3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2 – het steekincident op 5 juni 2021
Algemene inleiding
Op 5 juni 2021 omstreeks 23:00 uur zijn verbalisanten na een melding over een steekpartij naar [locatie 1] te Zoetermeer gegaan. Ter plaatse aangekomen zagen zij ter hoogte van [locatie 2] twee personen op de stoeprand zitten met ongeveer vijf personen eromheen. De verbalisant zag op de doorgaande weg een grote hoeveelheid bloeddruppels liggen. De twee personen op de stoeprand, die later bleken te zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ), zaten onder het bloed en hadden beiden verwondingen aan het lichaam, lijkend op steekverwondingen. De verbalisant hoorde [slachtoffer 1] verklaren dat zij gewoon aan het basketballen waren op het veldje en ineens door een groep werden aangevallen. Hij had niets gezien en wist ook niet met hoeveel mensen zij waren. [slachtoffer 2] verklaarde dat de aanval uit het niets kwam en dat hij verder niet kon vertellen wat er was gebeurd. Beide slachtoffers zijn meegenomen met de ambulance.
Verklaringen van slachtoffers
Het slachtoffer [slachtoffer 1] is op 6 juni 2021 door de politie in het ziekenhuis gehoord, waarbij hij heeft verklaard dat hij zag dat iemand op hem af kwam lopen met een mes. Hij verklaarde ook dat hij geen aangifte wilde doen.Op 22 november 2021 is [slachtoffer 1] als getuige gehoord; hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat hij heeft verklaard in het ziekenhuis, dat hij geen mes heeft gezien en dat hij dit in het ziekenhuis ook niet heeft verklaard. Hij weet niet meer met wie hij die avond was, behalve met [slachtoffer 2] . De namen van de verdachte en zijn medeverdachten zeggen hem niets. Ook slachtoffer [slachtoffer 2] is als getuige gehoord en heeft op 22 november 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij ‘gewoon’ geen aangifte wil doen en dat hij niet heeft gezien wie hem heeft gestoken.
Verwondingen van slachtoffers
[verbalisant] , die ter plaatste was vlak na het incident, heeft op 5 juni 2021 gezien dat [slachtoffer 1] een open wond had op zijn linker schouderblad, een wond aan zijn linker elleboog en aan zijn linker pols, een steekwond onder zijn linker tepel op zijn borst en een steekwond in de linkerzijde van zijn torso. De verbalisant zag dat [slachtoffer 2] een open wond had op zijn achterhoofd, lijkend op een steekwond.[slachtoffer 2] heeft op
22 november 2021 bij de rechter-commissaris zelf ook verklaard dat hij een steekwond op zijn achterhoofd heeft opgelopen.
Getuigen
[getuige 1] heeft op 5 juni 2021 verklaard dat hij twee jongens onder het bloed zag zitten en hen tegen elkaar hoorde zeggen dat ze niks gingen vertellen en zouden zeggen dat er niets gebeurd was. Hij hoorde hen zeggen dat het ‘hun blok tegen ons blok’ was en iets met Syrië wat nu geen Syriërs meer waren.Kort voor het incident had hij een groep van 20 à 30 man zien rennen.
[getuige 2] heeft op 6 juni 2021 verklaard dat hij achter [locatie 1] met ongeveer vijf vrienden aan het basketballen was en er opeens een groep jongens schreeuwend op hen af kwam rennen. Hij zag dat één van deze jongens een mes in zijn handen had met een lengte van ongeveer 15 centimeter.
