ECLI:NL:RBDHA:2022:2666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
NL21.19915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende zorgvuldigheid bij afhandeling asielaanvraag en recht op rechtsbijstand

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had op 15 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend, maar was niet verschenen bij de aanmeldgehoor op 25 en 28 oktober 2021. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van beroep niet aan eiser kon worden toegerekend, omdat verweerder het besluit naar het verkeerde adres had gestuurd. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank inhoudelijk op de zaak moest ingaan.

De rechtbank constateerde dat eiser zijn recht op rechtsbijstand in de aanvraagprocedure was onthouden, wat in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De gemachtigde van eiser had aangevoerd dat de IND het voornemen om de aanvraag buiten behandeling te stellen naar de Raad voor Rechtsbijstand had moeten sturen, zodat eiser alsnog een advocaat toegewezen kon krijgen. De rechtbank vond deze stelling niet betwist door verweerder en concludeerde dat er sprake was van een ernstig gebrek in de procedure.

Op basis van deze zorgvuldigheidsgebreken verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00. De rechtbank oordeelde dat het op de weg van verweerder lag om de benodigde zorgvuldigheid te betrachten en eiser in de gelegenheid te stellen te reageren op het voornemen met bijstand van een advocaat. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],
gemachtigde: mr. A.J. de Boer,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 30 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.19917, op 18 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Beroep te laat
1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser te laat beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. Evenmin is in geschil dat verweerder het besluit naar het verkeerde adres heeft gestuurd. Eiser verbleef namelijk niet op het asielzoekerscentrum aan de Elderhofseweg 51 te Arnhem, waar het besluit naartoe is gestuurd. Verweerder heeft het besluit dus niet op de juiste wijze bekend gemaakt, waardoor de termijnoverschrijding niet aan eiser kan worden toegerekend. De rechtbank zal dan ook inhoudelijk ingaan op de zaak.
Niet verschijnen bij aanmeldgehoren
2.1
Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Op 15 oktober 2021 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend. Op 25 oktober 2021 stond er een aanmeldgehoor met eiser gepland. Hij is daar, zonder opgave van redenen, niet verschenen. Vervolgens heeft verweerder op 28 oktober 2021 opnieuw een aanmeldgehoor met eiser gepland, waar hij wederom niet is verschenen. In beroep stelt eiser dat hij de uitnodigingen voor deze gehoren niet heeft ontvangen.
2.2
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder heeft in het verweerschrift en de daarbij behorende bijlagen uiteen gezet hoe de procedure is verlopen. De gehoorambtenaar heeft voorafgaand aan het uitbrengen van het eerste rapport ‘niet verschijnen voor gehoor’ bij het COA navraag gedaan. Door het COA werd aangegeven [1] dat eiser zijn uitnodiging voor het gesprek op 25 oktober 2021 wel heeft opgehaald, maar niet is verschenen voor zijn gehoor. Met betrekking tot het geplande aanmeldgehoor van 28 oktober 2021 volgt uit de informatie [2] dat in Smartflow (het plansysteem) staat dat eiser zijn uitnodiging heeft opgehaald en dat het COA vertelde dat eiser wel in Ter Apel verbleef. Daarom is ook voor dit gehoor een rapport ‘niet verschijnen voor gehoor’ opgemaakt. Er zijn door eiser geen feiten of omstandigheden gesteld waarom hij niet is verschenen op 25 dan wel 28 oktober. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiser niet heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen.
Verzending van het voornemen
3.1
Op 15 november 2021 heeft verweerder het voornemen geuit de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. [3] Eiser stelt in beroep dat hij dit voornemen niet heeft ontvangen. Ter zitting stelt eisers gemachtigde namens hem dat hij maar enkele dagen in het asielzoekerscentrum te Arnhem (Elderhofseweg 51) heeft verbleven en dat niet onvoorstelbaar is dat eiser het voornemen in alle hectiek niet heeft ontvangen.
3.2
