ECLI:NL:RBDHA:2022:2636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
09-177469-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging in Zoetermeer

Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekincident en openlijke geweldpleging in Zoetermeer. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2003, werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] [geboortedag 4] op 6 juli 2021 [slachtoffer 1] heeft gestoken, waarbij hij ernstig letsel opliep. De verdachte had eerder bedreigingen geuit via spraakberichten. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. Daarnaast vond de rechtbank dat de verdachte op 29 mei 2021 betrokken was bij openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3], waarbij hij deel uitmaakte van een groep die de aangever aanviel. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 540 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan een coachingstraject.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09-177469-21
Datum uitspraak 24 maart 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
hierna te noemen: de verdachte,
geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zittingen van 2 september 2021, 25 november 2021 en 15 februari 2022 (regiezittingen), 23 februari 2022 (inhoudelijke behandeling) en
10 maart 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. P. de Jonge en de advocaat van de verdachte is mr. S.V. Jansen te Zoetermeer. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat, ten laste gelegd dat:
1. hij op 6 juli 2021 in Zoetermeer, samen met een of meer anderen en met voorbedachten rade geprobeerd heeft G. [slachtoffer 1] van het leven te beroven (
primair), dan wel dat hij samen met een of meer anderen en met voorbedachten rade G. [slachtoffer 1] geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair);
2. hij op 29 mei 2021 in Zoetermeer, samen met anderen door middel van geweld
A.I. [slachtoffer 2] heeft beroofd;
3. hij op 29 mei 2021 in Zoetermeer, openlijk geweld met zwaar lichamelijk letsel heeft gepleegd tegen K.G. [slachtoffer 3] (
primair), dan wel dat hij hier medeplichtig aan is geweest (
subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde, het medeplegen van de poging tot moord, alsmede de onder 2 ten laste gelegde straatroof en de onder 3 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft begaan.
Daartoe heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht.
Op 29 mei 2021 heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan de beroving van de aangever [slachtoffer 2] en de openlijke geweldpleging tegen de beide aangevers. De verdachte is met de medeverdachten achter de aangevers aangerend. Zij hebben vervolgens eerst de aangever [slachtoffer 3] geslagen en geschopt totdat deze kon ontkomen. Vervolgens heeft de hele groep verdachten zich gekeerd tegen de aangever [slachtoffer 2] . Hij is geschopt en geslagen waarbij hij van zijn tas is beroofd.
Voorafgaand aan het feit van 6 juli 2021 heeft de verdachte via spraakberichten bedreigingen geuit richting de aangever [slachtoffer 1] . In deze spraakberichten heeft de verdachte onder andere gedreigd dat de aangever een kogel op zijn hoofd zou krijgen en dat als hij de aangever zou pakken deze gewoon dood is. Hij heeft hiermee het plan kenbaar gemaakt dat hij de aangever wilde doden. Vervolgens is de aangever op 6 juli 2021 neergestoken en zijn de verdachte en zijn broer vlakbij de plaats delict aangehouden. Zij voldeden aan het door de aangever opgegeven signalement en de nabij aangetroffen schoensporen komen overeen met de schoenen van de verdachte en zijn broer. Daar komt nog bij dat de verdachte zijn vriendin een berichtje heeft gestuurd dat hij iets heeft gedaan en zij hem een paar dagen niet zal zien. Daarnaast is op de telefoon van de verdachte een bericht aan zijn vriendin aangetroffen dat twee minuten na de melding van de steekpartij is verstuurd met daarin de tekst: ‘ik heb [slachtoffer 1] gestoken’. Gelet hierop is de officier van justitie van mening dat de verdachte zich samen met zijn broer schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op de aangever.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten en daartoe – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende betoogd.
(medeplegen van poging tot moord/het toebrengen zwaar lichamelijk letsel)De verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij het incident van 6 juli 2021. Hij heeft niemand gestoken die nacht. De verdachte was daar met zijn broer in de buurt om een sigaret te roken. De verdachte ontkent eveneens het bericht aan [naam 1] te hebben verstuurd dat hij [slachtoffer 1] zou hebben gestoken. Overigens is er geen sprake van poging moord, er was geen vooropgezet plan en er zijn eerst klappen gevallen en toen pas is gestoken, zodat hooguit sprake is van poging doodslag.
(de diefstal met geweld en het openlijk geweld)Ten aanzien van deze feiten heeft de verdachte erkend dat hij op 29 mei 2021 aanwezig was bij de beroving van de aangever [slachtoffer 2] en de openlijke geweldpleging van de aangever [slachtoffer 3] . Er is geen bewijs dat hij de anderen heeft uitgelokt of laten weten dat wraak moest worden genomen omdat hij ruzie had gehad bij de ingang van Albert Heijn. De verdachte heeft verder geen enkele bijdrage geleverd aan het medeplegen van de diefstal met geweld of de openlijke geweldpleging. Er was geen sprake van een gezamenlijke opzet en uitvoering op het wegnemen van goederen bij de aangever [slachtoffer 2] . Bovendien is het enkel met andere personen, het zogenoemde getalsmatig versterken, oplopen of rennen richting een bepaald persoon, zoals de aangever [slachtoffer 3] , onvoldoende voor deelname aan openlijk geweld in vereniging en heeft de verdachte verder geen geweldshandelingen jegens [slachtoffer 3] gepleegd. Indien de verdachte door de rechtbank op de beelden zou worden herkend, zou hooguit sprake kunnen zijn van medeplichtigheid, door het verschaffen van een wit/rode ketting aan een andere jongen. Ten slotte is niet gebleken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3] zodat hiervan in ieder geval partieel zou moeten worden vrijgesproken.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Feit 1 – het steekincident op 6 juli 2021
Inleiding
In de nacht van 6 juli 2021 is de aangever [slachtoffer 1] gestoken in zijn buik en in zijn rug. De steekwond op zijn rug heeft zijn long geraakt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door twee jongens is aangevallen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat er die nacht met [slachtoffer 1] is gebeurd en of en zo ja, op welke wijze, de verdachte hierbij betrokken was.
