ECLI:NL:RBDHA:2022:2570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
09-258864-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en bedreiging met de dood door een minderjarige

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en bedreiging met de dood. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 25 september 2021 in De Lier, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer, [slachtoffer], heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet fysiek betrokken bij het geweld, wel degelijk een rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van het delict. Dit bleek uit verschillende WhatsApp-berichten waarin zij samen met medeverdachten plannen maakte om het slachtoffer te confronteren. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorbedachte raad, aangezien de verdachte en haar medeverdachten een plan hadden gesmeed om het slachtoffer te treffen. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke werkstraf op van 80 uren, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer, en benadrukte de noodzaak van passende hulpverlening voor de verdachte, gezien haar jonge leeftijd en kwetsbare situatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09-258864-21
Datum uitspraak 10 februari 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres]

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zitting van 27 januari 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.L.M. de L’Isle en advocaat van de verdachte is
mr. A.B.M. Nohl te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting, ten laste gelegd dat:
1. zij op 25 september 2021 in de Lier, gemeente Westland, samen met anderen en met voorbedachte raad heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat zij hier medeplichtig aan is geweest (
subsidiair);
2. zij op 25 september 2021 in de Lier, gemeente Westland, [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde.
De advocaat heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een vooropgezet plan. De Whatsappberichten tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 4] en de verdachte zijn slechts fantasie en grootspraak. De verdachte heeft zelf geen geweld gebruikt. Zij kan niet als medepleger worden aangemerkt omdat zij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de advocaat naar voren gebracht dat de uitlatingen van de verdachte opgevat moeten worden als een emotionele uitbarsting gelet op de omstandigheden waaronder zij de bedreiging heeft geuit. Om die reden kan naar objectieve maatstaven geen redelijke vrees zijn ontstaan bij de aangevers.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Feit 1
Inleiding
Op 25 september 2021 omstreeks 22.00 uur zijn verbalisanten na een melding naar De Lier gestuurd in verband met een vechtpartij. Ter plaatse aangekomen zagen zij een persoon, die later bleek te zijn [slachtoffer] , tot aan zijn schouders in de sloot staan. Brandweerlieden haalden hem uit het water. [slachtoffer] verklaarde te zijn mishandeld door twee jongens en daarbij te zijn geslagen met een voorwerp waarvan hij dacht dat het een hamer was. Hij was ook bedreigd door een vrouw die nog ter plaatse was bij het incident. De vrouw werd staande gehouden en bleek te zijn [medeverdachte 2] , de moeder van de verdachte. [2] Zij verklaarde ongevraagd dat zij was gekomen om haar dochter te beschermen, dat haar dochter verkracht was door [slachtoffer] , en dat zij naar buiten was gelopen om [slachtoffer] te confronteren. [3] Na het incident kwam er een meisje aanlopen, naar later bleek de dochter van [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: de verdachte), dat richting een verbalisant ter plaatse heeft gezegd dat de man zijn verdiende loon had gekregen omdat hij haar weer wilde pakken en dat haar moeder ervoor gezorgd had dat dit niet was gebeurd. [4]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat er die avond met [slachtoffer] is gebeurd en welke betrokkenheid de verdachte daarbij had.
