3.3.1 09-152012-21 –de diefstal met geweld en het openlijk geweld op 29 mei 2021
Op 29 mei 2021 bevonden de aangevers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zich in Albert Heijn in het [locatie 2] in Zoetermeer. Toen zij Albert Heijn uitliepen zijn zij door een groep jongens achterna gerend en mishandeld en is [slachtoffer 1] van zijn tas beroofd.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld wat er die dag met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gebeurd en welke betrokkenheid de verdachte daarbij had.
De verklaring van aangevers
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 met [slachtoffer 2] en zijn vriendin in Albert Heijn in [locatie 2] te Zoetermeer was. Toen zij bij Albert Heijn naar binnen liepen zag [slachtoffer 1] twee jongens de winkel uitlopen. Deze jongens waren later ook bij de beroving. De jongens zeiden op agressieve toon ‘wat is er dan’. [slachtoffer 2] liep naar de jongens toe en zei ook ‘wat is er dan’. [slachtoffer 1] hoorde niet wat de jongens verder tegen elkaar hebben gezegd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen vervolgens Albert Heijn in. Toen zij de winkel uitliepen richting de auto hoorde [slachtoffer 1] achter hen mensen roepen. Hij hoorde dat ze schreeuwden: ‘Wat doen jullie stoer?’ Dit was een groep van 9 à 10 personen. De groep liep 2 à 3 meter achter hen. De groep rende op [slachtoffer 2] af.[slachtoffer 2] rende weg naar het einde van de parkeerplaats. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de groep op hem af kwam rennen en op hem in begon te slaan. Hij voelde verschillende malen vuistslagen tegen zijn hoofd. Door de klappen op zijn hoofd is hij op de grond gevallen. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag is hij ook geschopt in zijn zij en tegen zijn hoofd. Ondanks dat [slachtoffer 1] ‘stop’ riep, gingen de jongens door met slaan en schoppen. [slachtoffer 1] hoorde dat een jongen zei: ‘Pak zijn tas, pak zijn tas’. [slachtoffer 1] lag op dat moment op de grond met zijn ogen dicht en handen voor zijn gezicht om zichzelf te beschermen. [slachtoffer 1] voelde dat er aan zijn tasje werd getrokken. Uiteindelijk is het de daders toch gelukt om het tasje af te pakken. De daders renden daarna met zijn allen weg. Toen durfde hij pas zijn ogen open te doen.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 samen met zijn vriendin [naam 1] en [slachtoffer 1] naar Albert Heijn aan [adres 2] in Zoetermeer ging. Toen zij de winkel binnen liepen, zongen zij een liedje. Daar reageerde een jongen op met ‘Wat is er’. Deze jongen was met een andere jongen. Toen [slachtoffer 2] met [slachtoffer 1] bij de kassa stond zag [slachtoffer 2] de eerder genoemde jongens buiten staat bij het raam. De jongens keken [slachtoffer 2] aan en maakten vechtgebaren door middel van het slaan met de vuist in de hand. [slachtoffer 2] liep vervolgens naar buiten. Op dat moment kwamen de jongens samen met nog meer jongens, een stuk of 10-12, naar hen toe gerend. De hele groep kwam ineens op [slachtoffer 2] af gerend. [slachtoffer 2] kreeg een blikje energy drink op zijn achterhoofd gegooid. [slachtoffer 2] werd op een gegeven moment omsingeld door allemaal jongens. Toen begonnen ze ineens allemaal op hem in te slaan. Hij weet niet wie en met welke hand ze hem allemaal sloegen. Terwijl de jongens [slachtoffer 2] sloegen, is hij gaan rennen. [slachtoffer 2] zag nog dat een van de jongens aan kwam rennen met een rood witte afzetketting. Deze heeft [slachtoffer 2] één keer op zijn linker kuit en één keer op zijn linker elleboog geslagen met de ketting. [slachtoffer 2] is vervolgens weer weg gerend en heeft de politie kunnen bellen.
Bij [slachtoffer 2] was er geen uitwendig letsel zichtbaar, maar er is wel een vermoeden van oorsuizen in het rechteroor (tinnitus).
