ECLI:NL:RBDHA:2022:2738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
20/6387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WW-uitkering wegens onbetaald verlof en beschikbaarheid voor arbeid

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij een schoonmaakbedrijf, een aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ingediend, welke door verweerder is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder. Eiseres was in dienst bij het schoonmaakbedrijf en had onbetaald verlof opgenomen in de periode van de aanvraag. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van het standpunt dat eiseres niet beschikbaar was voor arbeid, omdat zij op eigen initiatief minder was gaan werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet de juiste arbeidsovereenkomsten had overgelegd en dat de urenspecificaties die zij later aanleverde, bevestigden dat zij onbetaald verlof had opgenomen. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de WW besproken en geconcludeerd dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een WW-uitkering. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit van verweerder bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6387

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. de Boorder),
en
de raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. A. Arabkhani).

Procesverloop

In het besluit van 4 augustus 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) afgewezen.
In het besluit van 22 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De gemachtigde van verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en het vooronderzoek hervat, teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen de arbeidscontracten, betrekking hebbend op de periode in geding, aan de rechtbank te doen toekomen.
Op 27 september 2021 heeft de rechtbank nadere stukken van eiseres ontvangen. Daarop heeft verweerder bij brief van 20 oktober 2021 gereageerd.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht op een nadere zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is met ingang van 11 maart 2020 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij schoonmaakbedrijf [bedrijf] . Op 23 juli 2020 heeft eiseres een WW-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder het primaire besluit genomen. De aanvraag is door verweerder afgewezen op de grond dat eiseres heeft aangegeven dat zij op eigen initiatief minder is gaan werken in verband met de zomervakantie van haar kind(eren).
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Dit berust op het standpunt dat eiseres wel beschikbaar is om arbeid te ervaren, maar gebleken is dat zij in de maand augustus onbetaald verlof heeft opgenomen. Daarom kan geen recht op een uitkering ontstaan.
3.1
Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij betoogt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij niet beschikbaar is geweest voor arbeid, omdat eiseres op eigen initiatief minder zou zijn gaan werken. Ook heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat er geen sprake is van arbeidsurenverlies. Het is niet de keuze van eiseres geweest om niet te werken. Ter onderbouwing heeft eiseres twee arbeidsovereenkomst overgelegd, betrekking hebbend op de periodes 1 februari 2018 tot 1 juli 2019 (bij FSO) en 12 november 2018 tot 11 juli 2019 (bij schoonmaakbedrijf [bedrijf] ).
3.2
Verweerder ziet in de beroepsgronden geen aanleiding om zijn standpunt te herzien. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst verweerder naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waarin is bepaald dat geen sprake is van arbeidsurenverlies indien een werknemer geen loon ontvangt en niet werkt en dit berust op een afspraak tussen de werkgever en de werknemer in het kader van de dienstbetrekking. [1]
4.1
Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de arbeidsovereenkomsten die eiseres in beroep heeft overgelegd niet zien op de periode in geding. De gemachtigde van eiseres heeft desgevraagd verklaard dat per abuis de verkeerde arbeidsovereenkomsten zijn overgelegd. De rechtbank heeft daarom het onderzoek geschorst en het vooronderzoek hervat, teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen de arbeidscontracten, betrekking hebbend op de periode in geding, aan de rechtbank te doen toekomen. Naar aanleiding van deze schorsing heeft eiseres urenspecificaties overgelegd van de periode maart 2020 tot en met september 2020 voor haar werkzaamheden bij schoonmaakbedrijf [bedrijf] .
4.2
Vervolgens heeft verweerder een nadere reactie uitgebracht. Verweerder ziet in de overgelegde urenspecificaties geen aanleiding om zijn standpunt te herzien. De urenspecificaties laten volgens verweerder juist zien dat eiseres vóór en na de datum in geding onbetaald verlof heeft opgenomen.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de WW, wordt werkloos de werknemer die:
a. in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder heeft dan zijn gemiddelde aantal arbeidsuren per kalenderweek of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek; en
b. beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
5.2
Op grond van artikel 1, eerste lid, onder g, van de WW wordt onder ‘onbetaald verlof’ verstaan: een tussen werkgever en werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd overeengekomen verlof, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht.
5.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres bij haar aanvraag voor een WW-uitkering heeft aangegeven dat de werkloosheid is ingetreden met ingang van 20 juli 2020. Op dat moment heeft eiseres een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij schoonmaakbedrijf [bedrijf] , die zij op 11 februari 2020 heeft ondertekend. Op pagina zes van die arbeidsovereenkomst is een bijlage bijgevoegd waaruit blijkt dat de werknemer ermee bekend is dat bij de European School of The Hague sprake is van een vaste bedrijfssluiting, dat de werknemer ermee akkoord gaat in die periode zoveel mogelijk vakantie uren op te nemen en dat de werknemer ervoor kiest om onbetaald verlof op te nemen in de periode van bedrijfssluiting waarvoor te weinig vakantie uren zijn opgebouwd. Eiseres heeft deze bijlage ondertekend. Uit de dossierstukken is niet gebleken dat eiseres andere afspraken met de werkgever heeft gemaakt.
5.4
De rechtbank leidt uit de overgelegde urenspecificaties af dat eiseres in de maanden mei, juni, juli en augustus in het jaar 2020 onbetaald verlof heeft opgenomen ten aanzien van haar werkzaamheden bij de European School of The Hague. De uren die eiseres in voornoemde maanden als onbetaald verlof heeft opgenomen zijn naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming met het hetgeen eiseres en haar werkgever zijn overeengekomen, zoals beschreven onder 5.3. Anders dan eiseres veronderstelt leveren de urenspecificaties geen grond op om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van verweerder, die aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. Dat betekent dat de rechtbank eiseres niet volgt in haar standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat geen sprake is van arbeidsurenverlies. Evenmin wordt eiseres gevolgd in haar betoog dat de jurisprudentie waarnaar verweerder heeft verwezen niet op haar situatie van toepassing zou zijn.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op een juiste grondslag berust. Dat betekent dat verweerder de aanvraag terecht en op goede grond heeft afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 1990, gepubliceerd in RSV 1991/99.