In het verweerschrift licht verweerder toe dat de centrale verzending van stukken geautomatiseerd plaatsvindt via het gegevensverwerkingssysteem Indigo. Bij het verweerschrift zit een printscreen van Indigo, waaruit volgt dat het postadres op de brief met volgnummer ‘1’ de adressering is van de verzending van het poststuk. De ‘aanbiedingsbrief gemachtigde’ is tezamen met het voornemen verstuurd naar het verblijfsadres van eiser ten tijde van het voornemen, namelijk Elderhofseweg 51 te Arnhem. Uit de informatie volgt dat op 15 november 2021 een aanbiedingsbrief en voornemen zijn aangemaakt en dat deze zijn verzonden op dezelfde datum, waarbij is vermeld ‘bericht verwerkt’ met als datum
16 november 2021. Volgens vaste jurisprudentie [4] biedt deze werkwijze van verweerder voldoende waarborgen voor een juiste postverzending en registratie. Niet in geschil is dat eiser in de periode 14 tot 18 november 2021 verbleef op het asielzoekerscentrum aan de Elderhofseweg 51 te Arnhem. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het voorgaande voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aanbiedingsbrief en het voornemen zijn verzonden naar het juiste adres van eiser. Het ligt vervolgens op de weg van eiser om dit gemotiveerd te betwisten. Met de enkele stelling dat het gelet op de korte verblijfsduur van eiser op dit adres niet onvoorstelbaar is dat hij het voornemen niet heeft ontvangen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de ontvangst van de stukken. Daar komt bij dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het dagelijks raadplegen van de postlijst. Het lag op de weg van eiser zijn post te raadplegen, in plaats van op de weg van verweerder om meer inspanningen te verrichten, zoals door eiser is gesteld. Het moet er dus voor worden gehouden dat eiser het voornemen kort na
15 november 2021 heeft ontvangen. Het enkele feit dat het document getiteld is ‘aanbiedingsbrief gemachtigde’, terwijl er op dat moment nog geen gemachtigde in beeld was, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van een onzorgvuldige procedure.
Recht op rechtsbijstand
4.1
Verweerder stelt dat gedurende de aanmeldfase geen sprake is van (kosteloze) rechtsbijstand. Na de rust- en voorbereidingstermijn, zoals bedoeld in artikel 3.109 van het Vb [5] , vangt de asielprocedure aan en krijgen vreemdelingen via de Raad voor Rechtsbijstand in principe een advocaat toegewezen. Eiser stelt dat hij het bestreden besluit op of kort voor 21 december 2021 heeft ontvangen op het asielzoekerscentrum te Sneek en dat hij voor
21 december geen juridische bijstand heeft gehad van een advocaat en niet door een advocaat is voorbereid op zijn asielprocedure. Een medewerkster van Vluchtelingenwerk heeft de gemachtigde op 21 december verzocht om eiser bij te staan.
4.2
De gemachtigde van eiser stelt dat normaal gesproken - als een voornemen wordt verzonden terwijl nog geen advocaat aan de vreemdeling is toegewezen - de IND dat voornemen naar de Raad voor Rechtsbijstand stuurt, zodat alsnog een advocaat kan worden benaderd. De rechtbank stelt vast dat deze stelling niet door verweerder is betwist. Nu eiser al bij zijn aanvraag heeft aangegeven gebruik te willen maken van gesubsidieerde rechtsbijstand, is sprake van een ernstig gebrek door hem zijn recht op rechtsbijstand in de aanvraagprocedure in het geheel te onthouden. De rechtbank vindt daarom dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende zorgvuldig is geweest.
Conclusie
5. Op grond van dit zorgvuldigheidsgebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het op de weg van verweerder ligt om alsnog de benodigde zorgvuldigheid te betrachten en eiser in de gelegenheid te stellen te reageren op het voornemen met bijstand van een advocaat of rechtsbijstandverlener. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit naar het zich laat inzien geen efficiënte werkwijze zou inhouden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.H. van Ham - Kolk, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekend gemaakt op de hieronder vermelde datum. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dit volgt uit de e-mail van de hoormedewerker van 9 februari 2022.
2.Waaronder de e-mail van een medewerker van het asielzoekerscentrum Ter Apel van 7 februari 2022.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:358.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.