De getuigen
De getuige/aangeefster [naam 1] (verder: [naam 1] ) heeft bij de politie verklaard dat zij die dag met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] was. Zij liepen de Albert Heijn uit richting de auto van [slachtoffer 2] . Zij hoorde dat er mensen op hen af kwamen rennen en dat deze aan het schreeuwen waren. Er werd geschreeuwd ‘is dit die jongen, is dit die jongen’. Zij keek om en zag dat ongeveer vijf of zes jongens op hen af kwamen. Zij renden richting [slachtoffer 2] . [naam 1] zag dat alle jongens [slachtoffer 2] tegen zijn gezicht en hoofd sloegen. Ze zag dat [slachtoffer 2] zich beschermde en weg rende van de groep. Zij zag dat er drie jongens achter [slachtoffer 2] aan gingen, dat [slachtoffer 2] verderop tegenover een van de jongens stond en dat ze beiden een gevechtshouding hadden. Twee andere jongens renden ook richting [slachtoffer 2] . Een van deze jongens had iets in zijn hand. Het was rood en wit van kleur en het waren rondjes die aan elkaar vast zaten. De jongen probeerde [slachtoffer 2] met deze ketting te raken op zijn rug. Dit lukt niet omdat [slachtoffer 2] wegrende. De jongen sloeg opnieuw en raakte [slachtoffer 2] op zijn been. [slachtoffer 2] rende vervolgens weg en de jongens gingen achter hem aan.Drie jongens kwamen vervolgens weer terug richting [naam 1] en [slachtoffer 1] . De drie jongens en de andere jongens van de groep pakten hierna [slachtoffer 1] . [naam 1] zag dat de jongens hem sloegen en schopten, ook toen [slachtoffer 1] op de grond lag. De jongen liep toen weer richting [slachtoffer 1] . De andere jongens waren [slachtoffer 1] nog steeds aan het slaan. [naam 1] hoorde iemand roepen ‘pak zijn tasje’. Zij zag dat de jongens het tasje van [slachtoffer 1] probeerden te pakken. Het was de jongens gelukt om de tas te pakken en [naam 1] zag dat de jongens hierna met zijn allen wegrenden.
De [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 29 mei 2021 bij haar nichtje in de flat op [adres 3] in Zoetermeer was. Op een bepaald moment zag zij allemaal onrust en mensen op de parkeerplaats. Haar dochter is gaan filmen en de getuige is naar het balkon gerend. De getuige zag een groep jongens op de parkeerplaats en zij zag dat de jongens achter een blanke jongen aan renden. De groep bestond uit acht of negen jongens. De blanke jongen rende weg van de groep en werd geslagen door een andere jongen. De jongen had een soort riem in zijn hand en daar sloeg hij die blanke jongen mee.
Camerabeelden
Door de [verbalisant 1] zijn de camerabeelden van Albert Heijn, de camerabeelden van het [locatie 2] en de camerabeelden van twee particulieren uitgekeken.
Aan de hand van getoonde foto’s van de beelden van 29 mei 2021 hebben verschillende verbalisanten daarop de navolgende verdachten herkend: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ,alsmede [medeverdachte 4] ,[medeverdachte 5] ,[verdachte]en [medeverdachte 7] .
De eigen waarneming van de rechtbank op basis van de camerabeelden
In het dossier bevinden zich camerabeelden van het [locatie 2] (voor Albert Heijn) en door de getuige gefilmde beelden. Ter zitting zijn deze bewegende beelden getoond.
De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat [slachtoffer 2] voor Albert Heijn een woordenwisseling krijgt met de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] , waarna [slachtoffer 2] Albert Heijn in loopt, dat de medeverdachten daarna in de weer zijn met hun telefoon en dat na ongeveer vijf minuten 7 andere jongens, waaronder de verdachte, het winkelcentrum binnenkomen. Op enig moment is te zien dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en zijn vriendin uit Albert Heijn komen en het winkelcentrum verlaten. Enkele seconden later is te zien dat alle jongens, waaronder de verdachte, naar de uitgang rennen waardoor aangevers het winkelcentrum net hebben verlaten.
