging, door samen met anderen [slachtoffer 1] te bedreigen door met messen tegen de deur van bakkerij Vatan te slaan en “kom naar buiten, we gaan je doodmaken” te roepen, en waarbij vervolgens een luchtdrukwapen op [slachtoffer 1] is gericht waarvan de trekker is overgehaald.
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte tegen de deur heeft getrapt en “kom naar buiten, we gaan je doodmaken” heeft geroepen. Bovendien blijkt niet dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep die zich voor bakkerij Vatan ophield, dan wel heeft ingestemd met het uiten van de bedreiging. Van medeplegen is dan ook geen sprake.
De beoordeling
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Reeds is vastgesteld dat de verdachte te zien is op de camerabeelden van winkelcentrum De Hoven. Op de camerabeelden van Grillroom Acacia is te zien dat de aangever en de verdachten uit de richting van het winkelcentrum komen en vervolgens in de richting van bakkerij Vatan rennen. De aangever verklaarde dat hij vanuit het winkelcentrum achterna is gezeten door drie mannen. De aangever is bakkerij Vatan in gerend. Bij de verdachten hebben zich nog meer jongens gevoegd, die voor de bakkerij waren blijven staan. Door een van de verdachten is een vuurwapen getrokken en gericht op de aangever, waarna hij de trekker heeft overgehaald. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij degene is geweest die het luchtdrukwapen heeft gebruikt.
[getuige 1] verklaarde dat omstreeks 15:10 uur de aangever met een kapmes de bakkerij binnen kwam gerend. Vlak daarna stond een groep van tien jongens voor de deur van de bakkerij. Door de groep werd veel gescholden, en er werd onder meer “kom naar buiten, we gaan je doodmaken” geroepen. Alle verdachten hadden kapmessen vast, waarmee zij tegen de ramen tikten. Eén van de jongens heeft vervolgens een vuurwapen getrokken, op de aangever gericht en de trekker overgehaald. De verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte betrokken is geweest bij de bedreiging. Door samen met de andere verdachten met kapmessen in de hand voor de bakkerij te staan terwijl de aangever zich binnen bevond, heeft hij een zeer dreigende situatie voor de aangever doen ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de bedreiging. De verdachte heeft ook kunnen begrijpen dat het onder deze omstandigheden – met kapmessen in de hand voor de deur van de bakkerij blijven staan terwijl geroepen wordt dat de aangever doodgemaakt wordt – bij de aangever vrees zou kunnen opwekken dat de situatie waarin hij zich bevond tot ernstig geweld zou kunnen leiden. Dat de verdachte niet geweten zou hebben dat [medeverdachte 2] een luchtdrukwapen bij zich droeg en dat zou gaan gebruiken, doet daar niet aan af. De verdachte stond zelf immers ook met een wapen voor de bakkerij en heeft daarmee voor lief genomen dat de andere verdachten dat ook deden. Wat voor wapen dat dan is, is niet relevant. Anders dan de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de bedreiging bewezen.
Feit 3
De standpunten
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging door met messen tegen de glazen deur van bakkerij Vatan te slaan en tegen die deur te trappen.
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Er is onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat de verdachte aanwezig is geweest bij de groep jongens die voor bakkerij Vatan stond. De getuigen geven algemene signalementen, die bovendien niet overeenkomen met die van de verdachte. Door de verdediging wordt voorts bepleit dat, indien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wel aanwezig was in de groep, onvoldoende vastgesteld kan worden dat de verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld en ook geen opzet heeft gehad op de door de groep gepleegde geweldshandeling(en).
De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Onder feit 2 is reeds vastgesteld dat de verdachte aanwezig was voor bakkerij Vatan met een machete in de hand. [getuige 1] verklaarde dat op 3 december 2021 een gevecht heeft plaatsgevonden voor bakkerij Vatan. Daarbij stonden de verdachten met kapmessen voor de deur. Zij hebben de deur vervolgens vernield, waardoor het raam en het mechanisme van de deur kapot zijn gegaan. [getuige 3] verklaarde dat de verdachten die voor de bakkerij stonden kapmessen vast hadden en op de glazen deur begonnen te slaan. [getuige 1] verklaarde dat één van hen heeft de deur opengetrapt, waardoor schade is ontstaan aan het raam en de deur.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar ook dat hij gewapend was.
Door te handelen als hiervoor vermeld, heeft de verdachte opzet gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage geleverd. Het is hiervoor niet relevant of de verdachte degene is geweest die met een mes tegen de deur heeft geslagen en getrapt. De rechtbank verwerpt dit verweer en komt tot het oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 4
De standpunten
De officier van justitie stelt dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een machete.
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Immers, [verbalisant 3] kan niet met zekerheid zeggen wat voor voorwerp door de verdachte in de gracht is gegooid. Het mes dat vervolgens in de gracht is aangetroffen, is niet te vergelijken met hoe deze verbalisant het voorwerp heeft omschreven.
