Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
bouwaanvraagzonder meer kan worden afgeleid dat het bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan zal worden gebruikt, en het desbetreffende college, zich bewust van het voorgenomen gebruik, de vergunning in weerwil van de planvoorschriften heeft verleend. Anders dan eiser stelt, doet die situatie zich in dit geval niet voor. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder met het verlenen van de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning in vier appartementen tevens het gebruik van de woning voor short stay heeft vergund. In de vergunning is opgenomen dat op basis van de aard en inhoud van de aanvraag het gebruiksdoel ‘woonfunctie’ is vastgesteld. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het gebruik van de vier appartementen voor short stay niet rechtstreeks voortvloeit uit de verleende bouwvergunning. Voorts kan uit de door verweerder overgelegde vergunningaanvraag niet worden afgeleid dat de appartementen in strijd met de bestemming wonen zouden worden gebruikt. Uit de door eiser ingevulde informatie op het aanvraagformulier voor de omgevingsvergunning (bijvoorbeeld onder punt 5 ‘gebruik’) blijkt dat eiser heeft aangekruist dat het huidige gebruik alsmede het toekomstige gebruik “wonen” zal zijn. De verwijzing van eiser naar de e-mail van 3 juni 2016 geeft geen aanleiding anders te oordelen. Het gaat er immers om of uit de
bouwaanvraagdestijds zonder meer kan worden afgeleid dat de appartementen in strijd met het bestemmingsplan zouden worden gebruikt. Dit heeft eiser niet aannemelijk gemaakt.