ECLI:NL:RBDHA:2022:2775
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een apotheekmedewerkster, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres had zich op 14 december 2018 ziek gemeld vanwege psychische klachten en ontving een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 14 januari 2020, omdat eiseres volgens hen meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, wat leidde tot een tweede besluit waarin het UWV de beëindigingsdatum van de uitkering aanpaste naar 14 februari 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende medische informatie aanwezig was om tot een oordeel te komen over de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet verplicht was om contact op te nemen met de behandelaars van eiseres, omdat de beschikbare informatie voldoende was om de medische situatie te beoordelen. Eiseres voerde aan dat haar situatie ernstiger was dan door het UWV werd aangenomen, maar de rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de aangenomen beperkingen adequaat waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond. De rechtbank droeg het UWV op om het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden, omdat het UWV het eerste besluit had vervangen na het instellen van beroep door eiseres.