De beoordeling
[verbalisant 3] verklaart dat hij de verdachte, voorafgaand aan de aanhouding, achterna is gerend op het moment dat deze wegrende. Door deze verbalisant is gezien dat de verdachte tijdens het rennen een zwart voorwerp, tussen de 30 en 50 centimeter lang in de gracht langs de Westvest heeft gegooid. Het voorwerp leek op een mes in een hoes of een wapenstok. [verbalisant 4] heeft foto’s van de locatie gemaakt, die vervolgens zijn beschreven en toegelicht door [verbalisant 3] . Op 7 december 2021 is door een speciale eenheid op deze locatie gedoken, waarna een mes van 37,5 cm lang is aangetroffen. Uit het onderzoek naar dit mes blijkt dat het een wapen is dat valt onder categorie IV onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een machete voorhanden heeft gehad.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen, en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1.
hij op 3 december 2021 te Delft, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en onbekend gebleven personen opzettelijk van het leven te beroven, de confrontatie met die [slachtoffer 1] heeft opgezocht en die [slachtoffer 1] meerdere malen met een (hak)mes tegen het lichaam heeft geslagen en in het lichaam heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op december 2021 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- met messen tegen de glazen deur van de bakkerij waarin die [slachtoffer 1] zich bevond te slaan en te trappen en daarbij naar die [slachtoffer 1] op dreigende toon te roepen: “kom naar buiten we gaan je doodmaken", en vervolgens
- een luchtdrukwapen op die [slachtoffer 1] te richten en vervolgens de trekker over te halen, waarbij een harde knal vrijkwam;
3.
hij op 3 december 2021 te Delft openlijk, te weten, op de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een glazen deur van bakkerij Vatan door met messen tegen die glazen deur te slaan en tegen die glazen deur te trappen;
4.
hij op 3 december 2021 te Delft een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een machete, waarvan het lemmet meer dan één snijkant had, heeft gedragen.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een jeugddetentie voor de duur van 235 dagen geëist, met aftrek van het voorarrest waarvan 90 dagen voorwaardelijk. Voorts is een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna ook: GBM) voor de duur van zes maanden geëist.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte een geheel voorwaardelijke straf opgelegd dient te worden. Verzocht wordt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij is nog jong en hij doet het goed op school. De verdachte is makkelijk beïnvloedbaar door slechte vrienden. Hij kan dan ook gezien worden als een slachtoffer van zijn vriendengroep.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Het medeplegen van een poging doodslag, het medeplegen van een bedreiging, openlijk geweld tegen een goed en messenbezit. Tijdens een confrontatie in winkelcentrum De Hoven heeft de verdachte op klaarlichte dag samen met twee andere jongens meerdere malen met een machete in de richting van het hoofd en het bovenlichaam van een andere jongen geslagen en gestoken. Gelet op het aantal steekbewegingen is het een wonder dat het slachtoffer slechts relatief licht gewond is geraakt. Nadat het slachtoffer uit het winkelcentrum wist te ontkomen, zette de confrontatie zich buiten voort en heeft de verdachte samen met een grotere groep jongens het slachtoffer bij een bakkerij belaagd en bedreigd met machetes en een luchtdrukwapen. Uit de aangifte van het slachtoffer blijkt dat dit een zeer angstige en bedreigende ervaring voor hem is geweest.
Winkelcentrum De Hoven is een openbare plek, waar het op de dag van de confrontatie – te weten enkele dagen vóór Sinterklaas – extra druk was. Op de camerabeelden is te zien dat er veel mensen in het winkelcentrum aanwezig waren. Veel bezoekers van het winkelcentrum – waaronder ook ouders met jonge kinderen – en het winkelpersoneel zijn die dag dan ook getuige geweest van de gewelddadige confrontatie. Doordat de confrontatie zo plotseling en zo dichtbij het winkelend publiek ontstond, zijn de bezoekers zelf ook blootgesteld aan het risico om geraakt te worden door de machetes en daarbij gewond te raken. Dit moet bij hen een gevoel van enorme angst en onveiligheid teweeg hebben gebracht.
Ook voor de klanten en werknemers van bakkerij Vatan moet de situatie waarbij een grote groep jongens met machetes in de hand voor de bakkerij stond, erg beangstigend zijn geweest. Dat daarbij bovendien met een luchtdrukwapen is geschoten, maakte de situatie extra dreigend, te meer omdat de klanten en werknemers tijdens de confrontatie niet hebben kunnen inschatten of dit een echt vuurwapen was of niet.
De rechtbank leidt uit de processen-verbaal van de politie af dat de achtergrond van de confrontatie gelegen is in de drillrapscene. Uit berichten in de media blijkt dat steeds meer jongeren – zowel binnen als buiten deze scene – (grote) messen bij zich dragen. Dit komt deels voort uit eerdere geweldsincidenten, waardoor sommige jongeren zich niet meer veilig voelen en een mes meenemen om zich te kunnen verdedigen, met alle gevolgen van dien. De rechtbank maakt zich grote zorgen over het messenbezit onder jongeren en de daarmee samenhangende toename van steekpartijen onder jongeren. Ook in de strafzaak van de verdachte en zijn medeverdachten blijkt dat jongeren op straat regelmatig messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er – in hun beleving – een ruzie met leeftijdsgenoten moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor veel onrust in de betreffende wijken en meer algemeen in de maatschappij. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. De rechtbank vindt dit een uiterst zorgelijke ontwikkeling en een groot maatschappelijk probleem.