De bewijsmiddelen
Verklaring van aangever
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 6 juli 2021 omstreeks 01:00 uur in een park in Meerzicht in Zoetermeer liep. In het park werd hij aangesproken door twee jongens. Zij vroegen aan hem of hij [slachtoffer 1] was. [slachtoffer 1] herkende de stem van één van de jongens die hem aansprak. Hij had namelijk via Instagram een aantal spraakberichten ontvangen van een persoon met het [account naam 1] . In deze berichten werd [slachtoffer 1] bedreigd. Een van de jongens pakte [slachtoffer 1] van achteren vast. Hij voelde de armen van de jongen om zich heen slaan en dat de jongen hem stevig omklemde. Deze jongen had van de zijkanten opgeschoren haar en bovenop zijn hoofd krullen. De jongen was in het zwart gekleed en droeg schoenen met een witte zool. De tweede jongen kwam op [slachtoffer 1] aflopen terwijl de eerste jongen [slachtoffer 1] vasthield en gaf [slachtoffer 1] meteen een klap op zijn gezicht. [slachtoffer 1] kon zich los worstelen uit de armen van de eerste jongen en uit reflex sloeg [slachtoffer 1] de tweede jongen terug. De tweede jongen pakte toen een groot keukenmes, van ongeveer 40 centimeter, uit zijn rechterjaszak. Hij werd toen aan de rechterkant van zijn buik gestoken. Nadat hij de eerste keer was gestoken draaide [slachtoffer 1] zich om en wilde wegrennen. Hij gleed echter weg over het gras, dat vochtig was en viel voorover op zijn knieën. Hij denkt dat hij toen in zijn rug is gestoken, aan de linkerzijde van zijn ruggenwervel, ter hoogte van zijn long. De steekwond heeft zijn long geraakt. Hij heeft niet gezien wie hem de tweede keer heeft gestoken. De jongen die [slachtoffer 1] heeft gestoken was ongeveer 1.85 meter lang, had een normaal postuur en had een baardje van een paar dagen oud. De jongen droeg een zwarte Adidas trainingsbroek met witte strepen aan de zijkant. [2]
Aanhouding van verdachte
Op 6 juli 2021 rond 01:55 uur hoorde de [verbalisant 1] dat er een eenheid van Zoetermeer gestuurd werd naar een steekpartij waarbij de verdachte mogelijk een bos in was gerend. De verbalisant is er naartoe gegaan en heeft in eerste instantie eerste hulp aan het [slachtoffer 1] verleend. Nadat het slachtoffer in de ambulance lag, kreeg de verbalisant van een collega het signalement van de twee verdachten en is in de richting van het Zalkerbos in Zoetermeer gefietst. Omstreeks 02:30 uur kwamen twee jongens hem op het voetpad tegemoet lopen. Jongen 1 was licht getint, rond de 18 jaar, droeg een zwart t-shirt met korte mouw, een zwarte joggingbroek met twee witte strepen aan de zijkant van het merk Black Bananas en witte Nike Airforce sportschoenen. Deze jongen bleek [verdachte] te zijn. Jongen 2 was rond de 18 jaar oud, droeg een dikke zwartkleurige jas, een zwarte joggingbroek en zwarte met witte Nike’s Zoom. Jongen 2 bleek [medeverdachte 1] te zijn. De verbalisant heeft foto’s van de twee jongens gemaakt en naar zijn collega’s gestuurd die nog bij [slachtoffer 1] stonden. Ook heeft hij foto’s gemaakt van de schoenzolen van de verdachte. De verbalisant kreeg te horen dat het signalement van de twee jongens voldeden aan het signalement van de verdachten. Hierop zijn de verdachte en zijn tweelingbroer, [medeverdachte 1] aangehouden. [3]
De kleding van de verdachte
Bij de aanhouding droeg de verdachte een zwarte Black Bananas trainingsbroek met witte strepen in de lengterichting, een zwart T-shirt van het merk The North Face en witte Nike schoenen met een zwart Nike teken. Door het [slachtoffer 1] is verklaard dat de broek van de verdachte een zwarte Adidas broek met witte strepen in de lengte richting zou moeten zijn. Beide modellen lijken erg op elkaar. Het wordt aannemelijk geacht dat, gezien het tijdstip, de heftigheid van het incident en de vermoedelijke snelheid waarmee het incident plaats heeft gevonden, het slachtoffer zich heeft vergist in het merk van de broek. [4]
De telefoon van [slachtoffer 1]
heeft bij de politie verklaard dat hij de stem van een van de verdachten dacht te herkennen van iemand van wie hij via Instagram spraakberichten had gekregen. Die berichten gingen over een ruzie met een meisje.
De politie heeft de telefoon van [slachtoffer 1] onderzocht. Op 30 juni 2021 heeft [slachtoffer 1] via Instagram diverse berichten van een zekere [account naam 1] ”ontvangen en ook spraakberichten. In het eerste spraakbericht wordt gezegd: ‘mattie doe rustig of je krijgt kanker bullet op je kanker hoofd he’. Vervolgens wordt met het account van [slachtoffer 1] gereageerd met ‘ik neuk [naam 1] ’. De politie weet dat de verdachte de vriend van [naam 1] is.
Vervolgens zijn er meerdere spraakberichten gestuurd door “ [account naam 1] ”, waarin onder meer is gezegd: ‘Broer luister je mag woorden doen, je mag alles wat je wil doen, snap je. Maar als je wordt gepakt, geloof mij, je bent dood’ en ‘Ik ga je overal zoeken, als ik pak jou, je bent gewoon dood. Je moet niet met mij spelen. Als ik pak jou je bent gewoon dood. Kanker homo’. [5]
De telefoon van de verdachte
De telefoon van de verdachte is in beslag genomen en door [verbalisant 2] onderzocht. Te zien was dat door de verdachte -onder meer- de volgende emailaccounts en social media-accounts werden gebruikt: “ [account naam 1] ” en “ [account naam 2] ”.
Op de smartphone bevonden zich ook meerdere chatgesprekken, gevoerd op Instagram en Snapchat op 30 juni 2021, een week voor het steekincident. Vanaf de betrokken smartphone werden door het Instagram-account “ [account naam 1] ” (het account van de verdachte) tien berichten naar het account “ [account naam 3] ” gestuurd. Uit de verklaring van het [slachtoffer 1] bleek dat het account “ [account naam 3] ” door hem werd gebruikt. [6] Uit de gesprekken bleek dat de verdachte boos was op [slachtoffer 1] en dat [naam 1] , de vriendin van de verdachte in de berichten een centrale rol leek te hebben.