De bewijsmiddelen
Verklaringen van aangever
[slachtoffer] heeft op 26 september 2021 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op
25 september 2021 omstreeks 22.00 uur is geslagen met vuisten op zijn hoofd, tegen zijn bovenlichaam is getrapt, en met een hamer tegen zijn hoofd is geslagen. Het deed heel erg pijn en hij voelde zich duizelig en misselijk. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) had afgesproken via WhatsApp en bij de bushalte op haar stond te wachten. Twee gasten kwamen ineens op hem afgerend. [slachtoffer] rende weg en zij hebben hem op de grond geveegd. Hij is opgestaan en kreeg toen klappen met de hamer. [5]
Op 27 september 2021 is [slachtoffer] nader gehoord door de politie. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij in augustus 2021 had afgesproken met de verdachte en toen seks met haar heeft gehad. Op 25 september 2021 had [slachtoffer] weer met de verdachte afgesproken en heel lang op haar gewacht bij de bushalte, want ze zei steeds “wacht even”. Toen ze er was gaf ze hem een knuffel en ging ze weg en kwamen er twee jongens. De verdachte bleef op een afstand staan. Bij de donkere jongen zag [slachtoffer] een hamer in zijn rechterhand toen hij dichterbij kwam. Volgens [slachtoffer] was het een klauwhamer. [slachtoffer] wilde wegrennen, maar de lichtgetinte jongen met grijs Nike Tech vest rende hem eruit, haalde hem naar de grond en trapte hem. Nadat [slachtoffer] was opgestaan ging het bij de kruising nog door met het slaan en schoppen. Hij heeft gevoeld dat hij met de hamer werd geraakt op zijn voorhoofd. [6]
Letsel
Verbalisant [verbalisant 3] , die ter plaatse was vlak na het incident, heeft op 25 september 2021 gezien dat [slachtoffer] op de rechter en linkerzijde van zijn voorhoofd twee flinke bulten had en dat rondom deze bulten een rode ring zat. [7]
Op 26 september 2021 heeft de moeder van [slachtoffer] aan de politie laten weten dat haar zoon net uit het ziekenhuis was ontslagen, een hersenschudding had en veel blauwe plekken op zijn hoofd. De moeder van [slachtoffer] heeft op verzoek van de politie foto’s gemaakt van het letsel. [8]
Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts van de GGD is het volgende gebleken.
De rechterzijde van het gelaat is gezwollen. Aan de rechterzijde van het voorhoofd zijn drie bij elkaar gelegen letsels; huidverkleuringen. Aan de rechterslaap, in de behaarde hoofdhuid, bevindt zich een rode huidverkleuring, mogelijk iets rechthoekig van vorm, van circa 1 x 0,7 cm. Aan het voorhoofd links een geel-rode huidverkleuring. Aan het rechterbovenooglid een paars-blauwe huidverkleuring, scherp begrensd, van circa 4 x 1 cm. De huidverkleuringen zijn te duiden als bloeduitstortingen. De bloeduitstortingen en de oppervlakkige huidbeschadigingen zijn ontstaan als gevolg van inwerking van mechanisch stomp botsend geweld zoals onder andere kan ontstaan door (zich) stoten, slaan met of vallen tegen een hard voorwerp, lichaamsdeel of hard (uitsteeksel van) een groter object, schoppen met de al dan niet geschoeide voet(en). [9]
Getuige
Naar aanleiding van een getuigenoproep heeft [getuige] verklaard dat haar dochter
[getuige] op zaterdagavond 25 september 2021 tussen 22.00 en 22.20 uur in De Lier twee jongens had zien fietsen en een van de jongens had horen zeggen dat hij een jongen met een hamer op zijn hoofd had geslagen. [getuige] verklaarde dat zij de jongen hoorde zeggen: “Wollah, ik heb een jongen met een hamer op zijn hoofd geslagen”. [10]
Camerabeelden