De rechtbank neemt dit alles de verdachte en zijn medeverdachten zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van het strafblad van 1 maart 2022 vast dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict en het bezit van een steekwapen, en dat hij vanwege deze veroordeling in een proeftijd liep.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 maart 2022. Door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is als volgt gerapporteerd.
De verdachte is in juni 2021 veroordeeld voor een straatroof. Hij kreeg begeleiding vanuit de jeugdreclassering en was voor zijn aanhouding net gestart met behandeling bij de Waag, maar heeft daar nog nauwelijks van kunnen profiteren. Het recidiverisico wordt momenteel als hoog ingeschat. Behandeling en begeleiding vanuit een uiterst strak kader is noodzakelijk om dit risico te verlagen en daarmee de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen, maar ook om de samenleving te beschermen. Daarom acht de RvdK een gedragsbeïnvloedende maatregel op dit moment de meest passende strafafdoening voor de verdachte. De RvdK adviseert een termijn van zes maanden, deze periode wordt lang genoeg geacht om met behulp van het strakke GBM-kader een positieve ontwikkeling in gang te zetten, die hij na deze zes maanden binnen regulier JR-kader kan voortzetten en kan internaliseren. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte in zijn proeftijd, terwijl hij onder toezicht stond, is gerecidiveerd, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat hij weer een misdrijf zal begaan. Daarom acht de RvdK de dadelijke tenuitvoerlegging noodzakelijk. Om te verzekeren dat de verdachte na afloop van de GBM nog enige tijd onder begeleiding van de JR zal blijven acht de RvdK ook een voorwaardelijke jeugddetentiestraf aangewezen.
De heer Bijkerk heeft, namens de Raad, als deskundige ter zitting verklaard dat er zorgen zijn over de keuzes die de verdachte maakt, zeker in groepsverband. De GBM is helpend omdat het een zeer extern sturend kader is. Bovendien wil de verdachte niet langer vastzitten en daarom is het opleggen van deze maatregel een stok achter de deur. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging is het advies om de proeftijd te verlengen, zodat de hulpverlening en schoolgang van de verdachte door kunnen gaan.
Mevrouw Dijkman heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter zitting verklaard dat in het kader van een voorwaardelijke jeugddetentie zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat de verdachte zich nog bezighoudt met drillrap. Het is daarbij belangrijk dat de verdachte andere keuzes gaat maken. Dat is in het belang van zijn eigen veiligheid, maar ook die van anderen. Daarnaast is het belangrijk dat de verdachte verder gaat met een opleiding die hem toekomstperspectief biedt. In het geval van een veroordeling kan hij zijn huidige opleiding niet voortzetten, omdat hij voor werk in die sector een VOG nodig heeft. Met de school van de verdachte wordt gekeken naar wat een goed alternatief voor hem zou zijn. De verdachte dient een zinvolle dagbesteding te hebben, zoals werk en sport. Het is de bedoeling dat hij op deze manier de focus verlegt en vasthoudt. Controlemiddelen, zoals een enkelband, gaan hem daarbij helpen.
Op te leggen straf en maatregel
Jeugddetentie
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de oriëntatiepunten, de justitiële documentatie, de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit voornoemde rapporten en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht. De rechtbank vindt een aanzienlijke jeugddetentie op zijn plaats. Daarvan zal een gedeelte voorwaardelijk worden opgelegd. Gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het aangewezen dat hij voor een langere periode op verschillende gebieden wordt ondersteund en waar nodig wordt gestuurd. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna zullen worden genoemd.
De rechtbank legt een hogere jeugddetentie op dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat de gepleegde feiten voor veel onrust in de maatschappij zorgen. Zoals reeds hiervoor is gesteld, brengen drillrap en wapenbezit onder jongeren een sterk gevoel van onveiligheid teweeg. Gelet hierop heeft de strafoplegging zowel een signaalfunctie voor de verdachte en zijn medeverdachten als voor de maatschappij.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag. Gelet op de ernst van het feit en het rapport omtrent zijn persoon, waaruit naar voren komt dat de verdachte hulpverlening en begeleiding nodig, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van passende hulp. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De rechtbank is verder van oordeel dat de ernst van de begane misdrijven en het advies van de Raad en de jeugdreclassering het noodzakelijk maken om de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op te leggen en dat de maatregel in het belang is van zijn verdere ontwikkeling.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een GBM-maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat de verdachte binnen een duidelijk en strak kader, met intensief toezicht, behandeling moet volgen om het recidiverisico te verlagen, zijn ontwikkeling te bevorderen en de samenleving te beschermen. De GBM-maatregel is hiervoor geschikt omdat er direct een reactie (een ‘time-out’) kan volgen als de verdachte zich niet aan de afspraken of voorwaarden houdt. De verdachte moet immers leren welke consequenties zijn gedrag heeft.
De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van zes maanden, met de door de Raad geadviseerde modules, inclusief de avondklok en elektronisch toezicht. In overleg met de jeugdreclassering kan een eventuele aanpassing van de avondklok en de elektronische controle plaatsvinden, indien dat de positieve ontwikkeling van de verdachte ten goede zou komen, bijvoorbeeld als hij een bijbaan heeft gevonden waarbij hij in de avonduren moet werken.
Indien de verdachte niet of niet naar behoren meewerkt aan de maatregel, acht de rechtbank een vervangende jeugddetentie voor de duur van zes maanden passend en geboden.
