ECLI:NL:RBDHA:2022:2685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
C/09/586397 / FA RK 19-9963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herstelbeschikking kinderalimentatie na scheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om herstel van een eerdere beschikking betreffende kinderalimentatie. De vrouw, [X], heeft verzocht om een herstelbeschikking, omdat zij van mening was dat er een kennelijke misslag was in de alimentatieberekening. Volgens haar zou de draagkracht van de man, [Y], € 335,- per kind per maand bedragen, terwijl de rechtbank eerder had vastgesteld dat dit bedrag € 271,50 per kind per maand was. De man heeft verweer gevoerd en aangegeven dat hij bereid was het lagere bedrag te blijven voldoen, maar dat er geen sprake was van een misslag.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw beoordeeld aan de hand van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de rechter de mogelijkheid biedt om kennelijke fouten te corrigeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een kennelijke fout, omdat de vrouw in haar verzoekschrift expliciet om een bijdrage van € 271,50 had verzocht en dit bedrag ook in de overwegingen van de beschikking was genoemd. De rechtbank heeft daarom de verzochte verbetering geweigerd en de beschikking bevestigd.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters C.W. de Wit, C.L. Strop en W.G. de Boer, en is uitgesproken ter openbare zitting. De zaak betreft de scheiding van partijen en de bijbehorende alimentatieverplichtingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 19-9963 (scheiding) en FA RK 20-4742 (huwelijksvermogensregime)
Zaaknummers: C/09/586397 (scheiding) en C/09/596508 (huwelijksvermogensregime)
Datum beschikking: 22 maart 2022

Afwijzing herstelbeschikking

Bijlage bij de beschikking van 18 januari 2022, gegeven op 22 maart 2022
in de zaak waarin op 18 januari 2022 een beschikking is gegeven en uitgesproken, op verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. M.E. Goudriaan te Gouda.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. M.B.C.R. Heemskerk te Amsterdam (voorheen: mr. M. Peeters).

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de brief van 27 januari 2022 van de zijde van de vrouw en van de brief van 3 maart 2022 van de zijde van de man.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt om een herstelbeschikking af te geven. Zij stelt dat er sprake is van een kennelijke misslag. Uit de alimentatieberekening van de rechtbank blijkt dat de draagkracht van de man € 335,- per kind per maand bedraagt. Dit bedrag is hoger dan het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 271,50 per kind per maand. De vrouw verzoekt daarom een herstelbeschikking af te geven waarin wordt bepaald dat de man een bedrag van € 335,- per kind per maand aan kinderalimentatie dient te voldoen.
De man voert verweer. Ter zitting is volgens hem duidelijk aangegeven dat er ingevolge het opstarten van zijn onderneming nog geen bestendig inkomen te reproduceren is, maar dat hij ondanks dat bereid is het bedrag van € 271,50 te blijven voldoen. Voor het overige is er geen discussie gevoerd over de hoogte van de kinderalimentatie, zodat van een misslag geen sprake kan zijn. De man heeft zich bovendien ook niet kunnen verweren tegen een hoger bedrag.

Beoordeling

Op grond van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verbetert de rechter te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een kennelijke fout. De rechtbank overweegt daartoe dat de vrouw bij zelfstandig verzoek onder VI heeft verzocht “te bepalen, dat de man met ingang van de datum van het indienen van het onderhavige verzoekschrift maandelijks tegen een behoorlijk bewijs van kwijting bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te voldoen een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de minderjarige kinderen der partijen ad € 271,50 per kind per maand, althans een door Uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en ingangsdatum.” De vrouw heeft in het lichaam van het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, aangegeven dat zij € 272,50 verzoekt, de rechtbank gaat echter uit van het petitum. Op geen moment in de procedure heeft de vrouw schriftelijk om een hoger bedrag dan € 271,50 verzocht. De rechtbank is bewust tot toewijzing van de door de vrouw verzochte bijdrage van € 271,50 per kind per maand gekomen, waarbij het verzochte bedrag niet alleen in het dictum maar ook in de overwegingen expliciet is genoemd. Het is daarom geen kennelijke schrijffout of kennelijke misslag. De rechtbank zal daarom de door de vrouw verzochte verbetering weigeren.

Beslissing

De rechtbank:
weigert de verzochte verbetering.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W. de Wit, C.L. Strop en W.G. de Boer, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. I.B. van Angeren als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2022.