ECLI:NL:RBDHA:2022:2655
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van middelenvereiste en Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Turkse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier, met als doel verblijf bij zijn referente, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft en een Wajong-uitkering ontvangt. De aanvraag werd afgewezen op basis van het middelenvereiste zoals vastgelegd in artikel 3.22 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek had verricht naar de arbeidsongeschiktheid van de referente, ondanks dat zij sinds 2014 een Wajong-uitkering ontvangt en beperkingen heeft die haar arbeidsparticipatie belemmeren.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de referente niet als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de specifieke omstandigheden van de referente. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, die op € 1.518,- werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen in het kader van het middelenvereiste en de toepassing van de Wajong-regeling.