Op de door de getuige gefilmde beelden heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte samen met een aantal medeverdachten tegenover en rondom [slachtoffer 1] staat, dat deze verdachten [slachtoffer 1] slaan, dat de verdachte daaraan meedoet en [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk raakt. De rechtbank heeft verder op deze beelden waargenomen dat de verdachte op enig moment een arm om het bovenlichaam van [slachtoffer 1] heeft en hem lijkt vast te houden.
De verklaring van de verdachte
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij een van de jongens is op de camerabeelden bij Albert Heijn. De verdachte heeft verder verklaard dat hij [slachtoffer 1] bij zijn benen heeft gepakt waardoor de [slachtoffer 1] op de grond viel, omdat [slachtoffer 1] hem zou hebben uitgescholden. Volgens de verdachte is dat ook op de beelden van de getuige te zien. Hij heeft niet gehoord dat zou zijn geroepen ‘pak zijn tas’ en evenmin gezien dat de tas van [slachtoffer 1] werd gepakt.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak diefstal met geweld tegen [slachtoffer 1] (feit 1)
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat vast is komen te staan dat tegen [slachtoffer 1] geweld is gepleegd en dat hij van zijn tas is beroofd, terwijl hij geslagen en geschopt werd. Het door de groep jongens gepleegde geweld tegen [slachtoffer 1] heeft de diefstal van zijn tas vergemakkelijkt. Uit de voorliggende bewijsmiddelen volgt echter niet wie van de verdachten het oogmerk had op het stelen van de tas, dan wel op het plegen van het geweld om de diefstal van de tas te vergemakkelijken. Onvoldoende duidelijk is immers welke jongen ‘pak zijn tas’ riep, wie van de jongens toen nog geweld tegen [slachtoffer 1] pleegden en door welke jongen of jongens de tas vervolgens is weggenomen.
Zowel [slachtoffer 1] als getuige [naam 1] hebben verklaard dat ‘pak zijn tas’ werd geroepen, toen er al geweld tegen [slachtoffer 1] werd gebruikt. [naam 1] noemt daarbij dat dit werd geroepen toen [medeverdachte 1] bij haar weg liep. Op de beelden is te zien dat op dat moment reeds een aantal jongens bij [slachtoffer 1] wegliep. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet vastgesteld worden wie van de verdachten de diefstal met geweld heeft gepleegd en moet de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Het openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2)
De verdachte is op de camerabeelden van het winkelcentrum te zien als één van de jongens die het winkelcentrum binnenkomt nadat er een woordenwisseling is geweest tussen de [slachtoffer 2] en de [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] . Nadat [slachtoffer 2] en zijn vrienden naar buiten gaan is te zien dat deze jongens, als groep, aangevers achterna rennen. Op de camerabeelden die zijn gefilmd door getuigen (en die slechts enkele momenten laten zien van hetgeen zich buiten heeft afgespeeld) is te zien dat de verdachte zich ook buiten bevindt en daar geweld pleegt tegen de andere aangever, [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de hele groep op hem af kwam rennen, dat hij een blikje Energy drink tegen zijn achterhoofd kreeg gegooid, dat hij door allemaal jongens is omsingeld en dat de jongens op hem insloegen, waarna hij kon wegrennen. Hij is toen nog geslagen door een jongen met een ketting. Getuige [naam 1] heeft verklaard dat er vijf of zes jongens op [slachtoffer 2] afrenden en dat hij door al deze jongens werd geslagen op zijn gezicht en hoofd, totdat hij wegrende. Hij werd toen door verschillende jongens achterna gezeten, waaronder een jongen met een ketting die hem op zijn been raakte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet alleen een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld (dat niet ten laste is gelegd onder feit 2), maar ook een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 2] gepleegde openlijk geweld: hij was onderdeel van de groep die [slachtoffer 2] achterna rende en belaagde en gelet op de aangifte en de getuigenverklaring hebben al deze jongens [slachtoffer 2] geslagen. Op de beelden van de getuige is bovendien te zien dat hij zich buiten bevond en geweld pleegde tegen [slachtoffer 1] , op de parkeerplaats waar het geweld tegen [slachtoffer 2] net had plaatsgevonden.