[verbalisant 2] heeft voorts in de telefoon gezien dat in de periode van 14 mei 2021 tot en met 6 juli 2021 via Snapchat tussen “ [account naam 2] ” en een andere partij “510” berichten werden uitgewisseld, waaronder op 5 juli 2021: ‘Eyy [naam 1] , nii kkr dom doen’ en ‘BBitch je weet ik ga alleen met jou dus Wrm ben je dom?’. De tegenpartij stuurde op dezelfde dag in dit gesprek ‘Lief van je’ en ‘Dat je vandaag weer bij me slaapt’. De verbalisant concludeert hieruit dat dit een gesprek tussen de verdachte en zijn vriendin [naam 1] is. Op 6 juli 2021 01:53:43 uur werd vanaf de betrokken smartphone, door het Snapchataccount “ [account naam 2] ” aan [naam 1] het volgende bericht verzonden: ‘ik heb [slachtoffer 1] gestoken’. [7]
Getuige [naam 1]
heeft op 6 juli 2021 bij de politie verklaard dat ze sinds twee maanden samen is met de verdachte. Als het om haar gaat wordt hij heel boos, ook als zijn vrienden iets over haar zeggen. Ze weet dat hij gisterenavond naar buiten ging. Ze hadden daarna nog gebeld en veel gesproken via Snap. Om 00:00/00:30 uur zei hij ‘slaap lekker’. Toen ze wakker werd keek ze naar zijn locatie en die was op het politiebureau. Ze las toen het bericht dat hij stuurde dat hij iets had gedaan en ‘dus ga je mij een paar dagen niet zien’. Ze weet niet hoe laat ze dit bericht heeft ontvangen. De Instagram account naam van de verdachte is “ [account naam 1] ”. “ [account naam 2] ” is zijn Snapchat.
De verdachte zou ruzie kunnen hebben met [naam 2] en [slachtoffer 1] . Ze hadden een bericht gestuurd met een nepaccount met haar foto met accountnaam “ [account naam 3] ”. Ze kennen elkaar niet persoonlijk, er is alleen via Instagram contact geweest. [8]
De verklaring van de verdachteDe verdachte heeft bij de politie en ter zitting ontkend bij de steekpartij te zijn betrokken. Hij heeft onder andere verklaard dat zijn broer en hij die nacht samen buiten waren om te blowen. Het Snapchatbericht ‘ik heb [slachtoffer 1] gestoken’ is niet met zijn telefoon gestuurd en hij weet er niets van.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] door de verdachte en zijn medeverdachte – tweelingbroer [medeverdachte 1] – is aangevallen, waarbij hij eerst tegen zijn hoofd is geslagen en daarna meermalen is gestoken. De verdachte is op maandagnacht 6 juni 2021 om 02:35 uur met [medeverdachte 1] in de nabije omgeving van het steekincident aangehouden ongeveer 40 minuten na de melding bij de politie (om 01:51 uur). [slachtoffer 1] heeft signalementen gegeven van de jongens die hem hebben vastgehouden, geslagen en gestoken. Deze signalementen komen overeen met de signalementen van de verdachte en [medeverdachte 1] (en de foto’s die vlak na het delict van hen zijn gemaakt). Ten aanzien van de verdachte komen het postuur, het baardje en de strepen op de broek overeen met de beschrijving van [slachtoffer 1] . Ten aanzien van [medeverdachte 1] valt met name op dat [slachtoffer 1] beschrijft dat de jongen die hem vasthield aan de zijkanten op opgeschoren haar had en bovenop krullen, hetgeen volledig overeenkomt met de door de politie bij de aanhouding gemaakte foto van [medeverdachte 1] . Dat de verdachte een ander merk broek aan had dan door [slachtoffer 1] wordt genoemd, doet aan de vergelijking van de kleding niet af, nu de broeken van Adidas en Black Bananas qua streeppatroon zeer op elkaar lijken.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij de stem van één van de jongens die hem heeft aangevallen herkende als de stem van de jongen die hem voorafgaand aan het steekincident meerdere spraakberichten heeft gestuurd. Deze spraakberichten zijn teruggevonden op de telefoon van [slachtoffer 1] en bleken verstuurd door het [account naam 1] . Zowel uit het politieonderzoek van de telefoon van de verdachte als uit de verklaring van [naam 1] , de vriendin van de verdachte volgt dat dit account van de verdachte is.
Ten slotte is op de telefoon van de verdachte het vanaf die telefoon om 01:53:43 uur naar [naam 1] gestuurde Snapchatbericht ‘ik heb [slachtoffer 1] gestoken’ aangetroffen. Dit bericht is dus verzonden vlak nadat [slachtoffer 1] is gestoken.
De rechtbank is gelet op dit alles van oordeel dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] verantwoordelijk is voor het steken van [slachtoffer 1] .
De verdachte had al enige tijd ruzie met [slachtoffer 1] , waarbij hij hem meermalen via Instagram ernstig heeft bedreigd. De ruzie had te maken met zijn vriendin [naam 1] , die al twee maanden een rol speelde in zijn leven. De verdachte is midden in de nacht samen met [medeverdachte 1] naar een plek gegaan waar zij [slachtoffer 1] zijn tegengekomen. De verdachte heeft gevraagd ‘ben jij [slachtoffer 1] ’ en [medeverdachte 1] heeft hem vastgehouden, zodat de verdachte hem -in eerste instantie- ongehinderd kon slaan. De rechtbank gaat mede gelet op de uiterlijke verschijningsvorm dan ook uit van een gerichte aanval tegen [slachtoffer 1] , waaraan de verdachte en [medeverdachte 1] gezamenlijk uitvoering hebben gegeven en waarbij zij intensief hebben samengewerkt.
