ECLI:NL:RBDHA:2022:2785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB 21/5471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens ontbreken gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als gezinslid bij referent, welke door de staatssecretaris op 16 november 2020 werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 14 juli 2021 kennelijk ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Bij de beoordeling van het beroep heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroepschrift van eiseres geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft op 22 november 2021 een herinnering gestuurd, maar ook hierop is geen reactie van eiseres gekomen.

Aangezien niet is voldaan aan de eisen van artikel 6:5 Awb, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/5471

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.W. Badulkhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor ‘verblijf als gezinslid bij referent’ afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar hiertegen kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb bevat het beroepschrift de gronden van beroep. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits eiseres de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een haar daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift van eiseres geen gronden bevat. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 28 september 2021 hierop gewezen en haar in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen vier weken na de verzending van de brief. Daarbij is eiseres erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gronden niet binnen de gestelde termijn worden ingediend. Op 22 november 2021 is aan eiseres een herinnering gestuurd. Eiseres heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Niet is gebleken dat dit niet aan eiseres is toe te rekenen. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 Awb.
3. Het beroep zal daarom kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, op 23 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.