Op camerabeelden is te zien dat op 25 september 2021 om (naar de rechtbank begrijpt) 22:07:10 uur drie personen het beeld in komen rennen. Persoon 1 is het slachtoffer en de anderen worden dader 1 en dader 2 genoemd. Het slachtoffer komt het beeld in rennen met dader 1 vlak achter zich. Dader 1 pakt het slachtoffer bij de jas vast en slaat het slachtoffer met kracht twee maal op het hoofd. Dader 2 komt aanrennen met vermoedelijk iets in zijn rechterhand en slaat de eerste keer onderhands richting het lichaam van het slachtoffer en daarna twee maal bovenhands in de richting van het hoofd van het slachtoffer, dat zich weet los te trekken. Dader 1 schopt het slachtoffer, dat wegrent. Dader 2 rent achter het slachtoffer aan, haalt met zijn rechterarm uit in de richting van het hoofd van het slachtoffer, dat valt en op de grond terecht komt. Er is te zien dat dader 1 nog drie maal een schoppende beweging maakt. [11]
Telefoongegevens/WhatsAppberichten in de telefoon van de verdachte
In de telefoon van de verdachte zag verbalisant één van de meest recente gesprekken in Whatsapp, eindigend op 25 september 2021 om 21.58 uur, met een contact genaamd ‘ [alias] ’, bij wie het [telefoonnummer] hoorde. In het gesprek tussen de verdachte en [alias] werd vanaf 25 september 2021 te 18.29 uur gesproken over het afspreken met [slachtoffer] . Er werd o.a. gesproken over het ‘vegen’ van [slachtoffer] , hoe laat [slachtoffer] in De Lier zal zijn, tot hoe laat hij daar blijft en over het afspreken om te zorgen dat [slachtoffer] op de locatie in De Lier blijft. Ook wordt gesproken over het feit dat [slachtoffer] ‘loesoe’ moet gaan en dat ze hem gaan ‘planken’. Om 21.32 uur zegt de verdachte tegen [alias] : “K zei van dat die bij mij binnen kon blijven. Dat mama enz weg is. Dat k hem ophaal.” Om 21.53 uur blijkt uit het gesprek dat [alias] aangekomen is in De Lier. [alias] zegt tegen de verdachte: “Check voor een hamer”, waarop de verdachte reageert: “geen hamer”.
Uit onderzoek is gebleken dat het [telefoonnummer] was gekoppeld aan de [medeverdachte 1] . De politiefoto van [medeverdachte 1] kwam overeen met de WhatsAppfoto van [alias] . [medeverdachte 1] zelf heeft verklaard dat zijn [telefoonnummer] is, en dat hij de laatste twee cijfers niet weet. [12]
In een Whatsapp gesprek van de verdachte met een contact genaamd: " [alias] " onder telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat dit de moeder en tevens medeverdachte
[medeverdachte 2] is. [medeverdachte 2] zegt in het gesprek met de verdachte onder andere dat [medeverdachte 1] een tank nodig gaat hebben, dat de verdachte tijd moet rekken, er worden screenshots gestuurd van gesprekken met [slachtoffer] waarin zij afspreken, dat zij een rugtas moet pakken met haar beste wapens er in en een broek en trui, en dat zij onderweg is. [13]
In de telefoon van de verdachte werd voorts een Whatsappgesprek aangetroffen met drie personen [alias] waarbij onder andere de volgende appgesprekken werden aangetroffen:
- ( [alias] ) Omg dit moet geheim blijven [betrokkene 3] steek hem neer [verdachte] denk erover om aangifte te doen oke niemand dwing maar denk erover (23/8/2021).
- Pak rugtas met mij beste wapens in ( [alias] 25/9/2021).
In die telefoon werd eveneens een appgesprek aangetroffen tussen twee personen ( [alias] en [alias] ) waarin:
- [alias] aangeeft dat hij die gozer gaat ‘vegen’(25/9/2021).
- Vervolgens ontstaat een conversatie over waar [slachtoffer] is en hoe ze hem gaan pakken. Beiden blijven elkaar op de hoogte houden waar ze zijn en wat de ander moet doen.
- [alias] vraagt aan [alias] om een hamer.
Daarnaast werd een appgesprek gezien van 3 september 2021 tussen de [alias] owner en [betrokkene 4] , waarin onder andere is aangetroffen:
- [alias] vertelt dat ze is verkracht (3/9/2021).
- [alias] vertelt dat haar broers haar andere ex hadden gepakt omdat ze werd gestalkt.
- [alias] aangeeft "Neek k ga handelen met me broers We zijn zwarte kant tog We zorgen dat hij van aardbodem verwijnt".
- [alias] wat specifieke informatie geeft over de verkrachter.