Toen [slachtoffer 1] zich vervolgens kon losmaken en zich verweerde heeft de verdachte hem met een mes gestoken, waarna [slachtoffer 1] probeerde te vluchten, daarbij viel en zelfs een tweede keer in zijn rug is gestoken. De verdachte heeft [slachtoffer 1] de eerste keer gestoken en mede gelet op de proceshouding van zowel de verdachte als de medeverdachte, zij ontkennen iedere betrokkenheid bij de geweldpleging, zijn de concrete omstandigheden waaronder de tweede keer is gestoken niet vast te stellen. Ook is niet vast te stellen of de tweede messteek door de verdachte of [medeverdachte 1] is toegebracht. Gelet op de intensieve samenwerking tussen de broers bij de geweldpleging, acht de rechtbank bewezen dat sprake was van een dusdanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] dat sprake is geweest van medeplegen. Dit betekent dat alle gepleegde geweldshandelingen tezamen in ogenschouw worden genomen en aan zowel de verdachte als diens medeverdachte kunnen worden toegerekend.
Voorbedachte raad?
Voor een bewezenverklaring van de impliciet ten laste gelegde poging tot moord (het bestanddeel voorbedachte raad) moet komen vast te staan dat iemand zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat iemand voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing voor voorbedachte raad maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [slachtoffer 1] met voorbedachte raad is gestoken. Daartoe is het volgende van belang. De rechtbank heeft in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen gezien dat de verdachte ruzie had met [slachtoffer 1] en hem een week voor het steekincident meerdere keren spraakberichten heeft gestuurd waarin hij hem met de dood bedreigde. Anders dan door de officier van justitie betoogd, blijkt volgens de rechtbank echter onvoldoende dat de verdachte dit voornemen daadwerkelijk ten uitvoer wilde brengen, mede gelet op het feit dat hij [slachtoffer 1] – terwijl deze door [medeverdachte 1] werd vastgehouden – eerst heeft geslagen. Pas nadat [slachtoffer 1] zich losrukte en zich verweerde heeft de verdachte vervolgens – kennelijk in boosheid – een mes getrokken en daarmee gestoken. De tweede keer dat [slachtoffer 1] – door de verdachte of [medeverdachte 1] – is gestoken volgde zo kort op de eerste keer dat sprake is van een te korte tijdspanne om voorbedachte raad aan te nemen. De verdachte zal dus van de poging tot moord worden vrijgesproken.
Poging tot doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de mogelijke dood van [slachtoffer 1] en zich dus schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Volgens vaste rechtspraak is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg (in dit geval de dood) indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en deze kans vervolgens bewust heeft aanvaard (op de koop toegenomen). Of dit in een concreet geval moet worden aangenomen is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
is met een mes in zijn buik en rug gestoken, waarbij zijn long is geraakt. Hij is dus geraakt in vitale delen van het lichaam en als daarin wordt gestoken kan dit letsel veroorzaken dat tot de dood leidt. Door dit handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachte dus minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] aanvaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als een poging tot doodslag.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] .
3.3.2
Feiten 2 en 3 – de diefstal met geweld en het openlijk geweld op 29 mei 2021
Inleiding
Op 29 mei 2021 bevonden de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich in Albert Heijn in het winkelcentrum Meerzicht in Zoetermeer. Toen zij Albert Heijn uitliepen zijn zij door een groep jongens achterna gerend en mishandeld en is [slachtoffer 2] van zijn tas beroofd.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld wat er die dag met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is gebeurd en welke betrokkenheid de verdachte daarbij had.
De bewijsmiddelen
De verklaring van aangevers
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 met [slachtoffer 3] en zijn vriendin in Albert Heijn in Meerzicht te Zoetermeer was. Toen zij bij Albert Heijn naar binnen liepen zag [slachtoffer 2] twee jongens de winkel uitlopen. Deze jongens waren later ook bij de beroving. De jongens zeiden op agressieve toon ‘wat is er dan’. [slachtoffer 3] liep naar de jongens toe en zei ook ‘wat is er dan’. [slachtoffer 2] hoorde niet wat de jongens verder tegen elkaar hebben gezegd. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] liepen vervolgens Albert Heijn in. Toen zij de winkel uitliepen richting de auto hoorde [slachtoffer 2] achter hen mensen roepen. Hij hoorde dat ze schreeuwden: ‘Wat doen jullie stoer?’ Dit was een groep van 9 à 10 personen. De groep liep 2 à 3 meter achter hen. De groep rende op [slachtoffer 3] af. [9] [slachtoffer 3] rende weg naar het einde van de parkeerplaats. [slachtoffer 2] zag vervolgens dat de groep op hem af kwam rennen en op hem in begon te slaan. Hij voelde verschillende malen vuistslagen tegen zijn hoofd. Door de klappen op zijn hoofd is hij op de grond gevallen. Toen [slachtoffer 2] op de grond lag is hij ook geschopt in zijn zij en tegen zijn hoofd. Ondanks dat [slachtoffer 2] ‘stop’ riep, gingen de jongens door met slaan en schoppen. [slachtoffer 2] hoorde dat een jongen zei: ‘Pak zijn tas, pak zijn tas’. [slachtoffer 2] lag op dat moment op de grond met zijn ogen dicht en handen voor zijn gezicht om zichzelf te beschermen. [slachtoffer 2] voelde dat er aan zijn tasje werd getrokken. Uiteindelijk is het de daders toch gelukt om het tasje af te pakken. De daders renden daarna met zijn allen weg. Toen durfde hij pas zijn ogen open te doen.
[slachtoffer 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 samen met zijn vriendin [naam 3] en [slachtoffer 2] naar Albert Heijn aan de Middelwaard in Zoetermeer ging. Toen zij de winkel binnen liepen, zongen zij een liedje. Daar reageerde een jongen op met ‘Wat is er’. Deze jongen was met een andere jongen. Toen [slachtoffer 3] met [slachtoffer 2] bij de kassa stond zag [slachtoffer 3] de eerder genoemde jongens buiten staat bij het raam. De jongens keken [slachtoffer 3] aan en maakten vechtgebaren door middel van het slaan met de vuist in de hand. [slachtoffer 3] liep vervolgens naar buiten. Op dat moment kwamen de jongens samen met nog meer jongens, een stuk of 10-12, naar hen toe gerend. De hele groep kwam ineens op [slachtoffer 3] af gerend. [slachtoffer 3] kreeg een blikje energy drink op zijn achterhoofd gegooid. [slachtoffer 3] werd op een gegeven moment omsingeld door allemaal jongens. Toen begonnen ze ineens allemaal op hem in te slaan. Hij weet niet wie en met welke hand ze hem allemaal sloegen. Terwijl de jongens [slachtoffer 3] sloegen, is hij gaan rennen. [slachtoffer 3] zag nog dat een van de jongens aan kwam rennen met een rood witte afzetketting. Deze heeft [slachtoffer 3] één keer op zijn linker kuit en één keer op zijn linker elleboog geslagen met de ketting. [slachtoffer 3] is vervolgens weer weg gerend en heeft de politie kunnen bellen. [10]
Bij [slachtoffer 3] was er geen uitwendig letsel zichtbaar, maar er is wel een vermoeden van oorsuizen in het rechteroor (tinnitus).
