In deze zaak heeft verzoeker, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) van 5 september 2021, waarin hem werd medegedeeld dat hij geen recht meer had op opvang en voorzieningen. Op 10 januari 2022 heeft het COA dit besluit ingetrokken. Verzoeker heeft op 20 januari 2022 het beroep tegen het oorspronkelijke besluit ingetrokken en tegelijkertijd verzocht om een veroordeling van het COA in de proceskosten. De rechtbank heeft het COA in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar het COA heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank constateert dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten gelijktijdig met de intrekking van het beroep is gedaan en dat het COA deels aan verzoeker tegemoet is gekomen door het besluit in te trekken.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en het COA veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €759,00. Deze kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt voor het indienen van het beroepschrift is toegekend met een waarde per punt van €759,00 en een wegingsfactor van 1. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 23 maart 2022.