De rechtbank zal bevelen dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is, nu er naar het oordeel van de rechtbank rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] - vertegenwoordigd door zijn moeder [naam 4] - heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 1.210,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering dient gematigd te worden tot de schade aan de jas en broek van de benadeelde partij, omdat hiervan duidelijk is dat hieraan schade is toegebracht. De vordering dient hoofdelijk toegewezen te worden. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden. Bij de vordering dient de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering ten aanzien van de jas dient te worden gematigd, nu niet onderbouwd is hoeveel de jas daadwerkelijk gekost heeft. De overige posten dienen te worden afgewezen. Het is niet duidelijk wat de Nike Tech en de Balenciaga socks zijn, of deze echt zijn en hoeveel deze hebben gekost.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de schade aan de jas, voor de helft, te weten een bedrag van € 225,00 toewijsbaar. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd, terwijl nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) opleggen voor het toegewezen bedrag, eveneens te vermeerderen met de wettelijk rente, zodat het CJIB het bedrag zal innen voor het slachtoffer. De rechtbank zal de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie opgelegd bij vonnis van de rechtbank d.d. 24 juni 2021, te weten een jeugddetentie voor de duur van 42 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 1 maart 2022 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te Den Haag d.d. 24 juni 2021. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, zich wederom heeft schuldig gemaakt aan een (ernstig) strafbaar feit.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
dat is volgens de wet:
feit 1
medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 4
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
300 (driehonderd) dagen
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
120 (honderd en twintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jarenonder de voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. zich uiterlijk op de dag na de strafrechtelijke uitspraak zal melden bij Jeugdbescherming west te Den Haag en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling zal volgen en zich zal houden aan de aanwijzingen van de behandelaren, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
4. zich van 18.00 uur tot 07.00 uur zal bevinden op het adres [adres 1] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt en waarbij alleen van deze tijden mag worden afgeweken met toestemming van de jeugdreclassering;
5. zich zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht niet zal bevinden in [adressen] , en zich ter controle van het locatieverbod onder elektronisch toezicht zal stellen voor de duur van maximaal zes maanden
6. gedurende de proeftijd onderwijs volgt;
7. gedurende de proeftijd mee zal werken met de coaches van Coach25, of een soortgelijke instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
8. gedurende de proeftijd een door de jeugdreclassering goedgekeurde positieve dagbesteding heeft in de vorm van werk en hobby’s of sport;
9. zich op geen enkele wijze – direct of indirect – bezig houdt met drillrap, daaronder in het bijzonder maar niet uitsluitend begrepen het maken of verspreiden van drillraps in welke vorm dan ook, het bijdragen aan drillraps, het posten erover of het reageren op uitingen (posts) in verband met of over drillraps via sociale media kanalen of soortgelijke kanalen;
10. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – waaronder ook begrepen via social media, contact zal opnemen, zoeken of hebben met
* [medeverdachte 1] ( [geboortedag 1] -2006),
* [medeverdachte 2] ( [geboortedag 2] -2003) en
* [slachtoffer 1] ( [geboortedag 3] -2004),
zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
11. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
12. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
6 (zes) maanden,
die bestaat uit:
- het volgen van behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, en het houden aan de aanwijzingen van de behandelaren, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- het volgen van onderwijs;
- het meewerken met de coaches van Coach25 of een soortgelijke instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- het hebben van een door de jeugdreclassering goedgekeurde positieve dagbesteding in de vorm van werk en hobby’s of sport;
- het op geen enkele wijze – direct of indirect – bezig houden met drillrap, daaronder in het bijzonder maar niet uitsluitend begrepen het maken of verspreiden van drillraps in welke vorm dan ook, het bijdragen aan drillraps, het posten erover of het reageren op uitingen (posts) in verband met of over drillraps via sociale media kanalen of soortgelijke kanalen;
- het op geen enkele wijze – direct of indirect – waaronder ook begrepen via social media, contact opnemen, zoeken of hebben van contact met:
* [medeverdachte 1] ( [geboortedag 1] -2006),
* [medeverdachte 2] [geboortedag 2] -2003) en
* [slachtoffer 1] ( [geboortedag 3] -2004),
zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- het houden aan een avondklok, van 18:00 uur tot 07:00 uur, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- het verbod om zich te bevinden in het [adressen] , zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde programma;
Stichting Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, heeft tot taak de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat,
dadelijk uitvoerbaaris;
schadevergoeding
veroordeelt de verdachte hoofdelijk, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van €225,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €225,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 december 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling die kan worden toegepast in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt op 0 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen.
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
gehele tenuitvoerlegging jeugddetentie
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 42 dagen, opgelegd bij voormeld vonnis van 24 juni 2021 in de zaak met parketnummers 09-318850-20 en 09-118011-21.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, voorzitter,
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
en mr. A.M. Gruschke, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 31 maart 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, de confrontatie met (de groep van) die [slachtoffer 1] heeft opgezocht en/of die [slachtoffer 1] en/of (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (meerdere malen) met een (hak)mes op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of in het lichaam heeft gestoken en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287; art 302 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47
lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- ( met messen) tegen de glazen deur van de bakkerij waarin die [slachtoffer 1] zich bevond te slaan en/of te trappen en/of (daarbij) naar die [slachtoffer 1] op dreigende toon te roepen: “kom naar buiten we gaan je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of (vervolgens)
- een luchtdrukwapen, althans een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en vervolgens de trekker over te halen, waarbij een harde knal vrijkwam;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Delft openlijk, te weten, op de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een glazen deur van bakkerij Vatan door (met messen) tegen die glazen deur te slaan en/of tegen die glazen deur te trappen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Delft een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een machete/kapmes (merk Gerber), waarvan het lemmet meer dan één snijkant had, heeft gedragen;
(art 27 lid 1 Wet wapens en munitie).