De getuigen
De getuige/aangeefster [naam 3] heeft bij de politie verklaard dat zij die dag met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] was. Zij liepen de Albert Heijn uit richting de auto van [slachtoffer 3] . Zij hoorde dat er mensen op hen af kwamen rennen en dat deze aan het schreeuwen waren. Er werd geschreeuwd ‘is dit die jongen, is dit die jongen’. Zij keek om en zag dat ongeveer vijf of zes jongens op hen af kwamen. Zij renden richting [slachtoffer 3] . [naam 3] zag dat alle jongens [slachtoffer 3] tegen zijn gezicht en hoofd sloegen. Ze zag dat [slachtoffer 3] zich beschermde en weg rende van de groep. Zij zag dat er drie jongens achter [slachtoffer 3] aan gingen, dat [slachtoffer 3] verderop tegenover een van de jongens stond en dat ze beiden een gevechtshouding hadden. Twee andere jongens renden ook richting [slachtoffer 3] . Een van deze jongens had iets in zijn hand. Het was rood en wit van kleur en het waren rondjes die aan elkaar vast zaten. De jongen probeerde [slachtoffer 3] met deze ketting te raken op zijn rug. Dit lukt niet omdat [slachtoffer 3] wegrende. De jongen sloeg opnieuw en raakte [slachtoffer 3] op zijn been. [slachtoffer 3] rende vervolgens weg en de jongens gingen achter hem aan. [11] Drie jongens kwamen vervolgens weer terug richting [naam 3] en [slachtoffer 2] . De drie jongens en de andere jongens van de groep pakten hierna [slachtoffer 2] . [naam 3] zag dat de jongens hem sloegen en schopten, ook toen [slachtoffer 2] op de grond lag. De jongen liep toen weer richting [slachtoffer 2] . De andere jongens waren [slachtoffer 2] nog steeds aan het slaan. [naam 3] hoorde iemand roepen ‘pak zijn tasje’. Zij zag dat de jongens het tasje van [slachtoffer 2] probeerden te pakken. Het was de jongens gelukt om de tas te pakken en [naam 3] zag dat de jongens hierna met zijn allen wegrenden.
De [getuige] heeft bij de politie verklaard dat zij op 29 mei 2021 bij haar nichtje in de flat op het Savelbos in Zoetermeer was. Op een bepaald moment zag zij allemaal onrust en mensen op de parkeerplaats. Haar dochter is gaan filmen en de getuige is naar het balkon gerend. De getuige zag een groep jongens op de parkeerplaats en zij zag dat de jongens achter een blanke jongen aan renden. De groep bestond uit acht of negen jongens. De blanke jongen rende weg van de groep en werd geslagen door een andere jongen. De jongen had een soort riem in zijn hand en daar sloeg hij die blanke jongen mee. [12]
Camerabeelden
Door de [verbalisant 3] zijn de camerabeelden van Albert Heijn, de camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht en de camerabeelden van twee particulieren uitgekeken. [13]
Aan de hand van getoonde foto’s van de beelden van 29 mei 2021 hebben verschillende verbalisanten daarop de navolgende verdachten herkend: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , [14] alsmede [medeverdachte 4] , [15] [medeverdachte 5] , [16] [medeverdachte 6] [17] en [verdachte] . [18]
De eigen waarneming van de rechtbank op basis van de camerabeelden
In het dossier bevinden zich camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht (voor Albert Heijn) en door de getuige gefilmde beelden. Ter zitting zijn deze bewegende beelden getoond.
De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat [slachtoffer 3] voor Albert Heijn een woordenwisseling krijgt met de verdachte en de [medeverdachte 4] , waarna [slachtoffer 3] Albert Heijn in loopt, dat de verdachte en zijn medeverdachte daarna in de weer zijn met hun telefoon en dat na ongeveer vijf minuten 7 andere jongens het winkelcentrum binnenkomen. Op enig moment is te zien dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en zijn vriendin uit Albert Heijn komen en het winkelcentrum verlaten. Enkele seconden later is te zien dat alle jongens, waaronder de verdachte, naar de uitgang rennen waardoor aangevers het winkelcentrum net hebben verlaten.
Op de door de getuige gefilmde beelden heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte buiten te zien is vlakbij [slachtoffer 2] op het moment dat tegen [slachtoffer 2] geweld wordt gepleegd. Ook is even later op deze beelden te zien dat de verdachte zich buiten bevindt op de parkeerplaats in de richting waar [slachtoffer 3] eerder is weggerend.
De verklaring van de verdachte
Ter zitting zijn de beelden getoond en heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij een van de jongens is die het winkelcentrum binnenkomt, een woordenwisseling heeft met een van de aangevers en ook later het winkelcentrum uitrent in de richting van aangevers. Ook heeft de verdachte zichzelf herkend als een van de jongens op de door de getuige gefilmde beelden. De verdachte heeft ontkend dat hij geweld heeft gepleegd tegen de aangevers.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak diefstal met geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 1)
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat vast is komen te staan dat tegen [slachtoffer 2] geweld is gepleegd en dat hij van zijn tas is beroofd, terwijl hij geslagen en geschopt werd. Het door de groep jongens gepleegde geweld tegen [slachtoffer 2] heeft de diefstal van zijn tas vergemakkelijkt. Uit de voorliggende bewijsmiddelen volgt echter niet wie van de verdachten het oogmerk had op het stelen van de tas, dan wel op het plegen van het geweld om de diefstal van de tas te vergemakkelijken. Onvoldoende duidelijk is immers welke jongen ‘pak zijn tas’ riep, wie van de jongens toen nog geweld tegen [slachtoffer 2] pleegden en door welke jongen of jongens de tas vervolgens is weggenomen.
