Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) voor een verzoeker die te maken had met aanzienlijke schulden. De verzoeker, geboren in 1985, heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP, waarbij hij een beroep deed op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verzoeker te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden, ondanks dat er vraagtekens waren bij de goede trouw met betrekking tot een schuld aan de Belastingdienst. De verzoeker gaf aan dat deze schuld was ontstaan door omstandigheden die buiten zijn controle lagen, zoals het weggooien van zijn administratie door zijn ex-partner en een ernstige ziekte van zijn dochter, waardoor hij zijn zakelijke activiteiten verwaarloosde.
De rechtbank heeft de verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn situatie toe te lichten en heeft vastgesteld dat hij sinds 2018 zijn leven weer op de rails heeft gekregen. Hij heeft zijn schulden aangepakt, meerdere banen gehad en zijn alcoholverslaving onder controle gekregen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker momenteel fulltime werkt en geen recente nieuwe schulden heeft laten ontstaan, met uitzondering van twee nagekomen schulden door ongelukkige omstandigheden. Gezien de stabilisatie van de financiële situatie van de verzoeker, heeft de rechtbank besloten om het verzoek tot toepassing van de WSNP toe te wijzen, met inachtneming van de hardheidsclausule.
De rechtbank heeft tevens bepaald dat de bewindvoerder, mr. D. le Pair, een voorschot op de vergoeding mag nemen, zolang de schuldsaneringsregeling loopt en er voldoende geld op de boedelrekening staat. De verzoeker moet zich houden aan alle verplichtingen van de WSNP om in aanmerking te komen voor een 'schone lei'. Deze beslissing is genomen door rechter A.C.M. Höppener en uitgesproken in aanwezigheid van griffier Z.C.J. Hitipeuw.