Snapchatgesprek 5 juni 2021
Op de inbeslaggenomen telefoon van één van de medeverdachten is een Snapchatgesprek aangetroffen met 27 deelnemers, gevoerd op verschillende tijdstippen in de avond van
5 juni 2020, de dag van het steekincident. Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in [locatie 1] te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat onder meer de volgende teksten zijn verzonden:
1
[naam 1]
Boys vandaag kaka
5-6-2021 16:14:10
2
[naam 1]
Iedereen black gedrest
5-6-2021 16:14:24
3
[naam 1]
Beetje spitten hier en daar
5-6-2021 16:14:34
68
[naam 2]
Wille jullie nog [groep] pakke
5-6-2021 22:39:44
69
[naam 2]
We gaan zo miss starten
5-6-2021 22:39:50
70
[naam 2]
We nog wille pakke kom skate
5-6-2021 22:40:05
73
[naam 1]
Waar
5-6-2021 22:41:04
74
[naam 2]
Skate
5-6-2021 22:41:07
75
[naam 3]
Yusu
5-6-2021 22:41:11
76
[naam 2]
Zijn juillie down
5-6-2021 22:41:12
77
[naam 1]
Wnr nu
5-6-2021 22:41:18
78
[naam 2]
Skatebaan
5-6-2021 22:41:22
79
[naam 2]
Nui gwn
5-6-2021 22:41:26
80
[naam 2]
Nuu
5-6-2021 22:41:28
81
[naam 1]
We mokken
5-6-2021 22:41:30
82
[naam 2]
Jahtoxh
5-6-2021 22:41:35
83
[naam 2]
Neem
5-6-2021 22:41:36
84
[naam 2]
Dingge
5-6-2021 22:41:41
85
[naam 2]
Mee
5-6-2021 22:41:42
86
[naam 4]
Welk boys van [groep] ?
5-6-2021 22:41:53
87
[naam 2]
We hbn nii genoeg
5-6-2021 22:41:54
88
[naam 2]
Chefs
5-6-2021 22:41:59
90
[naam 1]
We komen nu
5-6-2021 22:42:26
92
[naam 3]
Die soma
5-6-2021 22:42:55
93
[naam 3]
Enzo
5-6-2021 22:42:56
94
[naam 3]
Je had beef met zo toch
5-6-2021 22:42:59
98
[naam 2]
Gwn Chris n die somas
5-6-2021 22:43:57
109
[naam 3]
Bro Julie moeten back
5-6-2021 23:04:31
131
[naam 3]
Wie is [slachtoffer 1]
5-6-2021 23:07:38
133
[naam 3]
Die man is 5 ofs gedipt
5-6-2021 23:08:27
147
[naam 3]
ze ging dashed
5-6-2021 23:10:17
148
[naam 3]
Toen wij trokken
5-6-2021 23:10:26
186
[naam 3]
[slachtoffer 1] is goed gepakt man
5-6-2021 23:16:34
197
[naam 3]
Kkr mijn machete
5-6-2021 23:21:44
Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in [locatie 1] te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna. De politie heeft onder meer opgeschreven dat ‘spitten’duidt op rappen en uit het dossier volgt dat met ‘chefs’messen worden bedoeld.
Camerabeelden
Het dossier bevat meerdere camerabeelden, waaronder beelden van [locatie 3] gelegen aan [adres 2] en beelden van [adres 3] in Zoetermeer.[locatie 3] bevindt zich - hemelsbreed - op een afstand van 1,5 meter kilometer van de plaats van het steekincident. [adres 3] is een weg die onder meer verbinding vormt tussen de plaats van het steekincident ( [locatie 4] ) en [locatie 3] aan [adres 2] ( [locatie 5] ). Op de plaats van het steekincident, nabij een [locatie 2] aan [locatie 1] – in het dossier ook aangeduid als de [locatie 2] –, hangen geen camera’s.
Tussenconclusie
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de aanleiding van het steekincident is geweest, nu de slachtoffers daar zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris niet over hebben willen verklaren. De rechtbank ziet wel aanwijzingen in het dossier dat sprake zou zijn van een ruzie tussen jongens uit verschillende wijken in Zoetermeer gelet op de hierboven genoemde verklaring van [getuige 1] en het Snapchatgesprek waarin wordt gesproken over het ‘pakken van [groep] ’ (jongens uit [gebied] ) en een ‘beef’ (ruzie). Uit het dossier volgt verder dat bij meerdere verdachten drillrapteksten en beelden van drillrap-clips zijn aangetroffen op hun telefoons, maar de inhoud daarvan geeft onvoldoende aanleiding voor de gevolgtrekking dat het steekincident te maken had met een drillrap-gerelateerde ruzie.