Anders dan door de verdediging betoogd is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van twee geweldsincidenten die afzonderlijk van elkaar moeten worden beschouwd. Het dossier biedt geen steun voor de veronderstelling dat sommige verdachten het uitsluitend hadden gemunt op [slachtoffer 2] en anderen uitsluitend op [slachtoffer 1] . Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het geweld tegen de beide aangevers nauw met elkaar samenhangt. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven gedragingen kan verder worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachten – na de woordenwisseling met [slachtoffer 2] door twee van hen – verzamelen in het winkelcentrum, als groep achter [slachtoffer 2] aan gaan en als groep geweld tegen [slachtoffer 2] plegen, waarbij kan worden gesproken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ook verdachte een significante rol heeft gehad in het gepleegde geweld door te slaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] . Wel zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde gekwalificeerde
gevolgenvan de openlijke geweldpleging, namelijk dat het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad. Nog daargelaten dat van zwaar lichamelijk letsel niet is gebleken, kan uit de bewijsvoering naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de verdachte met zijn
eigenhandelen het letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) heeft toegebracht.
3.3.2 09-183553-21 –het steekincident op 5 juni 2021
Feiten 1 en 2
Algemene inleiding
Op 5 juni 2021 omstreeks 23:00 uur zijn verbalisanten na een melding over een steekpartij naar [locatie 3] te Zoetermeer gegaan. Ter plaatse aangekomen zagen zij ter hoogte van het [locatie 1] twee personen op de stoeprand zitten met ongeveer vijf personen eromheen. De verbalisant zag op de doorgaande weg een grote hoeveelheid bloeddruppels liggen. De twee personen op de stoeprand, die later bleken te zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (verder: [slachtoffer 4] ), zaten onder het bloed en hadden beiden verwondingen aan het lichaam, lijkend op steekverwondingen. De verbalisant hoorde [slachtoffer 3] verklaren dat zij gewoon aan het basketballen waren op [locatie 1] en ineens door een groep werden aangevallen. Hij had niets gezien en wist ook niet met hoeveel mensen zij waren. [slachtoffer 4] verklaarde dat de aanval uit het niets kwam en dat hij verder niet kon vertellen wat er was gebeurd. Beide slachtoffers zijn meegenomen met de ambulance.
Verklaringen van slachtoffers
Het slachtoffer [slachtoffer 3] is op 6 juni 2021 door de politie in het ziekenhuis gehoord, waarbij hij heeft verklaard dat hij zag dat iemand op hem af kwam lopen met een mes. Hij verklaarde ook dat hij geen aangifte wilde doen.Op 22 november 2021 is [slachtoffer 3] als getuige gehoord; hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat hij heeft verklaard in het ziekenhuis, dat hij geen mes heeft gezien en dat hij dit in het ziekenhuis ook niet heeft verklaard. Hij weet niet meer met wie hij die avond was, behalve met [slachtoffer 4] . De namen van de verdachte en zijn medeverdachten zeggen hem niets. Ook slachtoffer [slachtoffer 4] is als getuige gehoord en heeft op 22 november 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij ‘gewoon’ geen aangifte wil doen en dat hij niet heeft gezien wie hem heeft gestoken.
Verwondingen van slachtoffers
[verbalisant 2] , die ter plaatste was vlak na het incident, heeft op 5 juni 2021 gezien dat [slachtoffer 3] een open wond had op zijn linker schouderblad, een wond aan zijn linker elleboog en aan zijn linker pols, een steekwond onder zijn linker tepel op zijn borst en een steekwond in de linkerzijde van zijn torso. De verbalisant zag dat [slachtoffer 4] een open wond had op zijn achterhoofd, lijkend op een steekwond.[slachtoffer 4] heeft op
22 november 2021 bij de rechter-commissaris zelf ook verklaard dat hij een steekwond op zijn achterhoofd heeft opgelopen.
Getuigen
[getuige 2] heeft op 5 juni 2021 verklaard dat hij twee jongens onder het bloed zag zitten en hen tegen elkaar hoorde zeggen dat ze niks gingen vertellen en zouden zeggen dat er niets gebeurd was. Hij hoorde hen zeggen dat het ‘hun blok tegen ons blok’ was en iets met Syrië wat nu geen Syriërs meer waren.Kort voor het incident had hij een groep van 20 à 30 man zien rennen.