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Feit 1
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 17 maart 2022, inhoudende:
U houdt mij de stills van de camerabeelden in de tram van 3 december 2021 voor. U vraagt mij of ik dat ben. Ja, dat ben ik.
2.
Het proces-verbaal met nummer 2021355121-18 (p. 218 en 222) inhoudende:
Op maandag 6 december 2021 bekeek ik, verbalisant, de beelden van de HTM, bestand genaamd:
3142.mrd.
De beelden betreffen beelden uit de tram Opgenomen op 3-12-2021 vanaf
14:28:34 t/m 15:49:07.
Er hangen 8 werkende camera’s in de tram en zijn genaamd CAM1 t/m CAM8
Aan de hand van de foto’s uit het dossier kon ik, verbalisant, gericht de beelden bekijken.
Ik zag dat, omstreeks 14:59:50 diverse donker geklede personen de tram in stapte. Gezien de
bewegingen en contacten daarna, is het zeer aannemelijk dat deze groep personen elkaar kennen.
..
Ik zag dat tussen deze personen de [verdachte] en [medeverdachte 1] liepen.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-33 (pagina 331-348 van het dossier), inhoudende als verklaring van aangever:
Ik liep op 3 december 2021 door winkelcentrum De Hoven. Ik zie drie jongens en als ze mij zien beginnen ze gelijk allemaal zo aan hun heup te grijpen. Op een gegeven moment, toen ze allemaal aan hun heup begonnen te trekken, zie ik eentje al een bandje losmaken van iets wat hij om zijn heup had. Hij begon al te trekken (heeft zijn linkerhand in zijn vuist bij zijn rechterheup en maakt vanuit daar opwaartse beweging met zijn rechterhand). Toen kwam er een drie tegen één gevecht en blijkbaar was ik in dat gevecht geraakt. Dus je hoort op een gegeven moment ‘kling’. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij kreeg ik op dat moment een mes gelijk zo (beweegt zijn rechterhand voor zich naar beneden en naar links op buikhoogte). Dat zie je nog in mijn jas, dat ik een snijding heb dat zo gaat (sleept rechterhand van borst rechtsboven naar buik linksonder). Toen die messen tegen elkaar aan kwamen, ging ik naar achteren. Ze proberen allemaal op mij in te steken. Ik had later pas door dat ik geraakt was. Als ik wegren, haalt één van die jongens mij in. Hoe één van die jongens mij inhaalt, is dat hij begint te zwaaien naar mijn hoofd (houdt rechterhand met
gebalde vuist rechts naast zijn hoofd en beweegt arm naar beneden), maar dat was al buiten De Hoven. Dus hij begint te zwaaien naar mijn hoofd (houdt rechterhand met gebalde vuist rechts naast zijn hoofd en beweegt arm naar beneden). Dat was tussen de Action en de Afroshop. Hij begon te zwaaien naar mijn hoofd (houdt rechterhand met gebalde vuist rechts naast zijn hoofd en beweegt arm naar beneden). Toen kreeg ik die snee hierzo (trekt met zijn rechter wijsvinger een horizontale lijn over zijn voorhoofd).
4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355130-2 (pagina 28-30 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 3] :
Op maandag 3 december 2021 omstreeks 15:00 uur kregen wij, politieambtenaren [verbalisant 3]
[verbalisant 2] , in uniform gekleed, met de noodhulp in Delft belast, een
melding van het Operationeel Centrum Den Haag. Ik, [verbalisant 3] , zag ter hoogte van de Ireneboulevard kruisend met de Westvest drie jongens liepen die allen in het zwart gekleed waren, mondkapjes op hadden en een getinte huidskleur hadden. Ik zag dat de jongens in onze richting keken, maar rustig doorliepen. Toen ik op de jongens afreed met het dienstvoertuig, zag ik dat de drie jongens begonnen te rennen. Ik, [verbalisant 3] ben achter twee van de jongens gerend. Later bleek één van deze jongens te zijn: [verdachte] ) geboren [geboortedag 4] -2004 (17) te [geboorteplaats 1] .
… om 15:20 uur heb ik [verdachte] aangehouden.
5.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-2 (pagina 102-124 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 5] :
Op vrijdag 3 december 2021 omstreeks 21.42 uur bekeek ik, [verbalisant 5] , de camerabeelden van het incident aan de Troelstrastralaan/Papsouwselaan te Delft. De camerabeelden zijn gemaakt in het winkelcentrum De Hoven. Naar aanleiding van het incident zijn er drie verdachten aangehouden en de kleding van deze drie verdachten is in beslag genomen.