De rechtbank leidt tot zover uit de stukken af dat sprake is geweest van een heftige confrontatie bij [locatie 1] te Zoetermeer, waarbij een groep jongens op de slachtoffers is afgerend, waaronder in ieder geval één jongen met een mes, en de twee slachtoffers zijn gestoken. [slachtoffer 1] heeft daarbij vijf steekwonden opgelopen aan zijn lichaam en [slachtoffer 2] één steekwond op zijn achterhoofd.
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld hoe dit geweld moet worden gekwalificeerd.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
Voorbedachte raad?
Voor bewezenverklaring van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord zal vast moeten komen te staan dat een verdachte zich op enig moment heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat daarbij om de weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Of voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dus sterk af van die gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval waaronder de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar hoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de verdachten sprake was van voorbedachte raad en stoelt die overtuiging hoofdzakelijk op het Snapchatgesprek van
5 juni 2021. De verdachten hebben volgens de officier van justitie voldoende tijd gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit en zich rekenschap te geven van de gevolgen. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is geen sprake geweest. De officier van justitie gaat uit van een tijdlijn op 5 juni 2021 die aanvangt om 16:14 uur, wanneer de deelnemer “ [naam 1] ” in het Snapchatgesprek zegt ‘Boys vandaag kaka, iedereen black gedrest, beetje spitten hier en daar’.
De rechtbank gaat in de eerste plaats uit van een andere lezing van de berichten in het Snapchatgesprek op 5 juni 2021. Zoals gerelateerd in eerdergenoemd proces-verbaal wordt met ‘spitten’ rappen bedoeld. Uit het voorstel van deelnemer “ [naam 1] ” om een beetje te gaan spitten hier en daar kan daarom niet worden afgeleid dat er vanaf 16:14 uur (al) sprake is van het opzetten van een plan om iemand te gaan steken. Eerst vanaf 22:39 uur, wanneer deelnemer “ [naam 2] ” in de Snapchatgroep zegt: ‘Wille jullie nog [groep] pakke’, ‘We gaan zo miss starten’, ‘We wille nog pakke kom skate’ en ‘We hbn nii genoeg chefs’, is sprake van een gesprek waarin de rechtbank een oproep ziet om mensen te verzamelen en messen mee te nemen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit deze berichten niet volgt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan maar eerder van een gemoedsopwelling, nu deze berichten slechts twintig minuten voordat de steekpartij plaatsvond zijn verstuurd. Verder kan uit de berichten weliswaar worden afgeleid dat er een voornemen was om ‘ [groep] ’ te gaan ‘pakken’, maar voor de conclusie dat daarmee concreet is bedoeld om een of meer anderen bewust van het leven te gaan beroven geven deze berichten onvoldoende grond, zelfs niet in het licht van de aansporing om messen mee te nemen. Van een moment van kalm beraad of rustig overleg zoals hierboven uiteengezet is de rechtbank uit deze berichten daarom niet gebleken. Uit de camerabeelden voorafgaand aan het incident kan, alleen al gelet op de plaats waar de beelden zijn gemaakt, evenmin worden afgeleid of de verdachten met elkaar hebben afgestemd wat er zou (moeten) gaan gebeuren. Andere omstandigheden in de aanloop naar of tijdens de steekpartij, waaruit kan worden afgeleid dat er bij één of meer verdachten sprake is geweest van een voornemen een ander van het leven te beroven en van kalm beraad of rustig overleg daartoe, heeft de rechtbank in het dossier niet aangetroffen. Dat betekent dat het geweld dat op 5 juni 2021 heeft plaatsgevonden niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot moord.
Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van die poging tot moord of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord en van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan een poging tot moord.
Poging tot doodslag?