[getuige 3] heeft op 6 juni 2021 verklaard dat hij achter [locatie 3] met ongeveer vijf vrienden aan het basketballen was en er opeens een groep jongens schreeuwend op hen af kwam rennen. Hij zag dat één van deze jongens een mes in zijn handen had met een lengte van ongeveer 15 centimeter.
Snapchatgesprek 5 juni 2021
Op de inbeslaggenomen telefoon van één van de medeverdachten is een Snapchatgesprek aangetroffen met 27 deelnemers, gevoerd op verschillende tijdstippen in de avond van 5 juni 2020, de dag van het steekincident. Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie
opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in [locatie 3] te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat onder meer de volgende teksten zijn verzonden:
1
[username 1]
Boys vandaag kaka
5-6-2021 16:14:10
2
[username 1]
Iedereen black gedrest
5-6-2021 16:14:24
3
[username 1]
Beetje spitten hier en daar
5-6-2021 16:14:34
68
[username 2]
Wille jullie nog pb pakke
5-6-2021 22:39:44
69
[username 2]
We gaan zo miss starten
5-6-2021 22:39:50
70
[username 2]
We nog wille pakke kom skate
5-6-2021 22:40:05
73
[username 1]
Waar
5-6-2021 22:41:04
74
[username 2]
Skate
5-6-2021 22:41:07
75
[username 3]
Yusu
5-6-2021 22:41:11
76
[username 2]
Zijn juillie down
5-6-2021 22:41:12
77
[username 1]
Wnr nu
5-6-2021 22:41:18
78
[username 2]
Skatebaan
5-6-2021 22:41:22
79
[username 2]
Nui gwn
5-6-2021 22:41:26
80
[username 2]
Nuu
5-6-2021 22:41:28
81
[username 1]
We mokken
5-6-2021 22:41:30
82
[username 2]
Jahtoxh
5-6-2021 22:41:35
83
[username 2]
Neem
5-6-2021 22:41:36
84
[username 2]
Dingge
5-6-2021 22:41:41
85
[username 2]
Mee
5-6-2021 22:41:42
86
[username 4]
Welk boys van pb?
5-6-2021 22:41:53
87
[username 2]
We hbn nii genoeg
5-6-2021 22:41:54
88
[username 2]
Chefs
5-6-2021 22:41:59
90
[username 1]
We komen nu
5-6-2021 22:42:26
92
[username 3]
Die soma
5-6-2021 22:42:55
93
[username 3]
Enzo
5-6-2021 22:42:56
94
[username 3]
Je had beef met zo toch
5-6-2021 22:42:59
98
[username 2]
Gwn Chris n die somas
5-6-2021 22:43:57
109
[username 3]
Bro Julie moeten back
5-6-2021 23:04:31
131
[username 3]
Wie is [slachtoffer 3]
5-6-2021 23:07:38
133
[username 3]
Die man is 5 ofs gedipt
5-6-2021 23:08:27
147
[username 3]
ze ging dashed
5-6-2021 23:10:17
148
[username 3]
Toen wij trokken
5-6-2021 23:10:26
186
[username 3]
[slachtoffer 3] is goed gepakt man
5-6-2021 23:16:34
197
[username 3]
Kkr mijn machete
5-6-2021 23:21:44
Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in [locatie 3] te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna. De politie heeft onder meer opgeschreven dat ‘spitten’duidt op rappen en uit het dossier volgt dat met ‘chefs’messen worden bedoeld.
Camerabeelden
Het dossier bevat meerdere camerabeelden, waaronder beelden van [locatie 4] gelegen aan [adres 4] en beelden van [locatie 5] in Zoetermeer.[locatie 4] bevindt zich - hemelsbreed - op een afstand van 1,5 meter kilometer van de plaats van het steekincident. [locatie 5] is een weg die onder meer verbinding vormt tussen de plaats van het steekincident (in de [wijk 2] ) en [locatie 4] aan [adres 4] (in de [wijk 3] ). Op de plaats van het steekincident, nabij een [locatie 1] aan [locatie 3] – in het dossier ook aangeduid als de [locatie 1] aan [locatie 6] –, hangen geen camera’s.
