ECLI:NL:RBDHA:2022:2633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
09-152010-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en vrijspraak van diefstal met geweld in Zoetermeer

Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 29 mei 2003, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en diefstal met geweld. De zaak vond plaats in Zoetermeer op 29 mei 2021, waar de verdachte samen met anderen betrokken was bij een straatroof en openlijk geweld tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die de slachtoffers achterna rende en hen mishandelde. De officier van justitie eiste een veroordeling voor beide feiten, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van de diefstal met geweld, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij de beroving van [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de diefstal, maar dat hij wel schuldig was aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank legde een werkstraf op van 60 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte, die als minderjarige wordt beschouwd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09-152010-21
Datum uitspraak 24 maart 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
hierna te noemen: de verdachte,
geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
[adres]
.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zittingen van 2 september 2021 (regiezitting),
23 februari 2022 (inhoudelijke behandeling) en 10 maart 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. P. de Jonge en de advocaat van de verdachte is mr. S.F. Deen te Zoetermeer. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat, ten laste gelegd dat:
1. hij op 29 mei 2021 in Zoetermeer, samen met anderen [slachtoffer 1] door middel van geweld heeft beroofd;
2. hij op 29 mei 2021 in Zoetermeer, openlijk geweld met zwaar lichamelijk letsel heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
primair), dan wel dat hij hier medeplichtig aan is geweest (
subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Daartoe heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht. Op 29 mei 2021 heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan de beroving van aangever [slachtoffer 1] en de openlijke geweldpleging tegen beide aangevers. De verdachte is met zijn medeverdachten achter de aangevers aangerend. Zij hebben vervolgens eerst aangever [slachtoffer 2] geslagen en geschopt totdat aangever [slachtoffer 2] kon ontkomen. Vervolgens heeft de hele groep verdachten zich gekeerd tegen aangever [slachtoffer 1] . Hij is geschopt en geslagen waarna hij van zijn tas is beroofd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft ten aanzien van de beroving van aangever [slachtoffer 1] niet meegekregen dat zijn tas werd beroofd. De verdachte was daar alleen aanwezig om te helpen bij een ruzie. Er was geen plan voor een beroving of een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat de verdachte niet in de buurt was. De verdachte heeft dan ook geen significante bijdrage geleverd aan het openlijke geweld.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
Op 29 mei 2021 bevonden de aangevers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zich in Albert Heijn in het winkelcentrum Meerzicht in Zoetermeer. Toen zij Albert Heijn uitliepen zijn zij door een groep jongens achterna gerend en mishandeld en is [slachtoffer 1] van zijn tas beroofd.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld wat er die dag met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gebeurd en welke betrokkenheid de verdachte daarbij had.
De bewijsmiddelen
De verklaring van aangevers
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 met [slachtoffer 2] en zijn vriendin in Albert Heijn in Meerzicht te Zoetermeer was. Toen zij bij Albert Heijn naar binnen liepen zag [slachtoffer 1] twee jongens de winkel uitlopen. Deze jongens waren later ook bij de beroving. De jongens zeiden op agressieve toon ‘wat is er dan’. [slachtoffer 2] liep naar de jongens toe en zei ook ‘wat is er dan’. [slachtoffer 1] hoorde niet wat de jongens verder tegen elkaar hebben gezegd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen vervolgens Albert Heijn in. Toen zij de winkel uitliepen richting de auto hoorde [slachtoffer 1] achter hen mensen roepen. Hij hoorde dat ze schreeuwden: ‘Wat doen jullie stoer?’ Dit was een groep van 9 à 10 personen. De groep liep 2 à 3 meter achter hen. De groep rende op [slachtoffer 2] af. [2] [slachtoffer 2] rende weg naar het einde van de parkeerplaats. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de groep op hem af kwam rennen en op hem in begon te slaan. Hij voelde verschillende malen vuistslagen tegen zijn hoofd. Door de klappen op zijn hoofd is hij op de grond gevallen. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag is hij ook geschopt in zijn zij en tegen zijn hoofd. Ondanks dat [slachtoffer 1] ‘stop’ riep, gingen de jongens door met slaan en schoppen. [slachtoffer 1] hoorde dat een jongen zei: ‘Pak zijn tas, pak zijn tas’. [slachtoffer 1] lag op dat moment op de grond met zijn ogen dicht en handen voor zijn gezicht om zichzelf te beschermen. [slachtoffer 1] voelde dat er aan zijn tasje werd getrokken. Uiteindelijk is het de daders toch gelukt om het tasje af te pakken. De daders renden daarna met zijn allen weg. Toen durfde hij pas zijn ogen open te doen.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 samen met zijn vriendin [naam 1] en [slachtoffer 1] naar Albert Heijn aan de Middelwaard in Zoetermeer ging. Toen zij de winkel binnen liepen, zongen zij een liedje. Daar reageerde een jongen op met ‘Wat is er’. Deze jongen was met een andere jongen. Toen [slachtoffer 2] met [slachtoffer 1] bij de kassa stond zag [slachtoffer 2] de eerder genoemde jongens buiten staat bij het raam. De jongens keken [slachtoffer 2] aan en maakten vechtgebaren door middel van het slaan met de vuist in de hand. [slachtoffer 2] liep vervolgens naar buiten. Op dat moment kwamen de jongens samen met nog meer jongens, een stuk of 10-12, naar hen toe gerend. De hele groep kwam ineens op [slachtoffer 2] af gerend. [slachtoffer 2] kreeg een blikje energy drink op zijn achterhoofd gegooid. [slachtoffer 2] werd op een gegeven moment omsingeld door allemaal jongens. Toen begonnen ze ineens allemaal op hem in te slaan. Hij weet niet wie en met welke hand ze hem allemaal sloegen. Terwijl de jongens [slachtoffer 2] sloegen, is hij gaan rennen. [slachtoffer 2] zag nog dat een van de jongens aan kwam rennen met een rood witte afzetketting. Deze heeft [slachtoffer 2] één keer op zijn linker kuit en één keer op zijn linker elleboog geslagen met de ketting. [slachtoffer 2] is vervolgens weer weg gerend en heeft de politie kunnen bellen. [3]
Bij [slachtoffer 2] was er geen uitwendig letsel zichtbaar, maar er is wel een vermoeden van oorsuizen in het rechteroor (tinnitus).
De getuigen
De getuige/aangeefster [naam 1] heeft bij de politie verklaard dat zij die dag met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] was. Zij liepen de Albert Heijn uit richting de auto van [slachtoffer 2] . Zij hoorde dat er mensen op hen af kwamen rennen en dat deze aan het schreeuwen waren. Er werd geschreeuwd ‘is dit die jongen, is dit die jongen’. Zij keek om en zag dat ongeveer vijf of zes jongens op hen af kwamen. Zij renden richting [slachtoffer 2] . [naam 1] dat alle jongens [slachtoffer 2] tegen zijn gezicht en hoofd sloegen. Ze zag dat [slachtoffer 2] zich beschermde en weg rende van de groep. Zij zag dat er drie jongens achter [slachtoffer 2] aan gingen, dat [slachtoffer 2] verderop tegenover een van de jongens stond en dat ze beiden een gevechtshouding hadden. Twee andere jongens renden ook richting [slachtoffer 2] . Een van deze jongens had iets in zijn hand. Het was rood en wit van kleur en het waren rondjes die aan elkaar vast zaten. De jongen probeerde [slachtoffer 2] met deze ketting te raken op zijn rug. Dit lukt niet omdat [slachtoffer 2] wegrende. De jongen sloeg opnieuw en raakte [slachtoffer 2] op zijn been. [slachtoffer 2] rende vervolgens weg en de jongens gingen achter hem aan. [4] Drie jongens kwamen vervolgens weer terug richting [naam 1] en [slachtoffer 1] . De drie jongens en de andere jongens van de groep pakten hierna [slachtoffer 1] . [naam 1] zag dat de jongens hem sloegen en schopten, ook toen [slachtoffer 1] op de grond lag. De jongen liep toen weer richting [slachtoffer 1] . De andere jongens waren [slachtoffer 1] nog steeds aan het slaan. [naam 1] hoorde iemand roepen ‘pak zijn tasje’. Zij zag dat de jongens het tasje van [slachtoffer 1] probeerden te pakken. Het was de jongens gelukt om de tas te pakken en [naam 1] zag dat de jongens hierna met zijn allen wegrenden.