Zowel aangever [slachtoffer 2] als getuige [naam 3] hebben verklaard dat ‘pak zijn tas’ werd geroepen, toen er al geweld tegen [slachtoffer 2] werd gebruikt. [naam 3] noemt daarbij dat dit werd geroepen toen [medeverdachte 2] bij haar weg liep. Op de beelden is te zien dat op dat moment reeds een aantal jongens bij [slachtoffer 2] wegliep. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet vastgesteld worden wie van de verdachten de diefstal met geweld heeft gepleegd en moet de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Het openlijk geweld tegen [slachtoffer 3] (feit 2)
De verdachte is op de camerabeelden van het winkelcentrum te zien als de jongen die met de [medeverdachte 4] het winkelcentrum binnenkomt, een woordenwisseling heeft met de aangever [slachtoffer 3] en vervolgens bij het winkelcentrum blijft terwijl de andere medeverdachten een paar minuten later binnenkomen en in het winkelcentrum verzamelen. Nadat [slachtoffer 3] en zijn vrienden naar buiten gaan is te zien dat deze jongens, als groep, aangevers achterna rennen. Op de camerabeelden die zijn gefilmd door getuigen (en die slechts enkele momenten laten zien van hetgeen zich buiten heeft afgespeeld) is te zien dat de verdachte zich ook buiten bevindt vlakbij de geweldpleging tegen de andere aangever, [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat de hele groep op hem af kwam rennen, dat hij een blikje Energy drink tegen zijn achterhoofd kreeg gegooid, dat hij door allemaal jongens is omsingeld en dat de jongens op hem insloegen, waarna hij kon wegrennen. Hij is toen nog geslagen door een jongen met een ketting. [naam 3] heeft verklaard dat er vijf of zes jongens op [slachtoffer 3] afrenden en dat hij door al deze jongens werd geslagen op zijn gezicht en hoofd, totdat hij wegrende. Hij werd toen door verschillende jongens achterna gezeten, waaronder een jongen met een ketting die hem op zijn been raakte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat verdachte een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 3] gepleegde openlijk geweld: hij was onderdeel van de groep die [slachtoffer 3] achterna rende en belaagde en gelet op de aangifte en de getuigenverklaring hebben al deze jongens [slachtoffer 3] geslagen. Op de beelden van de getuige is bovendien te zien dat hij zich buiten bevond vlakbij de geweldpleging tegen [slachtoffer 2] , op de parkeerplaats waar het geweld tegen [slachtoffer 3] net had plaatsgevonden.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven gedragingen kan verder worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachten – na de woordenwisseling met [slachtoffer 3] – verzamelen in het winkelcentrum, als groep achter [slachtoffer 3] aan gaan en als groep geweld tegen [slachtoffer 3] plegen, waarbij kan worden gesproken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ook verdachte een significante rol heeft gehad in het gepleegde geweld door te slaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] . Wel zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde gekwalificeerde
gevolgenvan de openlijke geweldpleging, namelijk dat het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad. Nog daargelaten dat van zwaar lichamelijk letsel niet is gebleken, kan uit de bewijsvoering naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de verdachte met zijn
eigenhandelen het letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) heeft toegebracht.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart, op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat
Feit 1 primair (impliciet subsidiair)
hij op 6 juli 2021 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] van het leven te beroven
- naar voornoemde [slachtoffer 1] is toe gegaan en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] van achteren heeft vastgepakt en stevig heeft omklemd en
- terwijl [slachtoffer 1] werd vastgehouden een vuistslag op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegeven en
- nadat [slachtoffer 1] zich had losgeworsteld een (keuken)mes heeft gepakt en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] met een (keuken)mes in zijn buik/zij heeft gestoken en
- nadat [slachtoffer 1] was weggerend en was uitgegleden voornoemde [slachtoffer 1] met een (keuken)mes in zijn rug ter hoogte van zijn long heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 3 primair
hij op 29 mei 2021 te Zoetermeer met anderen, op de openbare weg, te weten aan het Middelwaard nabij winkelcentrum Meerzicht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het gooien van een blikje drinken tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] en
- meerdere malen slaan op/tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en
- het slaan met een ketting op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De bewezenverklaarde feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair (impliciet subsidiair)
medeplegen van poging tot doodslag
Feit 3 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 19 maanden, met aftrek van de dagen die hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, dat de verdachte meewerkt aan voortzetting van het coachingstraject met Coach 25, dat de verdachte naar school blijft gaan en zorgt voor een zinvolle dagbesteding, dat de verdachte meewerkt aan psychologische behandeling en de overige bijzondere voorwaarden zoals deze zijn benoemd in het rapport van 20 januari 2022 van de Raad voor de Kinderbescherming. De officier van justitie heeft verder geëist dat deze bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit dat de verdachte bereid is om zich aan de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd te houden. De verdachte wil graag zijn studie weer oppakken en gaan werken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
7.3.1
De ernst van de feiten
Openlijke geweldpleging
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders op 29 mei 2021 schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen het [slachtoffer 3] . De verdachte en zijn mededaders hebben zich verzameld nadat een woordenwisseling had plaatsgevonden, hebben gewacht totdat het slachtoffer uit Albert Heijn kwam en zijn hem achterna gerend Zij hebben eerst een blikje tegen het hoofd van het slachtoffer gegooid en daarna hebben zij hem omsingeld en geslagen. Ook is het slachtoffer nog met een ketting geslagen. De groep was veruit in de meerderheid en heeft bewust samengewerkt om de twee slachtoffers aan te vallen; de rechtbank vindt dit laf en intimiderend handelen.
Poging tot doodslag
Daarnaast heeft de verdachte zich op 6 juli 2021 samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte is het slachtoffer samen met zijn medeverdachte tegengekomen, toen duidelijk was dat het de jongen was die ze moesten hebben heeft de medeverdachte het slachtoffer van achteren beetgepakt en vastgehouden zodat de verdachte hem kon slaan. Toen het slachtoffer zich los wist te worstelen en terugsloeg heeft de verdachte een mes uit zijn jaszak gehaald en het slachtoffer gestoken. Toen het slachtoffer probeerde te vluchten viel hij op zijn knieën en is toen door de verdachte of de medeverdachte in zijn rug gestoken. Het slachtoffer is in zijn buik/zij en in zijn long geraakt. Dat hij deze aanval heeft overleefd is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Ook hier valt de laffe handelwijze van de verdachte de rechtbank op.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook dit soort feiten dragen bij uitstek en in hoge mate bij aan het versterken van gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft geconstateerd dat bij beide feiten de verdachte een rol heeft als aanstichter van het geweld en rekent hem deze feiten zwaar aan.