- [betrokkene 4] aangeeft dat ze uit moest kijken dat ze zelf niet in de problemen komt.
- [alias] aangeeft dat ze zelf geen strafblad heeft. [14]
In de telefoon van de verdachte zag verbalisant dat enkele screenshots van een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en [slachtoffer] doorgestuurd naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , kort voordat [slachtoffer] is mishandeld. Het WhatsAppgesprek vond omstreeks 21.20 uur plaats. [slachtoffer] stuurde berichten dat hij niet langer wilde wachten. Deze berichten werden door de verdachte beantwoord met de strekking dat hij toch nog even moest blijven wachten. Ook zegt verdachte dat ze [slachtoffer] echt wil zien. Om 21:29 uur vraagt de verdachte aan [slachtoffer] of hij bij haar wil komen chillen omdat haar madre tot morgenmiddag loesoe is (naar de rechtbank begrijpt: dat haar moeder tot morgenmiddag weg zal zijn). [15]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 september 2021 met een vriend in De Lier was. Bij de bushalte zag hij toen de jongen die zijn nichtje had aangerand. [medeverdachte 1] is met hem gaan praten, waarop de jongen is weggerend. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij achter deze jongen is aangerend, hem heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid en hem heeft geschopt en geslagen. [medeverdachte 1] had appjes gekregen dat [slachtoffer] bij de bushalte zou zijn. [16]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] haar op 25 september 2021 berichtjes stuurde dat hij met haar wilde afspreken en dat hij naar haar toe zou komen. De verdachte zou die avond werken maar heeft zich afgemeld omdat zij bang was dat [slachtoffer] naar haar werk toe zou komen. [slachtoffer] stuurde de verdachte een foto dat hij onderweg was met de bus naar De Lier. Dit heeft de verdachte tegen [medeverdachte 1] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) gezegd. Ze heeft verklaard met [slachtoffer] te willen afspreken om met hem te praten over wat hij had gedaan. Zij vroeg of [medeverdachte 1] mee wilde gaan omdat zij bang was om alleen met hem te zijn. [medeverdachte 1] was op dat moment nog niet in De Lier. Zij wist wel dat hij onderweg was om met haar mee te gaan. De verdachte is uiteindelijk zonder [medeverdachte 1] naar de bushalte gegaan omdat zij bang was dat [slachtoffer] weg zou gaan en ze de kans om met hem te praten niet aan haar voorbij wilde laten gaan. Aangekomen bij de bushalte heeft de verdachte zo’n dertig seconden met [slachtoffer] gepraat. Toen pakte [slachtoffer] de ketting van de verdachte vast waardoor deze brak. De verdachte pakte de ketting terug en op dat moment pakte [slachtoffer] een schaar. Vervolgens zag de verdachte [medeverdachte 1] op een normale manier aan komen lopen. [slachtoffer] had de schaar vast om de verdachte en [medeverdachte 1] te steken. Hij richtte de schaar eerst naar de verdachte en later naar [medeverdachte 1] . De verdachte is toen opzij gestapt. Omdat het donker was en er van alles gebeurde heeft de verdachte veel dingen niet gezien. De verdachte zag pas later dat er een andere jongen bij [medeverdachte 1] was. De verdachte heeft verklaard dat zij niets wist van een plan om [slachtoffer] iets aan te doen.
Het oordeel van de rechtbank
Wat is er gebeurd?
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat [medeverdachte 1] samen met een onbekend gebleven ander op 25 september 2021 in De Lier geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft immers verklaard dat het twee jongens waren die hem hebben mishandeld. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die avond samen met een vriend in De Lier was en dat hij [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en hem heeft geschopt en geslagen. Op de camerabeelden is te zien dat een persoon door twee personen wordt geschopt en geslagen. De rechtbank concludeert dan ook dat [medeverdachte 1] dit geweld samen met een ander heeft gepleegd.