De [getuige] heeft bij de politie verklaard dat zij op 29 mei 2021 bij haar nichtje in de flat op het Savelbos in Zoetermeer was. Op een bepaald moment zag zij allemaal onrust en mensen op de parkeerplaats. Haar dochter is gaan filmen en de getuige is naar het balkon gerend. De getuige zag een groep jongens op de parkeerplaats en zij zag dat de jongens achter een blanke jongen aan renden. De groep bestond uit acht of negen jongens. De blanke jongen rende weg van de groep en werd geslagen door een andere jongen. De jongen had een soort riem in zijn hand en daar sloeg hij die blanke jongen mee. [5]
Camerabeelden
Door de [verbalisant] zijn de camerabeelden van Albert Heijn, de camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht en de camerabeelden van twee particulieren uitgekeken. [6]
Aan de hand van getoonde foto’s van de beelden van 29 mei 2021 hebben verschillende verbalisanten daarop de navolgende verdachten herkend: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , [7] alsmede [medeverdachte 3] , [8] [medeverdachte 4] , [9] [medeverdachte 5] [10] en [medeverdachte 6] . [11]
De eigen waarneming van de rechtbank op basis van de camerabeelden
In het dossier bevinden zich camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht (voor Albert Heijn) en door de getuige gefilmde beelden. Ter zitting zijn deze bewegende beelden getoond.
De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat [slachtoffer 2] voor Albert Heijn een woordenwisseling krijgt met de [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] , waarna [slachtoffer 2] Albert Heijn in loopt, dat de medeverdachten daarna in de weer zijn met hun telefoon en dat na ongeveer vijf minuten 7 andere jongens, waaronder de verdachte, het winkelcentrum binnenkomen. Op enig moment is te zien dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en zijn vriendin uit Albert Heijn komen en het winkelcentrum verlaten. Enkele seconden later is te zien dat alle jongens, waaronder de verdachte, naar de uitgang rennen waardoor aangevers het winkelcentrum net hebben verlaten.
Op de door de getuige gefilmde beelden heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte op de beelden te zien is en met anderen geweld pleegt tegen [slachtoffer 1] .
De verklaring van de verdachte
Ter zitting zijn de beelden getoond en heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij een van de jongens is die het winkelcentrum binnenkomt en ook later het winkelcentrum uitrent in de richting van aangevers. Ook heeft de verdachte zichzelf herkend als een van de jongens op de door de getuige gefilmde beelden.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak diefstal met geweld tegen [slachtoffer 1] (feit 1)
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat vast is komen te staan dat tegen [slachtoffer 1] geweld is gepleegd en dat hij van zijn tas is beroofd, terwijl hij geslagen en geschopt werd. Het door de groep jongens gepleegde geweld tegen [slachtoffer 1] heeft de diefstal van zijn tas vergemakkelijkt. Uit de voorliggende bewijsmiddelen volgt echter niet wie van de verdachten het oogmerk had op het stelen van de tas, dan wel op het plegen van het geweld om de diefstal van de tas te vergemakkelijken. Onvoldoende duidelijk is immers welke jongen ‘pak zijn tas’ riep, wie van de jongens toen nog geweld tegen [slachtoffer 1] pleegden en door welke jongen of jongens de tas vervolgens is weggenomen.
