ECLI:NL:RBDHA:2022:2592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
C/09/612925 / FA RK 21-3709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van stiefouderadoptie en wijziging van geslachtsnaam van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie door de partner van de moeder van de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen, omdat de minderjarige nog steeds iets van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en moeder van de minderjarige een relatie hebben gehad en dat de minderjarige bij de moeder verblijft. De rechtbank heeft in overweging genomen dat deskundigen het erover eens zijn dat omgang tussen de vader en de minderjarige op dit moment niet in het belang van het kind is, gezien het trauma dat de minderjarige heeft opgelopen. De rechtbank heeft benadrukt dat het voor de identiteitsontwikkeling van de minderjarige essentieel is dat zij een genuanceerd beeld van haar vader kan ontwikkelen. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen, maar heeft het verzoek van de partner van de moeder om gezamenlijk gezag over de minderjarige te verkrijgen, toegewezen. Tevens is de geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd in die van de partner van de moeder, omdat de minderjarige deze wijziging wenst en dit positief kan bijdragen aan haar traumatherapie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-3709
Zaaknummer: C/09/612925
Datum beschikking: 24 maart 2022

Adoptie, gezag en geslachtsnaamwijziging

Beschikking op het op 31 mei 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[Y]

verzoeker,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. V. de Roo te Rotterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X]

de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. V. de Roo te Rotterdam.

[YY] ,

de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. S. Bhulai te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 oktober 2021;
- een brief van 2 november 2021 van de Raad voor de Kinderbescherming;
- een e-mailbericht van 30 november 2021, met als bijlage een brief van de
minderjarige [minderjarige] ;
- het bericht van 16 februari 2022, met bijlagen, van de zijde van verzoekers.
Op 24 februari 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld in combinatie met het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling (C/09/621425). Hierbij zijn verschenen: verzoeker en de moeder met mr. L. Berendse, waarnemend voor mr. De Roo, de vader met zijn advocaat en F [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot:
primair:
-adoptie door verzoeker van de minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1]
subsidiair:
- verzoeker gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige te
belasten;
primair en subsidiair:
-vast te stellen dat de geslachtsnaam van de minderjarige [geslachtsnaam Y] zal zijn.
De moeder ondersteunt het adoptieverzoek.
De vader heeft verweer gevoerd, wel verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum 1] 2011 te ’ [geboorteplaats 1]
- De minderjarige verblijft bij de moeder.
- De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast.
- Bij beschikking van 12 maart 2019 van deze rechtbank is het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe het volgende: “
De rechtbank overweegt dat, zoals in het Raadsrapport naar voren komt, verschillende deskundigen het erover eens zijn dat omgang tussen de vader en [minderjarige] op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is. Los van de beantwoording van de vraag of seksueel misbruik daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, zijn zowel de Raad als beide ouders het erover eens dat [minderjarige] een trauma heeft. Dit trauma, ongeacht waardoor het is veroorzaakt, vormt op dit moment een contra-indicatie voor omgang tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] zal hiervoor, zoals de Raad adviseert in zijn rapport, opnieuw traumaverwerking moeten gaan volgen voordat contactherstel (in de toekomst) kan plaatsvinden. De rechtbank hoopt dat bij [minderjarige] op enig moment wel behoefte is aan omgang met haar vader. Om omgang tussen de vader en [minderjarige] in de toekomst, waar mogelijk, te realiseren, acht de rechtbank het van groot belang dat beide ouders het advies van de Raad met betrekking tot de hiervoor genoemde hulpverlening zullen opvolgen. In tegenstelling tot het advies van de Raad tot ontzegging van de omgang, zal de rechtbank het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling op de hiervoor onder a genoemde grond afwijzen, nu geen verzoek tot ontzegging van de omgang ter beoordeling voorligt.”