De bovenkleding van de [verdachte] betreft:
-korte donkerblauwe jas met capuchon met horizontale gestikte pockets
-donkerkleurige vest eronder met een capuchon
-donkerkleurige broek
-zwarte schoenen
Ik zag dat de linker persoon de volgende kleding droeg:
- donkerblauwe jas met capuchon met horizontale gestikte pockets
-donkerblauwe capuchon over zijn hoofd
-donkere broek
-donkere schoenen
Deze kleding komt exact overeen met de kleding welke [verdachte] droeg tijdens zijn
aanhouding. Hieruit kan ik afleiden dat de linker persoon op de foto 1 vermoedelijk de [verdachte] betreft. Hierom noem ik deze persoon hierna " [verdachte] ".
6.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-2 (pagina 102-124 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 5] :
Op 3 december 2021 bekeek ik de camerabeelden van het incident aan de Troelstralaan/ Papsouwselaan te Delft. De camerabeelden zijn gemaakt in het winkelcentrum De Hoven.
Ik zag dat drie personen samen aan kwamen lopen, naast elkaar, als een groep. Omstreeks 15.06.49 uur stopte het groepje ineens. Zij leken alle drie tegelijk iets te hebben gezien. Ik zag dat de drie genoemde personen vervolgens naar achteren en opzij stapten. Ik zag dat ze alle drie praktisch tegelijk naar hun rechterzijkant reikten. Tegelijk zag ik een persoon (hierna: man 1) die geheel in donkere kleding was gekleed en het drietal tegemoet liep, abrupt stoppen. Omstreeks 15.7.30 uur zag ik de drie met hun namen genoemde verdachten tegelijk lange voorwerpen uit hun kleding trekken en op de man 1 afrennen. Ik zag dat [verdachte] omstreeks 15.7.5 uur een slaande beweging met het voorwerp in zijn rechterhand maakte in de richting van man 1. Ik zag dat [medeverdachte 1] omstreeks 15.7.6 uur een stekende beweging maakte met het scherpe voorwerp in zijn rechterhand in de richting van de man 1, gevolgd door een slaande beweging met hetzelfde voorwerp. Ik zag dat [medeverdachte 1] achteruit de winkel in bewoog en voor een ogenblik uit beeld kwam. Op dat moment zag ik dat [naam 5] , herkenbaar aan zijn grijze vest die onder zijn jas vandaan kwam, een stekende/slaande beweging maakte met een lang scherp voorwerp in zijn rechterhand in de richting van het hoofd van man 1, omstreeks 15.7.8 uur. De man 1 sprong achteruit om het wapen te ontwijken. Omstreeks 15.7.9 zag ik dat [medeverdachte 1] Wibra weer uitrende en dat hij een scherp voorwerp voor zich uit hield in zijn rechterhand. Ik zag dat [verdachte] een stekende beweging maakte met zijn rechterhand in de richting van het hoofd van de man 1. Ik zag dat [verdachte] omstreeks 15.7.14 uur met het voorwerp in zijn rechterhand twee steek/zwaaibeweging maakte in de richting van het bovenlijf/hoofd van man 1 en maakte [naam 5] twee keer een zwaaibeweging met zijn rechterarm in de richting van de torso van man 1 Tegelijk maakte [verdachte] ook een zwaaibeweging met het voorwerp in zijn rechterhand in de richting van de torso van man 1. Omstreeks 15.7.15 uur maakte [medeverdachte 1] een stap in de richting van man 1 en maakte hij een zwaaibeweging met een voorwerp in zijn rechterhand in de richting van het bovenlijf van man 1. Omstreeks 15.7.18 uur zag ik de rechterarm van [naam 5] met een voorwerp erin naar achteren bewoog en daarna weer naar voren, in de richting van man 1. Tegelijk maakte [verdachte] een zwaaibeweging met zijn rechterhand met een voorwerp erin in de richting van man 1. [medeverdachte 1] maakte ook een steekbeweging met zijn rechterhand met een voorwerp erin in de richting van het hoofd van man 1. Ik zag dat [verdachte] en [naam 5] bewegingen maakten in de richting van man 1. Ik zag dat [medeverdachte 1] opstond. Ik zag dat man 1 zich omstreeks 15.7.22 uur omdraaide en met een voorwerp in zijn rechterhand wegrende in de richting van een van de uitgangen van het winkelcentrum. Ik zag dat [verdachte] , [naam 5] en
[medeverdachte 1] vlak achter hem aan renden (foto 30) eveneens met lange voorwerpen in hun
rechterhanden.
7.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-24 (pagina 265-269 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 6] :
Ik, verbalisant, bekeek naar aanleiding van een steekincident gepleegd op vrijdag 3 december 2021 de camerabeelden van grillroom Acacia, gelegen aan de Papsouwselaan 448 te Delft. Tijdens het veiligstellen van de camerabeelden zag ik dat er een tijdsverschil was tussen de cameratijd en werkelijke tijd van 37 minuten, waarbij het op de cameratijd 37 minuten vroeger was dan de werkelijke tijd. Voor de tijden in dit proces-verbaal heb ik de tijden aangehouden die op de camerabeelden zichtbaar zijn. Om 14:30:44 zag ik een jongen vanaf de linkerzijde het beeld in rennen in de richting van het pad van Troje. Vervolgens is te zien dat er drie personen achter de eerste persoon aan komen gerend. Ik zag dat de personen renden richting het pad van Troje waar zij vervolgens met zijn vieren bleven
staan. Vervolgens is om 14:30:56 te zien dat de personen naar elkaar uithaalden met hun armen. Ik zag dat de jongen met de rode cirkel naar achteren spong alsof hij iets ontweek.