Tussenconclusie
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de aanleiding van het steekincident is geweest, nu de slachtoffers daar zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris niet over hebben willen verklaren. De rechtbank ziet wel aanwijzingen in het dossier dat sprake zou zijn van een ruzie tussen jongens uit verschillende wijken in Zoetermeer gelet op de hierboven genoemde verklaring van [getuige 2] en het Snapchatgesprek waarin wordt gesproken over het ‘pakken van PB boys’ (jongens uit de [wijk 1] ) en een ‘beef’ (ruzie). Uit het dossier volgt verder dat bij meerdere verdachten drillrapteksten en beelden van drillrap-clips zijn aangetroffen op hun telefoons, maar de inhoud daarvan geeft onvoldoende aanleiding voor de gevolgtrekking dat het steekincident te maken had met een drillrap-gerelateerde ruzie.
De rechtbank leidt tot zover uit de stukken af dat sprake is geweest van een heftige confrontatie bij [locatie 3] te Zoetermeer, waarbij een groep jongens op de slachtoffers is afgerend, waaronder in ieder geval één jongen met een mes, en de twee slachtoffers zijn gestoken. [slachtoffer 3] heeft daarbij vijf steekwonden opgelopen aan zijn lichaam en [slachtoffer 4] één steekwond op zijn achterhoofd.
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld hoe dit geweld moet worden gekwalificeerd.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
Voorbedachte raad?
Voor bewezenverklaring van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord zal vast moeten komen te staan dat een verdachte zich op enig moment heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat daarbij om de weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Of voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dus sterk af van die gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval waaronder de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar hoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de verdachten sprake was van voorbedachte raad en stoelt die overtuiging hoofdzakelijk op het Snapchatgesprek van
5 juni 2021. De verdachten hebben volgens de officier van justitie voldoende tijd gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit en zich rekenschap te geven van de gevolgen. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is geen sprake geweest. De officier van justitie gaat uit van een tijdlijn op 5 juni 2021 die aanvangt om 16:14 uur, wanneer de deelnemer “ [username 1] ” in het Snapchatgesprek zegt ‘Boys vandaag kaka, iedereen black gedrest, beetje spitten hier en daar’.
De rechtbank gaat in de eerste plaats uit van een andere lezing van de berichten in het Snapchatgesprek op 5 juni 2021. Zoals gerelateerd in eerdergenoemd proces-verbaal wordt met ‘spitten’ rappen bedoeld. Uit het voorstel van deelnemer “ [username 1] ” om een beetje te gaan spitten hier en daar kan daarom niet worden afgeleid dat er vanaf 16:14 uur (al) sprake is van het opzetten van een plan om iemand te gaan steken. Eerst vanaf 22:39 uur, wanneer deelnemer “ [username 2] ” in de Snapchatgroep zegt: ‘Wille jullie nog pb pakke’, ‘We gaan zo miss starten’, ‘We wille nog pakke kom skate’ en ‘We hbn nii genoeg chefs’, is sprake van een gesprek waarin de rechtbank een oproep ziet om mensen te verzamelen en messen mee te nemen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit deze berichten niet volgt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan maar eerder van een gemoedsopwelling, nu deze berichten slechts twintig minuten voordat de steekpartij plaatsvond zijn verstuurd. Verder kan uit de berichten weliswaar worden afgeleid dat er een voornemen was om ‘PB boys’ te gaan ‘pakken’, maar voor de conclusie dat daarmee concreet is bedoeld om een of meer anderen bewust van het leven te gaan beroven geven deze berichten onvoldoende grond, zelfs niet in het licht van de aansporing om messen mee te nemen. Van een moment van kalm beraad of rustig overleg zoals hierboven uiteengezet is de rechtbank uit deze berichten daarom niet gebleken. Uit de camerabeelden voorafgaand aan het incident kan, alleen al gelet op de plaats waar de beelden zijn gemaakt, evenmin worden afgeleid of de verdachten met elkaar hebben afgestemd wat er zou (moeten) gaan gebeuren. Andere omstandigheden in de aanloop naar of tijdens de steekpartij, waaruit kan worden afgeleid dat er bij één of meer verdachten sprake is geweest van een voornemen een ander van het leven te beroven en van kalm beraad of rustig overleg daartoe, heeft de rechtbank in het dossier niet aangetroffen. Dat betekent dat het geweld dat op 5 juni 2021 heeft plaatsgevonden niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot moord.
Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van die poging tot moord of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord en van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan een poging tot moord.
Poging tot doodslag?
Daarmee ligt de vraag voor of sprake is van poging tot doodslag zoals primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegd. Het steken met een mes in bepaalde delen van het lichaam van een persoon kan in bepaalde gevallen dodelijk zijn. Om te kunnen spreken van potentieel dodelijk letsel is van doorslaggevend belang dat wordt vastgesteld dat vitale delen in het lichaam zijn of hadden kunnen worden geraakt. In deze zaak is vast komen te staan dat het slachtoffer [slachtoffer 3] in totaal vijf steekwonden heeft opgelopen, te weten bij zijn linker schouderblad, linker elleboog, linker pols, onder zijn linker tepel op zijn borst en in de linkerzijde van zijn bovenlichaam. Het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft een steekwond opgelopen op zijn achterhoofd. De rechtbank stelt vast dat een medische verklaring over de aard en ernst van de verwondingen van beide slachtoffers ontbreekt. Nu niet is komen vast te staan dat met de messteken een of meer vitale delen van het lichaam zijn geraakt of konden worden geraakt en onduidelijk is gebleven wat de aard en ernst van het letsel was, of er een noodzaak tot medisch ingrijpen is geweest en in hoeverre er uitzicht is op (volledig) herstel, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de door de slachtoffers opgelopen steekwonden potentieel dodelijk zijn geweest. Reeds daarom zal de verdachte, nog daargelaten dat uit de bewijsmiddelen evenmin kan worden afgeleid dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van de slachtoffers heeft aanvaard, ook worden vrijgesproken van de hem primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging tot doodslag.
Daar komt bij dat het voor de rechtbank op basis van het dossier op één verdachte na onduidelijk is gebleven door wie en onder welke omstandigheden er voorts is gestoken. Dat de rechtbank onvoldoende wetenschap heeft over de steekletsels en de omstandigheden waaronder deze zijn toegebracht is enerzijds gelegen in het uitblijven van een aangifte door de slachtoffers en anderzijds in het zwijgen dan wel zeer beperkt verklaren door alle betrokkenen waaronder de verdachten. Bij die stand van zaken concludeert de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van (het medeplegen van- dan wel de medeplichtigheid aan) een poging tot doodslag.
Zware mishandeling?
Vervolgens ligt de vraag voor of sprake is geweest van zware mishandeling.
Hiervoor is vastgesteld dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de slachtoffers steekwonden hebben opgelopen. Vooropgesteld wordt dat de rechtbank dit ziet als ernstig letsel. Bij de beantwoording van de vraag of toegebracht letsel als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden aangemerkt dient echter de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel in aanmerking te worden genomen. De rechtbank heeft hiervoor reeds geconstateerd dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat op grond waarvan de aard en ernst van de steekverwondingen, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel kan worden vastgesteld. De waarnemingen van de verbalisanten die het eerste ter plaatse waren en de beknopte verklaringen van de slachtoffers zelf zijn ontoereikend om het letsel van de beide slachtoffers aan te kunnen merken als zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte zal daarom ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Daarmee komt de rechtbank evenmin toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van zware mishandeling of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair en nog meer subsidiair ten laste gelegde.
Voorbereidingshandelingen?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 nog meer subsidiair tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot het begaan van een misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven en waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruikt daarvan voor ogen had.
Van voorbereidingshandelingen is sprake wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (samenvattend: middelen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.
De rechtbank constateert dat de officier van justitie in dit verband onder de eerste twee gedachtestreepjes handelingen ten laste heeft gelegd, te weten – kort gezegd – het per telefoon en sociale media afspreken en oproepen om anderen te grazen te nemen en het verzamelen van een groep mensen om met dat doel samen naar [locatie 1] aan [locatie 6] te gaan. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als middelen, bestemd tot het begaan van een misdrijf.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of de verdachte opzettelijk een mes voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd onder het derde gedachtestreepje, bestemd ter voorbereiding van misdrijven als in de tenlastelegging omschreven, te weten poging tot moord, poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident (alleen of in nauwe en bewuste samenwerking met een ander) een mes voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 nog meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde.