Zowel aangever [slachtoffer 1] als [naam 1] hebben verklaard dat ‘pak zijn tas’ werd geroepen, toen er al geweld tegen [slachtoffer 1] werd gebruikt. [naam 1] noemt daarbij dat dit werd geroepen toen [medeverdachte 1] bij haar weg liep. Op de beelden is te zien dat op dat moment reeds een aantal jongens bij [slachtoffer 1] wegliep. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet vastgesteld worden wie van de verdachten de diefstal met geweld heeft gepleegd en moet de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Het openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2)
De verdachte is op de camerabeelden van het winkelcentrum te zien als één van de jongens die het winkelcentrum binnenkomt nadat er een woordenwisseling is geweest tussen de aangever [slachtoffer 2] en de [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] . Nadat [slachtoffer 2] en zijn vrienden naar buiten gaan is te zien dat deze jongens, als groep, aangevers achterna rennen.
Op de camerabeelden die zijn gefilmd door getuigen (en die slechts enkele momenten laten zien van hetgeen zich buiten heeft afgespeeld) is te zien dat de verdachte zich ook buiten bevindt en daar geweld pleegt tegen de andere aangever, [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de hele groep op hem af kwam rennen, dat hij een blikje Energy drink tegen zijn achterhoofd kreeg gegooid, dat hij door allemaal jongens is omsingeld en dat de jongens op hem insloegen, waarna hij kon wegrennen. Hij is toen nog geslagen door een jongen met een ketting. [naam 1] heeft verklaard dat er vijf of zes jongens op [slachtoffer 2] afrenden en dat hij door al deze jongens werd geslagen op zijn gezicht en hoofd, totdat hij wegrende. Hij werd toen door verschillende jongens achterna gezeten, waaronder een jongen met een ketting die hem op zijn been raakte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet alleen een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld (dat niet ten laste is gelegd onder feit 2), maar ook een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 2] gepleegde openlijk geweld: hij was onderdeel van de groep die [slachtoffer 2] achterna rende en belaagde en gelet op de aangifte en de getuigenverklaring hebben al deze jongens [slachtoffer 2] geslagen. Op de beelden van de getuige is bovendien te zien dat hij zich buiten bevond en geweld pleegde tegen [slachtoffer 1] , op de parkeerplaats waar het geweld tegen [slachtoffer 2] net had plaatsgevonden.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven gedragingen kan verder worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachten -na de woordenwisseling met [slachtoffer 2] door twee van hen- verzamelen in het winkelcentrum, als groep achter [slachtoffer 2] aan gaan en als groep geweld tegen [slachtoffer 2] plegen, waarbij kan worden gesproken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ook verdachte een significante rol heeft gehad in het gepleegde geweld door te slaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen
[slachtoffer 2] . Wel zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde gekwalificeerde
gevolgenvan de openlijke geweldpleging, namelijk dat het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad. Nog daargelaten dat van zwaar lichamelijk letsel niet is gebleken, kan uit de bewijsvoering naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de verdachte met zijn
eigenhandelen het letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) heeft toegebracht.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart, op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat
Feit 2 primair
hij op 29 mei 2021 te Zoetermeer met anderen, op de openbare weg, te weten aan het Middelwaard nabij winkelcentrum Meerzicht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het gooien van een blikje drinken tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] en
- meerdere malen slaan op/tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het slaan met een ketting op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde feit levert het volgende strafbare feit op:
Feit 2 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 6 weken voorwaardelijk, met aftrek van 3 dagen die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, dat de verdachte meewerkt aan het voortzetten van het coachingstraject, dat de verdachte onderwijs volgt en zorgt voor een zinvolle dagbesteding, dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met zijn medeverdachten, dat de verdachte meewerkt aan behandeling indien dat nodig wordt geacht en dat de verdachte meewerkt aan begeleid wonen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen strafblad, heeft nooit eerder vastgezeten en hij net is met een nieuwe opleiding gestart. De verdachte werkt hard aan zijn toekomst en staat open voor begeleiding.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
7.3.1
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders op 29 mei 2021 schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer [slachtoffer 2] . De verdachte en zijn mededaders hebben zich verzameld nadat met twee van hen een woordenwisseling had plaatsgevonden, hebben gewacht totdat het slachtoffer uit Albert Heijn kwam en zijn hem achterna gerend Zij hebben eerst een blikje tegen het hoofd van het slachtoffer gegooid en daarna hebben zij hem omsingeld en geslagen. Ook is het slachtoffer nog met een ketting geslagen. De groep was veruit in de meerderheid en heeft bewust samengewerkt om het slachtoffer aan te vallen; de rechtbank vindt dit laf en intimiderend handelen.