8.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-11 (pagina 132-139 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 7] :
Op zaterdag 04 december 2021 omstreeks 20.45 uur bevond ik mij in het arrestantencomplex van het politiebureau Delft, gelegen aan de Jacoba van Beierenlaan 1 in Delft.
Eerder op de avond had de [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 3] 2004 te [geboorteplaats 2] zich aan het politiebureau in Delft gemeld en werd hij buiten heterdaad aangehouden. [slachtoffer 1] had een donkerblauwe jas en een zwart vest bij zich. Ik zag dat er aan de voorzijde van de jas halverwege de rits een schuine (snij)beschadiging aanwezig was van circa 15 centimeter in lengte. Ik zag dat er aan de achterzijde van de jas ter hoogte van het rechter schouderblad er twee rode verkleuringen aanwezig waren. Ik zag dat er halverwege de rechter mouw aan de achterzijde van de jas een rode verkleuring aanwezig was. Ik zag dat er aan de achterzijde van de rechter mouw ter hoogte van de pols een (snij)beschadiging aanwezig was van circa 3 centimeter in lengte. Ik zag dat er op de capuchon van het Nike vest een beschadiging van circa 2 centimeter in lengte aanwezig was. Ik zag dat er aan de achterzijde van de rechter mouw van het Nike vest ter hoogte van de pols er twee horizontale beschadigingen aanwezig waren van circa 1 en 3 centimeter in lengte. Ik zag dat er rondom de beschadigingen een rode verkleuring aanwezig was.
9.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-5 (pagina 45-47 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 2] :
Op vrijdag 3 december 2021 was ik, [verbalisant 2] , belast met noodhulpsurveillance voor basisteam Delft. Ongeveer ter hoogte van de Zuidwal met de Westvest zag ik een groep lopen die bestond uit drie personen. Ik zag dat de groep bestond uit getinte jongeren die zwart gekleed waren. Ik zag dat zij capuchons en mondkapjes op hadden. Toen ik mijn voertuig parkeerde zag ik dat de groep direct in tegengestelde richting wegrende. Ik besloot één persoon te achtervolgen. Dit bleek later te zijn [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 1] 2006.
… Om 15:19 (heb ik) [medeverdachte 1] aangehouden.
10.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-11 (pagina 84 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 2] :
Op vrijdag 3 december 2021 had ik, [verbalisant 2] , eerdere deze dag [medeverdachte 1]
aangehouden ter zake openbare geweldpleging.
Ik zag dat tijdens deze aanhouding [medeverdachte 1] het volgende signalement had:
- zwart regenjasje met met capuchon en een wit Northface logo op de borst
- zwarte broek
- zwarte schoenen
- zwart mondkapje
- grijs nektasje met opvallend rode baan in de band.
Ik kreeg een aantal uur na de aanhouding camerabeelden te zien van het incident in
winkelcentrum de Hoven. Daarbij kreeg ik een foto te zien van één van de verdachten.
Ik herkende deze verdachte op de foto als [medeverdachte 1] . Ik zag dat hij volledig aan het
signalement voldeed als tijdens zijn aanhouding.
11.
Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 februari 2022, nummer 2022.01.20.081, opgemaakt door dr. C.J. van Dongen (ter zitting als bewijsmiddel toegevoegd), inhoudende:
AAOL5548NL#01, AAOL5549NL#01, AAOL5550NL#01, AAOL5551NL#01,
AAOL5552NL#01 en AAOL5553NL#01 (vloer winkelcentrum ten hoogte van Wibra):
Dit betreffen DNA-profielen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is.
Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] dat DNA-profielen AAOL5548NL#01, AAOL5549NL#01, AAOL5550NL#01, AAOL5551NL#01, AAOL5552NL#01 en AAOL5553NL#01 elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van [medeverdachte 1] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [medeverdachte 1] verwante) persoon.
AAOU6454NL#01 (vanaf lemmet machete):
Dit betreft een afgeleid DNA-hoofdprofiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is.