Daarmee ligt de vraag voor of sprake is van poging tot doodslag zoals primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegd. Het steken met een mes in bepaalde delen van het lichaam van een persoon kan in bepaalde gevallen dodelijk zijn. Om te kunnen spreken van potentieel dodelijk letsel is van doorslaggevend belang dat wordt vastgesteld dat vitale delen in het lichaam zijn of hadden kunnen worden geraakt. In deze zaak is vast komen te staan dat het [slachtoffer 1] in totaal vijf steekwonden heeft opgelopen, te weten bij zijn linker schouderblad, linker elleboog, linker pols, onder zijn linker tepel op zijn borst en in de linkerzijde van zijn bovenlichaam. Het [slachtoffer 2] heeft een steekwond opgelopen op zijn achterhoofd. De rechtbank stelt vast dat een medische verklaring over de aard en ernst van de verwondingen van beide slachtoffers ontbreekt. Nu niet is komen vast te staan dat met de messteken een of meer vitale delen van het lichaam zijn geraakt of konden worden geraakt en onduidelijk is gebleven wat de aard en ernst van het letsel was, of er een noodzaak tot medisch ingrijpen is geweest en in hoeverre er uitzicht is op (volledig) herstel, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de door de slachtoffers opgelopen steekwonden potentieel dodelijk zijn geweest. Reeds daarom zal de verdachte, nog daargelaten dat uit de bewijsmiddelen evenmin kan worden afgeleid dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van de slachtoffers heeft aanvaard, ook worden vrijgesproken van de hem primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging tot doodslag.
Daar komt bij dat het voor de rechtbank op basis van het dossier op één verdachte na onduidelijk is gebleven door wie en onder welke omstandigheden er voorts is gestoken. Dat de rechtbank onvoldoende wetenschap heeft over de steekletsels en de omstandigheden waaronder deze zijn toegebracht is enerzijds gelegen in het uitblijven van een aangifte door de slachtoffers en anderzijds in het zwijgen dan wel zeer beperkt verklaren door alle betrokkenen waaronder de verdachten. Bij die stand van zaken concludeert de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van (het medeplegen van- dan wel de medeplichtigheid aan) een poging tot doodslag.
Zware mishandeling?
Vervolgens ligt de vraag voor of sprake is geweest van zware mishandeling.
Hiervoor is vastgesteld dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de slachtoffers steekwonden hebben opgelopen. Vooropgesteld wordt dat de rechtbank dit ziet als ernstig letsel. Bij de beantwoording van de vraag of toegebracht letsel als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden aangemerkt dient echter de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel in aanmerking te worden genomen. De rechtbank heeft hiervoor reeds geconstateerd dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat op grond waarvan de aard en ernst van de steekverwondingen, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel kan worden vastgesteld. De waarnemingen van de verbalisanten die het eerste ter plaatse waren en de beknopte verklaringen van de slachtoffers zelf zijn ontoereikend om het letsel van de beide slachtoffers aan te kunnen merken als zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte zal daarom ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Daarmee komt de rechtbank evenmin toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van zware mishandeling of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair en nog meer subsidiair ten laste gelegde.
Voorbereidingshandelingen?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 nog meer subsidiair tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot het begaan van een misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven en waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruikt daarvan voor ogen had.
Van voorbereidingshandelingen is sprake wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (samenvattend: middelen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.
De rechtbank constateert dat de officier van justitie in dit verband onder de eerste twee gedachtestreepjes handelingen ten laste heeft gelegd, te weten – kort gezegd – het per telefoon en sociale media afspreken en oproepen om anderen te grazen te nemen en het verzamelen van een groep mensen om met dat doel samen naar [locatie 2] te gaan. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als middelen, bestemd tot het begaan van een misdrijf.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of de verdachte opzettelijk een mes voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd onder het derde gedachtestreepje, bestemd ter voorbereiding van misdrijven als in de tenlastelegging omschreven, te weten poging tot moord, poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident (alleen of in nauwe en bewuste samenwerking met een ander) een mes voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 nog meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde.
Eindconclusie
Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat de rechtbank de verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 5 juni 2021 te Zoetermeer op de openbare weg zijn aangevallen door een groep jongens waarbij zij zijn gestoken met een mes. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat de slachtoffers zijn geschopt en geslagen.De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er openlijk en in vereniging geweld tegen de slachtoffers is gepleegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit geweld.