Eindconclusie
Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat de rechtbank de verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op 5 juni 2021 te Zoetermeer op de openbare weg zijn aangevallen door een groep jongens waarbij zij zijn gestoken met een mes. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat de slachtoffers zijn geschopt en geslagen.De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er openlijk en in vereniging geweld tegen de slachtoffers is gepleegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit geweld.
Juridisch kader
Met betrekking tot de ten laste gelegde openlijke geweldpleging stelt de rechtbank voorop dat blijkens de wetsgeschiedenis, zoals aangehaald in het arrest van de Hoge Raad van
11 november 2003, ECLI:NL:HR:AL6209, van het ‘in vereniging’ plegen van geweld in de zin van deze strafbaarstelling sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
De rechtbank zal aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen beoordelen of sprake is van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage van de verdachte.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de avond op 5 juni 2021 met vier vrienden was, waaronder de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Zij kwamen aan bij de [locatie 1] op het moment dat de chaos begon. De jongens uit de wijken [locatie 2] en [wijk 1] hebben al maanden ruzie met elkaar. De verdachte heeft verklaard dat er zo’n 20 jongens uit de [wijk 1] waren en ongeveer 12 jongens uit de [wijk 2] . Er ontstond een gevecht. De verdachte stond op een afstand van 15 meter te kijken en zag dat er slaande bewegingen werden gemaakt met een zwaard van één meter lang. Hij heeft niet gezien of daar ook iemand mee werd geraakt. De verdachte zag dat iedereen aan het vechten was en dat er twee jongens op de grond lagen te gillen. De verdachte is toen terug gegaan naar [locatie 1] . Hij had geen mes bij zich.
Camerabeelden
De rechtbank stelt aan de hand van de camerabeelden vast dat de verdachte na het steekincident aanwezig is op [locatie 4] gelegen aan [adres 4] .
Snapchatgesprek 8 juni 2021
In de inbeslaggenomen telefoons van de verdachte en de [medeverdachte 4] werd na onderzoek een gesprek van 8 juni 2021 aangetroffen met 11 deelnemers op Snapchat. De rechtbank stelt vast dat de verdachte onder de accountnaam “ [medeverdachte 4] ” deelneemt aan het Snapchatgesprek van 8 juni 2021. De verdachte heeft in dat gesprek onder meer het volgende bericht gestuurd: ‘En als ze mij op beeld hebben bij [locatie 1] ben ik de lul’.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, ook in onderling verband en in samenhang bezien, niet vast komen te staan dat de verdachte in de directe nabijheid van het steekincident op [locatie 1] aanwezig was en dus evenmin dat hij een aandeel heeft gehad in het gepleegde geweld.
Op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte in de buurt van de plaats van het steekincident is geweest nu hij heeft kunnen zien dat er werd gevochten, dat er met een groot mes – de verdachte heeft het over een zwaard – werd gezwaaid en dat hij twee jongens op de grond heeft horen gillen. Ook leidt de rechtbank uit de berichten van de verdachte in het Snapchatgesprek van 8 juni 2021 af dat hij kennis heeft van zaken met betrekking tot het steekincident. Daaruit kan echter nog geen eigen bijdrage van de verdachte aan het gepleegde geweld worden afgeleid. Ook het bericht van de verdachte in het Snapchatgesprek dat als er camera’s bij de [locatie 1] zouden hangen, hij dan ‘de lul’ zou zijn, biedt onvoldoende grond om te concluderen dat de verdachte dan zelf actief aan het geweld bij de [locatie 1] moet hebben deelgenomen. Andere feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte zelf heeft deelgenomen aan het openlijk geweld tegen de slachtoffers, zijn in het dossier niet aangetroffen.
Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken dat de verdachte een significante of wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd, zodat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Ook is niet bewezen dat de verdachte inlichtingen zou hebben verschaft, gesprekken zou hebben gevoerd of messen zou hebben meegenomen, waardoor van medeplichtigheid aan het openlijk geweld evenmin sprake is.