Ook stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en die ander gebruik hebben gemaakt van een hamer. Allereerst heeft [slachtoffer] verklaard te zijn geslagen met een hamer. Bovendien heeft [verbalisant 3] , die [slachtoffer] direct na het incident aantrof, gezien dat hij op de rechter en linkerzijde van zijn voorhoofd twee flinke bulten had en dat rondom deze bulten een rode ring zat, hetgeen past bij letsel dat door een hamer is toegebracht. Daarbij past volgens de forensisch arts het bij [slachtoffer] waargenomen letsel bij het slaan met een hard voorwerp of een hard (uitsteeksel van) een groter object. Voorts heeft een getuige op 25 september 2021 tussen 22.00 en 22.20 in De Lier een jongen horen zeggen dat hij een jongen met een hamer op zijn hoofd had geslagen en heeft [medeverdachte 1] een appje gestuurd naar de verdachte waarin stond: “Check eens voor een hamer”. Ten slotte is op de camerabeelden te zien dat een van de personen slaande bewegingen maakt met vermoedelijk een voorwerp in zijn hand.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [medeverdachte 1] en een ander op
25 september 2021 in De Lier tezamen en in vereniging [slachtoffer] meermalen hebben geslagen met een hamer tegen het hoofd, hem vuistslagen tegen het hoofd hebben gegeven en hem hebben geschopt en geslagen tegen het lichaam. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel aan zijn hoofd en gezicht opgelopen.
Medeplegen?
De vraag is echter ook of de verdachte als medepleger bij dit feit betrokken was, zoals aan haar ten laste gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan. Hoewel geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering, was de bijdrage van de verdachte aan het voorbereiden en plannen van het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen. Uit de genoemde WhatsAppgesprekken tussen de verdachte, de moeder van de verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte in nauw overleg met [medeverdachte 1] probeerde om [slachtoffer] bij de bushalte in De Lier te houden door via Whatsapp met [slachtoffer] in gesprek te blijven en hem te overtuigen om te blijven. Vervolgens is de verdachte naar de bushalte in De Lier gegaan om [slachtoffer] te ontmoeten en daarmee te voorkomen dat hij zou vertrekken. Zij is daar het gesprek aangegaan met [slachtoffer] en vlak daarna verschenen [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven mededader bij de bushalte waarna zij fors geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer] .
Dat het voornemen was om bij de confrontatie met [slachtoffer] geweld te gebruiken en dat de verdachte daarvan op de hoogte was blijkt ook uit de verschillende gesprekken die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen. Zo heeft de verdachte op 3 september 2021 in gesprek met [betrokkene 4] aangegeven dat ze gaat handelen met haar broers en gaat zorgen dat hij van de aardbodem verdwijnt. Dat deze uitspraak moet worden opgevat als grootspraak en fantasie, zoals namens de verdachte ter zitting is aangevoerd, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Dat geldt eveneens voor de verklaring van de verdachte ter zitting dat zij met deze woorden bedoelde dat de verkrachting van de aardbodem zou verdwijnen en dat daar nooit meer over gesproken zou worden.
Verder is tussen de verdachte en [medeverdachte 1] via Whatsapp gesproken over het ‘vegen’ van [slachtoffer] en heeft [medeverdachte 1] de verdachte voorafgaand aan de afspraak gevraagd om te checken voor een hamer. Ook heeft de moeder van de verdachte naar de verdachte geappt: pak een rugzak met mijn beste wapens. Dat deze tekst een automatische verbetering in WhatsApp is, zoals ter zitting is aangevoerd, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de ten laste gelegde geweldshandeling met de hamer, genoemd onder het derde gedachtestreepje, is de rechtbank van oordeel dat zij op grond van het voorliggende dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan vaststellen of de verdachte opzet had op het slaan van [slachtoffer] met de hamer door [medeverdachte 1] en zijn mededader. [medeverdachte 1] heeft de verdachte weliswaar via WhatsApp gevraagd te zoeken naar een hamer, maar de verdachte heeft daarop aangegeven dat er geen hamer was. Een reden voor de vraag wordt in het appgesprek door [medeverdachte 1] niet gegeven. Hoewel de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had dat bij de gewelddadige confrontatie met [slachtoffer] ook een wapen zou kunnen worden meegebracht en gebruikt -haar moeder, [medeverdachte 2] heeft het in het appgesprek met [medeverdachte 1] en de verdachte immers over wapens- ligt het gebruik van een hamer als wapen daarbij niet zonder meer voor de hand. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de geweldshandeling met de hamer en zal de verdachte op dat punt partieel vrijspreken.