Juridisch kader
Met betrekking tot de ten laste gelegde openlijke geweldpleging stelt de rechtbank voorop dat blijkens de wetsgeschiedenis, zoals aangehaald in het arrest van de Hoge Raad van
11 november 2003, ECLI:NL:HR:AL6209, van het ‘in vereniging’ plegen van geweld in de zin van deze strafbaarstelling sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
De rechtbank zal aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen beoordelen of sprake is van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage van de verdachte.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met vrienden bij de skatebaan was. Hij zag dat mensen vanaf de andere kant aan kwamen rennen en klaar stonden om te vechten. Op dat moment is de verdachte naar huis gerend. De verdachte heeft geen messen gezien. Onderweg is hij nog gestopt op [locatie 3] gelegen aan [adres 2] . Hij heeft niet gezien dat er gestoken is en hij heeft niet meegedaan aan de vechtpartij.
Camerabeelden
De rechtbank stelt aan de hand van de camerabeelden vast dat de verdachte na het steekincident aanwezig is op [locatie 3] gelegen aan [adres 2] .
Snapchatgesprek 8 juni 2021
Na onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van één van de medeverdachten is een Snapchatgesprek aangetroffen met 11 deelnemers. De rechtbank stelt vast dat de naam van de verdachte door medeverdachten wordt genoemd in het gesprek en ook in Snapchatberichten die op telefoons van andere verdachten zijn aangetroffen, en dat onder meer wordt besproken dat de verdachte is opgepakt en dat de medeverdachten zich afvragen of de verdachte zal “snitchen”.
Verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 1] heeft op 12 juli 2021 bij de politie verklaard dat hij op
5 juni 2021 het steekincident heeft gezien op een afstand van 15 meter. Hij was die avond samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . De medeverdachte verklaarde dat de chaos begon op het moment dat zij aankwamen bij [locatie 2] . De medeverdachte stond op een afstand te kijken met [medeverdachte 2] . Op de opmerking van de verbalisant dat de rest dan in de chaos is, als ze niet meer bij hem staan, knikt de medeverdachte ‘ja’ en zegt dan dat hij ‘eigenlijk nu wel een soort van gesnitched’ heeft.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, ook in onderling verband en in samenhang bezien, niet vast komen te staan dat de verdachte een aandeel heeft gehad in het gepleegde geweld. Uit de aanwezigheid van de verdachte op [locatie 3] aan [adres 2] kan niets worden afgeleid over eventuele deelname aan het steekincident bij de [locatie 2] . Dat geldt evenzeer voor de kleding waarvan op de camerabeelden te zien is dat de verdachte die droeg. Zelfs al zou de verdachte aanvankelijk een volledig rood trainingspak hebben gedragen - wat hij heeft ontkend en waarvoor bewijs in het dossier ontbreekt - dan zou dit niet kunnen bijdragen tot bewijs van zijn deelname. Uit het dossier kan immers niet worden afgeleid dat een van de daders een rood trainingspak heeft gedragen. Voorts kan uit de verklaring van de [medeverdachte 1] weliswaar worden afgeleid dat de verdachte heel dicht bij het steekincident is geweest, maar ook uit die verklaring kan geen eigen bijdrage van de verdachte aan het gepleegde geweld worden afgeleid.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat hetgeen door de medeverdachten in de Snapchat-gesprekken over de verdachte is gezegd evenmin grond biedt voor de gevolgtrekking dat de verdachte zelf actief heeft meegedaan aan het geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door de medeverdachten benoemde vrees dat de verdachte zal “snitchen” niet zonder meer betekent dat de verdachte zelf geweld heeft gepleegd; “snitchen” – klikken/verraden – zal immers ook juist gaan over iets wat iemand ánderen heeft zien doen. Nu in geen van die berichten concreet wordt benoemd dat de verdachte daadwerkelijk aan de vechtpartij heeft deelgenomen kan ook uit die berichten geen actieve betrokkenheid van de verdachte bij het steekincident worden afgeleid.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Uit voorgaande bespreking van de bewijsmiddelen volgt tevens dat niet kan worden bewezen dat de verdachte inlichtingen zou hebben verschaft, gesprekken zou hebben gevoerd of messen zou hebben meegenomen, zodat van medeplichtigheid aan het openlijk geweld evenmin sprake is.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.