7.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages en verklaringen van deskundigen ter zitting
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het navolgende recente rapport ten aanzien
van de persoon van de verdachte.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 februari 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een first offender en is sindsdien niet meer in aanraking met de politie gekomen. De verdachte komt over als een naïeve jongen die wantrouwig is en niet altijd eerlijk. De betrokken hulpverlening en school zien dat de verdachte groeit in het vertrouwen naarmate er meer contact is. De Raad vindt het belangrijk dat hulpverlening voortgezet wordt. Indien de betrokkenheid van de verdachte bewezen geacht wordt, dan vindt de Raad een deels voorwaardelijke werkstraf met de inzet van een
jeugdreclasseringsmaatregel, een passende strafafdoening. Vanuit pedagogisch opzicht ziet de Raad dat de verdachte gebaat is bij begeleiding naar zelfstandigheid (wonen, werken, financiën en het maken van adequate keuzes). De Raad ziet tevens dat het moeilijk is om met de verdachte een vertrouwensband op te bouwen om de begeleiding te doen slagen. Dit maakt dat het inzetten van een eventuele leerstraf niet passend lijkt, daar de doelen mogelijk niet behaald zullen worden. Dat Coach 25 betrokken is en de verdachte zijn begeleiders vertrouwt, is een beschermende factor. De Raad vindt het van groot belang dit traject te waarborgen door het begeleidingstraject als bijzondere voorwaarde op te nemen en waar mogelijk uit te breiden. Daarnaast wordt de verdachte verdacht van een ernstig strafbaar feit, waarbij de Raad het niet passend vindt vrijwillige hulpverlening in te zetten maar een
jeugdbeschermingsmaatregel voort te zetten. Het voorwaardelijke karakter dient als de spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’. Mocht later blijken dat het begeleidingstraject alsnog stagneert of dat de verdachte afglijdt, dan kan de jeugdreclasseerder alsnog de inzet van een persoonlijkheidsonderzoek overwegen om op die manier de benodigde hulpverlening in het kader van de bijzondere voorwaarden nog gerichter en passender te kunnen organiseren.
De deskundige [naam 2] , werkzaam bij de Raad, heeft het rapport ter zitting nader toegelicht. De Raad heeft zorgen over de woonsituatie van de verdachte, de jongeren met wie hij omgaat en zijn schoolgang. De Raad is van mening dat de verdachte de consequenties van zijn handelen moet ervaren. De verdachte is gebaat bij de ondersteuning van de jeugdreclassering.
De deskundige [naam 3] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte zich in de afgelopen periode goed aan afspraken heeft gehouden. Het contact verloopt wel moeizaam en het contact blijft oppervlakkig.
De deskundige [naam 4] , werkzaam als coach bij Coach25, heeft ter zitting naar voren gebracht dat het contact met de verdachte erg moeizaam verloopt. Het is lastig om in te schatten wie de verdachte is, waar hij staat en wat zijn kernwaardes en valkuilen zijn. De verdachte verblijft nu bij zijn zus, en dat is geen stabiele situatie. Daar moet aandacht aan worden besteed, aldus de coach.
7.3.3
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit het rapport en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals vermeld in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat strafrechtelijke sancties ten aanzien van jeugdigen op grond van artikel 40 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) primair beogen dat de jeugdige een constructieve rol in de samenleving aanvaardt en in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Dit dient zowel het belang van de jeugdige als het belang van de samenleving.