7.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages en verklaringen van deskundigen ter zitting
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende recente rapportages ten aanzien
van de persoon van de verdachte.
Klinisch psycholoog dr. R.A.R. Bullens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 september 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis, noch een duidelijk aanwezige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Geadviseerd wordt om de verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in volledige mate toe te rekenen. Vanwege de ontkenning van de verdachte heeft de psycholoog geen gericht advies kunnen geven voor een eventueel noodzakelijke behandeling van de verdachte.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 januari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad ziet zorgen binnen een aantal domeinen bij de verdachte. De verdachte bevindt zich mogelijk in een antisociale vriendengroep. In de thuissituatie lijken de ouders geen zicht en grip te hebben op wat de verdachte samen met zijn broer doet. Ondanks dat het psychologisch onderzoek mogelijk heeft uitgewezen dat er geen psychotrauma (in de vorm van PTSS) is vastgesteld, ziet de Raad wel zorgen in de verhalen die zij terug horen van de verdachte. Hij geeft aan dat hij vrienden verloren heeft tijdens de oorlog en nog steeds een angstig gevoel kan krijgen wanneer hij het geluid van overvliegende vliegtuigen hoort. De Raad is van mening dat dit verder onderzocht moet worden, mede om herhaling in de toekomst te kunnen voorkomen. Met betrekking tot de houding (attitude, agressie en vaardigheden) van de verdachte wordt gezien dat hij sociaal wenselijk is en beïnvloedbaar. Zo lijkt de verdachte verkeerde denkpatronen te hebben ontwikkeld en maakt hij verkeerde keuzes in de omgang met verkeerde vrienden. De verdachte staat niet geheel afkeurend tegenover het gebruik van fysieke en verbale agressie. Wanneer de verdachte geduwd, geslagen of naar geschreeuwd wordt, dan zal hij dit ook terug doen.
De Raad ziet begeleiding door de jeugdreclassering op dit moment als de meest wenselijke strafrechtelijke reactie, gecombineerd met ITB Criem. De Raad vindt het belangrijk dat er een duurzaam en verplicht kader wordt gekoppeld aan de verdachte, gezien de sturing en toezicht die hij nodig heeft. De Raad realiseert zich dat het om een ernstig strafbaar feit gaat. Ondanks dit ziet de Raad ITB Criem als een aanvullende ondersteuning, voor de duur van drie maanden, binnen de jeugdreclasseringsmaatregel. De Raad is van mening dat hulp nodig is dat gericht is op het systeem en het gezin om toezicht te vergroten. Van daaruit kan er gewerkt worden, om te voorkomen dat de verdachte niet opnieuw met Justitie in aanraking komt. Dit zal mede tot stand komen met een strakke handhaving vanuit de jeugdreclassering en de daarbij geldende bijzondere voorwaarden. De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden.
De deskundige M. Bijkerk, werkzaam bij de Raad, heeft ter zitting het advies nader toegelicht. Het is zorgelijk dat de verdachte als first offender met zo’n verdenking in aanraking is gekomen en dat hij geen openheid van zaken geeft. Het is van groot belang dat hulpverlening wordt ingezet om de kans op recidive te verlagen. De deskundige adviseert om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De deskundige L. Hardenberg, werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft ter zitting aangegeven dat zij zich aansluit bij het advies van de Raad. De deskundige heeft haar twijfels geuit over of ITB Criem passend zal zijn nu er ook al sprake is van inzet door Coach E25.
7.3.3
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals vermeld in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat strafrechtelijke sancties ten aanzien van jeugdigen op grond van artikel 40 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) primair beogen dat de jeugdige een constructieve rol in de samenleving aanvaardt en in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Dit dient zowel het belang van de jeugdige als het belang van de samenleving.
De verdachte heeft zich op jonge leeftijd schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten. De rechtbank maakt zich grote zorgen over het messenbezit onder jongeren en daarmee samenhangend de toename van steekpartijen onder jongeren op straat. Ook in de strafzaak van 6 juli 2021 van de verdachte en zijn medeverdachte blijkt eens te meer dat jongeren op straat messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er – in hun beleving – een ruzie met leeftijdsgenoten moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor veel onrust in de betreffende wijken en meer algemeen in de maatschappij. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. De rechtbank vindt dit een uiterst zorgelijke ontwikkeling en een groot maatschappelijk probleem. Mede in het licht van deze ontwikkelingen zal een strafoplegging voor iedere individuele verdachte, maar ook voor de samenleving, een signaalfunctie hebben.