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAOU6454NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van
[medeverdachte 1] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [medeverdachte 1] verwante) persoon.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-33 (pagina 331-348 van het dossier), inhoudende als verklaring van aangever:
Op 3 december 2021 kwam ik bakkerij Vatan in rennen. Er stonden jongens voor de deur. Eén van hen komt ertussen en ging schieten. Eentje schiet. Toen ik die pistool zag, dacht ik bij mezelf: “So what? Laat. Ik kan nu geen kant meer op.” Op een gegeven moment schoot hij. Hij schoot, ik kijk naar mijn buik en ik denk: “Huh.” Of het is misgegaan, of hij heeft misgeschoten, of het is in mijn buik gekomen.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-24 (pagina 265-269 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 6] :
Ik, verbalisant, bekeek naar aanleiding van een steekincident gepleegd op vrijdag 3 december 2021 de camerabeelden van grillroom Acacia, gelegen aan de Papsouwselaan 448 te Delft. Tijdens het veiligstellen van de camerabeelden zag ik dat er een tijdsverschil was tussen de cameratijd en werkelijke tijd van 37 minuten, waarbij het op de cameratijd 37 minuten vroeger was dan de werkelijke tijd. Voor de tijden in dit proces-verbaal heb ik de tijden aangehouden die op de camerabeelden zichtbaar zijn. Omstreeks 14:30:56 is te zien dat de jongen met de rode cirkel wegrent en bovenin uit het camerabeeld verdwijnt. Vervolgens zag ik dat de drie andere jongens achter de eerste jongen aan renden en uit
beeld verdwenen. Om 14:31:43 uur is te zien dat er een persoon aan de linkerzijde het beeld in komt gerend en rent in de richting van Vatan. Vervolgens is te zien dat om 14:31:58 vanaf links meerdere personen in beeld komen gelopen en bij de ingang van Vatan heen en weer lopen en uiteindelijk voor Vatan blijven staan.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-6 (pagina 155-157 van het dossier), inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 3 december 2021 was ik aan het werk bij bakkerij Vatan. Rond 15.10 uur zag ik een jongen de Vatan binnen kwam rennen en hij riep "waar zijn ze, waar zijn ze?". Rond 15.10 uur zag ik een jongen de Vatan binnen kwam rennen en hij riep "waar zijn ze, waar zijn ze?". Toen ik mij omdraaide naar de voordeur, zag ik een groep van ongeveer tien man buiten de deur van Vatan staan. Ik hoorde ze van alles roepen zoals: "Kom naar buiten we gaan je dood maken". Alle jongens buiten hadden ook kapmessen vast en tikte op de ramen etc.
4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-2 (pagina 15-16 van het dossier), inhoudende de aanhouding van [medeverdachte 2] :
Op vrijdag 3 december 2021 omstreeks 15:20 uur, hield ik op de locatie
[adres 3] , als verdachte aan: [medeverdachte 2] .
5.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050 -48 (pagina 424-427 van het dossier), inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik heb met een luchtdrukwapen geschoten in Vatan. Dat wapen was van mij.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-6 (pagina 155-157 van het dossier), inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 3 december 2021 was ik aan het werk bij bakkerij Vatan. Alle jongens buiten hadden ook kapmessen vast en tikte op de ramen etc. Mijn collega probeerde de deur dicht te doen en toen trapte één van de jongens de deur open. dit zorgde voor schade aan het raam van de deur.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355198-8 (pagina 162-165 van het dossier), inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Op 3 december 2021 was ik aan het werk bij bakkerij Vatan. Ik zag een groep jongens aan komen tussen de 6 en 10 personen. Ik deed dus de deur dicht om ze niet binnen te laten. Op een gegeven moment trokken ze allemaal een mes eruit en begonnen ze op de glazen deur te slaan.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-55 (pagina 356-361 van het dossier), inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op vrijdag 3 december 2021 om 15.21 uur werd ik gebeld door mijn broertje. Hij was op
dat moment aan het werken in Vatan. Hij vertelde mij dat er jongeren met kapmessen voor de deur stonden. Deze jongeren hadden ook de deur vernield. Zowel het raam is kapot als het mechanisme van de deur, deze is gebogen waardoor de deur moeilijk open en dicht kan.
Feit 4
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355130-2 (pagina 28-30 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 3] :
Ik, [verbalisant 3] , zag dat [verdachte] , tijdens het rennen een voorwerp in
de gracht langs de Westvest gooide. Ik zag dat het voorwerp zwart was, tussen de 30
centimeter en 50 centimeter lang en deed mij denken aan een mes in een hoes of een
wapenstok.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021355121-10 (pagina 77 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 4] :
Op 3 december 2021 hoorde ik van college [verbalisant 3] dat hij zag dat er vanaf de kade bij de Westvest een kapmes gelijkend voorwerp in het water werd gegooid. Dit zag [verbalisant 3] toen hij de verdachte achtervolgde. Ik maakte op de locatie foto’s vanaf de kade ter indicatie waar het voorwerp mogelijk het water in gegooid was. Op foto 1 is de locatie zichtbaar waar mogelijk het voorwerp in het water was gegooid. Op deze foto is een rode vierkante arcering aangebracht. Deze arcering is door collega [verbalisant 3] aangebracht als mogelijke locatie waar het voorwerp zich zou bevinden.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer DH5R021050-23 (pagina 263-264 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 3] :
Op dinsdag 7 december 2021 werd door een gespecialiseerde eenheid gedoken om het in de gracht gegooide voorwerp te vinden. Op de door [verbalisant 3] aangeduide locatie werd het voornoemde mes door de gespecialiseerde eenheid aangetroffen.
4.
Het proces-verbaal van politie 20211355121 (pagina 448-449 van het dossier), inhoudende als relaas van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven Ganga:
Het mes met twee snijkanten is aangetroffen in de gracht, ter hoogte van de Zuidwal op de hoek met het Westvest, te Delft. Onder snijkanten wordt niet enkel de scherpe (gladde) snijkanten verstaan, maar ook de gekartelde zaagkanten. Een zaagkant wordt dan ook beschouwd als snijkant. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.

Voetnoten

1.Uit het proces verbaal van politie nummer 20211355121 (p. 265-269 van het dossier) blijkt dat het op de camerabeelden van Grillroom Acacia 37 minuten vroeger is dan de werkelijke tijd.