De rechtbank zal het advies van de Raad volgen en aan de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf opleggen en niet – zoals door de officier van justitie is geëist – een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk staat aan het voorarrest. Hierbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte van een van de feiten is vrijgesproken en geen strafblad heeft. Met de Raad is de rechtbank echter wel van oordeel dat begeleiding en de bijzondere voorwaarden die hierna worden genoemd, noodzakelijk zijn. Het voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur om te zorgen dat de verdachte zijn afspraken zal nakomen en om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Hoewel de rechtbank met de officier van justitie en de deskundigen van oordeel is dat passende behandeling wenselijk is voor de verdachte, kan de rechtbank, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie HR 12 juli 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BQ4676 en HR 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1957) het meewerken aan behandeling niet als bijzondere voorwaarde opleggen nu tot op heden niet duidelijk is bij welke behandeling de verdachte gebaat is en waar die behandeling zou moeten plaatsvinden.
Alles afwegende, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.

8.Beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de(vul de feitaanduidingen in) in beslag genomen kleding teruggegeven kan worden aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zitting geen standpunt ingenomen over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel de rechtbank geen lijst van inbeslaggenomen goederen in het dossier heeft aangetroffen, stelt zij vast dat het dossier wel aanwijzingen bevat dat in deze zaak kleding van de verdachte in beslag is genomen gelet op het proces-verbaal van bevindingen van
9 juni 2021 op pagina 466 van het procesdossier, te weten een grijs trainingspak van het merk Nike.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van deze kleding.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij rechtens golden op het moment van het plegen van het strafbare feit dan wel zoals zij rechtens gelden op het moment van de uitspraak.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Feit 2 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, te weten
20 UREN, subsidiair
10 DAGENvervangende jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten
3 dagen, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het
voorwaardelijk gedeeltevan deze werkstraf wordt afgetrokken;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
verbindt aan het voorwaardelijke deel van de werkstraf een proeftijd van
twee jarenen stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en zich zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten waarop zij dat willen en zo lang zij dat willen;
3. dat hij gedurende de proeftijd zal blijven meewerken aan de begeleiding van een coach vanuit Coach E25 en zich zal houden aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
4. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding zal hebben;
5. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer:
- [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedag 2] 2001;
en met de medeverdachten:
-
[medeverdachte 6] , geboren op [geboortedag 3] 2003;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2003;
- [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedag 4] 2005;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 5] 2005;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 6] 2005,
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Den Haag tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd:
6. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
7. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
het inbeslaggenomen goed
gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen kleding zoals geverbaliseerd op pagina 466 van het procesdossier, te weten:
- een grijs trainingspak van het merk Nike;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 24 maart 2022.
Bijlage:
I. De tenlastelegging

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een heuptasje en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op voornoemde [slachtoffer 1] af te lopen en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer 1] te roepen en/of
- ( vervolgens) eenmaal of meerdere malen in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen (waardoor voornoemde [slachtoffer 1] op de grond viel) en/of
- ( vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) eenmaal of meerdere malen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan het Middelwaard nabij winkelcentrum Meerzicht, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het gooien van een blikje drinken tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het eenmaal of meerdere malen slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het eenmaal of meerdere malen slaan met een ketting op/tegen de rug en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) voor voornoemde [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen en/of goederen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich verzameld bij winkelcentrum Meerzicht en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer 2] omsingeld
- een ketting meegenomen en/of afspraken gemaakt over het meenemen van een ketting (door hemzelf en/of anderen), om hiermee/hiertoe/hierdoor [slachtoffer 2] te (kunnen) laten slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of (ander/overig) fysiek geweld toe te passen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021159275, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer – Leidschendam-Voorburg, onderzoek DH4R021046 / Ronin, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 2212).
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1081-1090.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 1094-1099.
4.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 1103-1105.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1106-1107.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1112-1130.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1172-1174, met fotoblad p. 1175-1190; proces-verbaal van bevindingen, p. 1191-1193, met fotoblad p. 1194-1206.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1224-1225, met fotoblad p. 1226-1227; proces-verbaal van bevindingen, p. 1228-1229 met fotoblad p. 1230-1231.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1232-1233; proces-verbaal van bevindingen, p. 1234-1235.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1236-1237, met fotoblad p. 1238 en bijlage p. 1239-1240; proces-verbaal van bevindingen, p. 1241, met fotoblad p. 1242 en bijlage p. 1243-1244.
11.Proces-verbaal van bevindingen p. 1245-1248.