Beoordeling

Adoptie
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:227 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen of op verzoek van één persoon alleen. Op grond van lid 2 van dit artikel kan het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
Op grond van lid 3 van dit artikel kan het verzoek alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
In artikel 1:228 BW lid 1 zijn de voorwaarden voor adoptie opgenomen. In lid 1 sub d is bepaald dat geen van de ouders het verzoek mag tegenspreken. In lid 2 is bepaald:
2.
Aan de tegenspraak van een ouder als bedoeld in het eerste lid, onder d, kan worden voorbijgegaan:
a.
indien het kind en de ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd; of
b.
indien de ouder het gezag over het kind heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding van het kind op grove wijze heeft verwaarloosd; of
c.
indien de ouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 1:227 lid 2 BW: samenleving verzoeker en de moeder?
De vader heeft aangevoerd dat verzoeker en de moeder niet voldoen aan de voorwaarde genoemd in artikel 1:227 lid 2 BW, omdat verzoeker en de moeder in de basisregistratie personen ingeschreven staan op een verschillend adres. De vader stelt dat verzoeker en de moeder niet samenwonen, zodat niet aan de wettelijk bepaalde samenlevings- en verzorgingstermijn is voldaan.
Verzoeker en de moeder hebben hierover verklaard dat zij een LAT relatie hebben, maar feitelijk wel samenwonen en de minderjarige gezamenlijk verzorgen en opvoeden sinds medio 2017.
De rechtbank acht het, op grond van de door verzoeker en de moeder overgelegde stukken en de rapportage van de raad van 29 oktober 2021 aannemelijk dat is voldaan aan de wettelijke samenlevingstermijn van verzoeker en de moeder van drie jaar en daarmee ook aan de wettelijke verzorgingstermijn van de minderjarige door verzoeker van één jaar.
Artikel 1:227 lid 3 BW: In het kennelijk belang van het kind?
Volgens verzoeker en de moeder is de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] , omdat verzoeker en de moeder beiden de ouderrol jegens [minderjarige] op zich nemen. [minderjarige] beschouwt verzoeker als haar vader. [minderjarige] heeft van haar oorspronkelijke vader niets meer te verwachten. Zij heeft al jaren geen omgang met haar vader, omdat de Raad voor de Kinderbescherming in het verleden negatief heeft geadviseerd ten aanzien van een omgangsregeling, mede vanwege het seksueel misbruik in het verleden.
De vader heeft verweer gevoerd. De vader betwist dat er sprake is geweest van seksueel misbruik. Dit misbruik is niet bewezen, laat staan dat de vader hiervoor onherroepelijk is veroordeeld. Ten slotte stelt de vader dat de minderjarige nog steeds iets van hem in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De vader wil graag een omgangsregeling met de minderjarige, maar hij is door de aangiftes van de moeder weggehouden bij de minderjarige. De vader voldoet aan zijn onderhoudsplicht jegens de minderjarige; hij voldoet nog steeds een bijdrage in haar kosten van verzorging en opvoeding.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een onderzoek verricht en daarover gerapporteerd. De Raad adviseert het verzoek tot adoptie en het verzoek tot naamswijziging af te wijzen. De Raad is van mening dat de minderjarige nog steeds iets van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De Raad acht het van belang voor de minderjarige dat er in haar leven ruimte is voor de vader. Deze ruimte hoeft niet per se te betekenen dat er contact is, maar wel dat de minderjarige acceptatie voelt voor het gegeven dat vader haar biologische vader is en dat zij eigenschappen en kenmerken van hem heeft die er mogen zijn. De Raad is van mening dat de adoptie en naamswijziging dit proces zullen belemmeren en daarom niet in haar belang is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vader heeft te kennen heeft gegeven de familierechtelijke betrekking met de minderjarige te willen behouden. Hij wil graag contact met de minderjarige, maar heeft er begrip voor dat dit contact mogelijk op de lange baan geschoven moet worden, omdat de minderjarige eerst behandeld moet worden voor het door haar opgelopen trauma. Daarom kan niet gezegd worden dat de minderjarige niets meer van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het voor een evenwichtige identiteitsontwikkeling van [minderjarige] essentieel is dat zij een genuanceerd beeld ontwikkelt van haar vader en dat er ruimte mag zijn voor de vader. Een deel van haar identiteit is namelijk verbonden aan haar vader. Als zij haar vader als volledig slecht beleeft, wijst zij daarmee ook een deel van zichzelf af. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor haar zelfbeeld en zelfvertrouwen. Indien de adoptie zou worden toegewezen, zou dit de familierechtelijke band met haar vader volledig verbreken. De rechtbank acht dit niet in het belang van [minderjarige] .
Gelet hierop zal het verzoek tot adoptie worden afgewezen en komt de rechtbank niet meer toe tot een beoordeling of aan de tegenspraak van de vader voorbij gegaan kan worden zoals is aangegeven in artikel 1:228 BW.
Gezag en naamswijziging
Verzoeker heeft verzocht hem mede met de moeder met het gezag over de minderjarige te belasten en de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen in de geslachtsnaam van verzoeker. De moeder heeft hiermee ingestemd. De vader heeft tegen de naamswijziging verweer gevoerd.
De Raad acht het in het belang van de minderjarige dat verzoeker samen met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast. Dit komt overeen met de feitelijke ouderrol die verzoeker ten aanzien van de minderjarige al jaren vervult. Wijziging van de geslachtsnaam acht de Raad niet in het belang van de minderjarige omdat dit haar identiteitsontwikkeling in de weg kan staan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:253t BW kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. In het geval het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, wordt het verzoek slechts toegewezen, indien: (a) de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en (b) de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aangesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest
.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat tussen verzoeker en de minderjarige een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Ook is voldaan aan de eis dat de moeder op de dag van indiening van het verzoek ten minste drie jaar belast is met het eenhoofdig gezag over de minderjarige. Verder is voldaan aan de voorwaarde dat de moeder en verzoeker de minderjarige ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek gezamenlijk hebben verzorgd.
De rechtbank wijst het verzoek om verzoeker mede met de moeder met het gezag over de minderjarige te belasten toe, nu dit recht doet aan de feitelijke situatie van de minderjarige.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, lid 1, aanhef en onder sub a van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Op grond van artikel 1:253t, vijfde lid, BW kan een verzoek om gezamenlijk gezag vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien (a) het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek, (b) het verzoek, bedoeld in artikel 1:253t, eerste lid, BW wordt afgewezen, of (c) het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
De minderjarige heeft schriftelijk verklaard de geslachtsnaam van verzoeker te willen dragen, omdat zij verzoeker als haar vader ziet.
Aan de orde is hier of het belang van [minderjarige] zich tegen toewijzing van de geslachtsnaam wijziging verzet. De rechtbank is anders dan de Raad van oordeel dat dat niet zo is. Integendeel, gelet op de door haar uitgesproken wens voor die geslachtsnaam kan naar het oordeel van de rechtbank een positief effect worden verwacht op de door haar te volgen traumatherapie. De moeder heeft op de zitting aangegeven dat [minderjarige] , ook op advies van haar school, deze therapie nodig heeft en dat zij op de wachtlijst staat voor (nogmaals) EMDR behandeling en daarnaast ook voor cognitieve gedragstherapie.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat voortaan [Y] geboren [geboortedatum 2] 1990 te [geboorteplaats 2] , Joegoslavië, samen met de moeder belast is met het gezag over de minderjarige [minderjarige] geboren op 4 [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
*
wijzigt de geslachtsnaam van [minderjarige] in die zin dat de geslachtsnaam zal zijn ‘ [geslachtsnaam Y] ;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, M.J. Alt-van Endt en C.S.F. de Nijs, kinderrechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2022.