ECLI:NL:RBDHA:2022:2593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
C/09/621425 / FA RK 21-8021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling tussen vader en minderjarige

Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Bhulai, verzocht om een regeling voor omgang met zijn dochter, die in 2011 is geboren en bij de moeder verblijft. De moeder, vertegenwoordigd door mr. V. de Roo, voerde verweer en stelde dat omgang niet in het belang van de minderjarige zou zijn, mede vanwege een trauma dat het kind heeft opgelopen. De rechtbank heeft de zaak op 24 februari 2022 behandeld, waarbij ook een verzoek tot adoptie en wijziging van gezag aan de orde was. De rechtbank heeft kennisgenomen van het Raadsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd geadviseerd om geen omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat er op dit moment geen draagvlak is voor omgang, gezien de overtuiging van de moeder dat de vader de minderjarige seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen, omdat het belang van de minderjarige voorop staat en er geen basis is voor contactherstel. Tevens is het verzoek om een bijzondere curator te benoemen afgewezen, omdat dit de minderjarige zou belasten. De rechtbank benadrukte dat de minderjarige zich moet richten op haar herstel en dat omgang met de vader op dit moment niet in haar belang is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-8021
Zaaknummer: C/09/621425
Datum beschikking: 24 maart 2022

Omgang

Beschikking op het op 11 november 2021 ingekomen verzoek van:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. S. Bhulai te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X]

de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. V. de Roo te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 16 februari 2022, met bijlagen, van de zijde van verzoekers.
Op 24 februari 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld in combinatie met het verzoek tot adoptie, wijziging gezag en wijziging geslachtsnaam (C/09/612925). Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn advocaat, de moeder en haar nieuwe partner [naam] , met mr. L. Berendse, waarnemend voor mr. De Roo, en [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot:
primair:
- het treffen van een regeling inzake de omgang tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats] in die zin dat de vader gedurende de eerste maanden eenmaal per week op zaterdag van 10.00 uur tot 13.00 uur omgang heeft met de minderjarige in een omgangshuis en vervolgens iedere zaterdagmiddag van 12.00 uur tot 17.00 uur in een omgangshuis;
subsidiair:
- het benoemen van een bijzondere curator over de minderjarige, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder en de man voeren verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- De vader en de moeder hebben met elkaar een relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats]
- De minderjarige verblijft bij de moeder.
- De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast.
- Bij beschikking van 12 maart 2019 van deze rechtbank is het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe het volgende
: “De rechtbank overweegt dat, zoals in het Raadsrapport naar voren komt, verschillende deskundigen het erover eens zijn dat omgang tussen de vader en [minderjarige] op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is. Los van de beantwoording van de vraag of seksueel misbruik daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, zijn zowel de Raad als beide ouders het erover eens dat [minderjarige] een trauma heeft. Dit trauma, ongeacht waardoor het is veroorzaakt, vormt op dit moment een contra-indicatie voor omgang tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] zal hiervoor, zoals de Raad adviseert in zijn rapport, opnieuw traumaverwerking moeten gaan volgen voordat contactherstel (in de toekomst) kan plaatsvinden. De rechtbank hoopt dat bij [minderjarige] op enig moment wel behoefte is aan omgang met haar vader. Om omgang tussen de vader en [minderjarige] in de toekomst, waar mogelijk, te realiseren, acht de rechtbank het van groot belang dat beide ouders het advies van de Raad met betrekking tot de hiervoor genoemde hulpverlening zullen opvolgen. In tegenstelling tot het advies van de Raad tot ontzegging van de omgang, zal de rechtbank het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling op de hiervoor onder a genoemde grond afwijzen, nu geen verzoek tot ontzegging van de omgang ter beoordeling voorligt.”

Beoordeling

De vader heeft verzocht om een begeleide omgangsregeling vast te stellen om het contact met de minderjarige weer op te bouwen. De vader heeft sinds 2017 geen contact met de minderjarige. Indien dit verzoek niet direct kan worden toegewezen, verzoekt de vader een bijzondere curator te benoemen die met de minderjarige kan praten en haar mening naar voren kan brengen.
De moeder heeft op de zitting verweer gevoerd. De moeder is ervan overtuigd dat de vader de minderjarige seksueel heeft misbruikt. Wat de moeder betreft zal er nooit een omgangsregeling komen.
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is het de rechtbank duidelijk geworden dat er op dit moment bij de moeder en de minderjarige geen draagvlak is om begeleide omgang tussen de vader en de minderjarige tot stand te brengen. De minderjarige staat op de wachtlijst voor EMDR therapie om een door haar opgelopen trauma te verwerken. Bij de moeder bestaat geen enkele bereidheid om mee te werken aan omgang, nu zij ervan overtuigd is dat de vader zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik rond 2017 van de minderjarige. Een omgangsregeling ook onder begeleiding van het omgangshuis, zal ervoor zorgen dat de minderjarige in een onmogelijke positie tussen haar ouders komt te verkeren. De moeder staat immers niet achter contactherstel. Evenmin is gebleken is dat de minderjarige momenteel voor contactherstel openstaat. Ook begeleide omgang acht de rechtbank dus niet in haar belang. De minderjarige moet zich op dit moment volledig op haar herstel kunnen richten en niet belast worden met de onrust die de omgang met zich mee zal brengen.
Subsidiair heeft de vader verzocht een bijzondere curator over de minderjarige te benoemen. De vader acht het van belang dat de minderjarige wordt gehoord door een onafhankelijk persoon die haar belangen kan behartigen. De rechtbank acht het benoemen van een bijzondere curator, bij de huidige stand van zaken, niet in het belang van de minderjarige. Dit zal haar namelijk alleen maar extra belasten, te meer nu de moeder hieraan ook geen medewerking wil verlenen.
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank de verzoeken af.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, M.J. Alt-van Endt en C.S.F. de Nijs, kinderrechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2022.