De rechtbank vindt een aanzienlijke jeugddetentie op zijn plaats, waarvan een gedeelte voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het, gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aangewezen is dat de verdachte op verschillende gebieden ondersteund en waar nodig gestuurd wordt en zal daarom aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna zullen worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel heeft ook als doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal een onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie opleggen dat lager is dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen personen met enig lichamelijk letsel tot gevolg. Gelet op de ernst van het feit en het rapport omtrent zijn persoon, waaruit naar voren komt dat de verdachte hulpverlening en begeleiding nodig, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van passende hulp. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de(vul de feitaanduidingen in) in beslag genomen kleding terug gegeven kan worden aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zitting geen standpunt ingenomen over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel de rechtbank geen lijst van inbeslaggenomen goederen in het dossier heeft aangetroffen, stelt zij vast dat het dossier wel aanwijzingen bevat dat in deze zaak kleding van de verdachte in beslag is genomen gelet op het proces-verbaal van bevindingen van
30 juli 2021 op pagina 137 van het procesdossier, te weten:
- een North face shirt;
- een Nike broek;
- een witte sok;
- witte Nike schoenen;
- een trainingspak met witte strepen;
- een Nike sok;
- een Clockhouse jas;
- een Tom Tailor jas.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van deze kleding.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij rechtens golden op het moment van het plegen van het strafbare feit dan wel zoals zij rechtens gelden op het moment van de uitspraak.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair impliciet primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair impliciet subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten, heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt;
Feit 1 primair (impliciet subsidiair)
medeplegen van poging tot doodslag;
Feit 3 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 540 dagen (18 maanden);
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde al in voorarrest heeft doorgebracht, te weten
260 dagen, hiervan afgetrokken moet worden;
bepaalt dat een deel van de jeugddetentie, te weten
120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
twee jaren, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en zich zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten waarop zij dat willen en zo lang zij dat willen, waarbij de eerste drie maanden van de begeleiding zal bestaan uit ITB Criem;
3. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan traumabehandeling indien en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
4. dat hij gedurende de proeftijd zal blijven meewerken aan de begeleiding van een coach vanuit Coach E25 en zich zal houden aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
5. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding zal hebben;
6. dat hij gedurende maximaal zes maanden van de proeftijd tussen 19:00 uur en 07:00 uur aanwezig zal zijn op het [adres] , tenzij onder begeleiding van een door de jeugdreclassering goedgekeurde volwassene, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
7. dat hij gedurende maximaal zes maanden van de proeftijd zal meewerken aan controle op het locatiegebod door middel van elektronisch toezicht, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
8. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers:
-
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 2] 2001;
-
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 2003;
en met de medeverdachten:
- [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedag 4] 2005;
- [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedag 5] 2005;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 6] 2003;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 6] 2005,
zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd:
9. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
10. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen kleding zoals geverbaliseerd op pagina 137 van het procesdossier, te weten:
- een North face shirt;
- een Nike broek;
- een witte sok;
- witte Nike schoenen;
- een trainingspak met witte strepen;
- een Nike sok;
- een Clockhouse jas;
- een Tom Tailor jas;
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde op met ingang van de dag dat de duur van de verzekering en voorlopige hechtenis even lang zal zijn als de onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 24 maart 2022.
Bijlage:
I. De tenlastelegging

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten
rade van het leven te beroven
- eenmaal of meerdere malen (spraak)berichten (via sociale media) heeft gestuurd
waarin [slachtoffer 1] werd gewaarschuwd en/of bedreigd met de woorden 'als ik jouw
zie, dan pak ik je' en/of 'je moet gaan oppassen', althans woorden van gelijke
strekking, en/of
- ( vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer 1] is toe gegaan en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] (van achteren) heeft vastgepakt en/of stevig
heeft omklemd en/of
- ( terwijl [slachtoffer 1] werd vastgehouden) eenmaal of meerdere malen een vuistslag
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegeven
en/of
- ( nadat [slachtoffer 1] zich had losgeworsteld) een (keuken)mes heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] met een (keuken)mes in zijn buik/zij heeft
gestoken en/of
- ( nadat [slachtoffer 1] was weggerend en/of was uitgegleden en/of op zijn buik lag)
voornoemde [slachtoffer 1] met een (keuken)mes in zijn rug (ter hoogte van zijn long)
heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en
met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- eenmaal of meerdere malen (spraak)berichten (via sociale media) heeft gestuurd
waarin [slachtoffer 1] werd gewaarschuwd en/of bedreigd met de woorden 'als ik jouw
zie, dan pak ik je' en/of 'je moet gaan oppassen', althans woorden van gelijke
strekking, en/of
- ( vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer 1] is toe gegaan en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] (van achteren) heeft vastgepakt en/of stevig
heeft omklemd en/of
- ( terwijl [slachtoffer 1] werd vastgehouden) eenmaal of meerdere malen een vuistslag
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegeven
en/of
- ( nadat [slachtoffer 1] zich had losgeworsteld) een (keuken)mes heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] met een (keuken)mes in zijn buik/zij heeft
gestoken en/of
- ( nadat [slachtoffer 1] was weggerend en/of was uitgegleden en/of op zijn buik lag)
voornoemde [slachtoffer 1] met een (keuken)mes in zijn rug (ter hoogte van zijn long)
heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een heuptasje en/of een
portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op voornoemde [slachtoffer 2] af te lopen en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer 2] te
roepen en/of
- ( vervolgens) eenmaal of meerdere malen in/op/tegen het gezicht van voornoemde
[slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen (waardoor voornoemde [slachtoffer 2] op de grond viel)
en/of
- ( vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag) eenmaal of meerdere
malen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan en/of te schoppen;
3.
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan het Middelwaard nabij
winkelcentrum Meerzicht, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor
het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het gooien van een blikje drinken tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- het eenmaal of meerdere malen slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of het
lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- het eenmaal of meerdere malen slaan met een ketting op/tegen de rug en/of het
lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) voor voornoemde [slachtoffer 3] ten
gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen
personen en/of goederen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich verzameld bij winkelcentrum Meerzicht en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer 3] omsingeld
- een ketting meegenomen en/of afspraken gemaakt over het meenemen van een
ketting (door hemzelf en/of anderen),
om hiermee/hiertoe/hierdoor [slachtoffer 3] te (kunnen) laten slaan en/of te stompen
en/of te trappen en/of (ander/overig) fysiek geweld toe te passen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021159275, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer – Leidschendam-Voorburg, onderzoek DH4R021046 / Ronin, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 2212).
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1964-1970.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 416-418, met fotoblad p. 419-420.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1994-1998.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2048-2063.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2039-2046.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2039-2046.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 2010-2012.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 1081-1090.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 1094-1099.
11.Proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , p. 1103-1105.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1106-1107.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1112-1130.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1172-1174, met fotoblad p. 1175-1190; proces-verbaal van bevindingen, p. 1191-1193, met fotoblad p. 1194-1206.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1224-1225, met fotoblad p. 1226-1227; proces-verbaal van bevindingen, p. 1228-1229 met fotoblad p. 1230-1231.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1232-1233; proces-verbaal van bevindingen, p. 1234-1235.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1236-1237, met fotoblad p. 1238 en bijlage p. 1239-1240; proces-verbaal van bevindingen, p. 1241, met fotoblad p. 1242 en bijlage p. 1243-1244.
18.Proces-verbaal van bevindingen p. 1245-1248.