Poging tot zware mishandeling?
De rechtbank overweegt dat het handelen van [medeverdachte 1] en zijn mededader kan worden aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de rechtbank de verdachte partieel zal vrijspreken voor wat betreft de geweldshandeling met de hamer, maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat ook het door meerdere personen meermaals met vuisten tegen het hoofd slaan naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het hoofd is immers een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. [slachtoffer] is daarbij ook geschopt en geslagen terwijl hij op de grond lag, handelingen die eveneens zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. De gedragingen van [medeverdachte 1] en zijn medepleger kunnen bovendien ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Dat [slachtoffer] voorafgaand aan de mishandeling de verdachte en [medeverdachte 1] zou hebben bedreigd met een schaar, zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, reeds omdat [medeverdachte 1] daar niets over heeft verklaard.
Voorbedachte raad?
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat iemand zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat iemand voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing voor voorbedachte raad.
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden af dat er een afspraak was gemaakt tussen [slachtoffer] en de verdachte om elkaar op de avond van
25 september 2021 te ontmoeten bij een bushalte in De Lier. Voorafgaand aan deze afspraak heeft er veel WhatsAppcontact plaatsgevonden tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Op het moment dat [slachtoffer] bij de bushalte stond, stuurde de verdachte hem, in nauw overleg met [medeverdachte 1] , appjes dat hij moest blijven wachten. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij eigenlijk al weg wilde gaan, omdat het te lang duurde, maar de verdachte heeft hem aan het lijntje weten te houden door te zeggen dat ze hem echt wil zien en zelfs door te zeggen dat haar moeder niet thuis was en dat ze hem zou ophalen, waarna ze naar de bushalte gegaan om hem daar te ontmoeten. Direct daarna waren ook [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven mededader bij de bushalte waarna de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden, waarbij de moeder van de verdachte ook aanwezig was. Deze gang van zaken getuigt van een doelgericht en planmatig handelen. De rechtbank concludeert dan ook dat sprake was van voorbedachte raad bij de verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar letsel zou kunnen oplopen of het leven zou kunnen verliezen. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte. De bedreiging moet wel van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken. Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak het geval.
Aangever [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1] ) heeft aangifte gedaan naar aanleiding van een bedreiging die op 25 september 2021 plaatsvond in De Lier. [verbalisant 1] heeft verklaard dat een jonge dame kwam aanlopen, naar later bleek de verdachte, die aangaf dat zij naar haar moeder wilde op het politiebureau. Nadat [verbalisant 1] aangaf dat de verdachte beter naar huis kon gaan zei de verdachte dat ze dan iets zou gaan doen waardoor zij haar wel moesten aanhouden. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij de verdachte, na haar gewaarschuwd te hebben dat dit niet verstandig was, hoorde zeggen dat als haar moeder iets zou overkomen dat ze dan hun kankerkop er af zou schieten. Na de verdachte te zeggen dat zij te ver ging en dat ze beter naar huis kon gaan hoorde [verbalisant 1] de verdachte, kalm en doordacht, nogmaals zeggen dat zij dan hun kankerkop eraf zou schieten. [17]
Aangever [verbalisant 2] heeft verklaard dat de verdachte zei ‘ik ga jullie allemaal door je kankerkop schieten’, en dat de verdachte haar collega’s een voor een aankeek terwijl zij dat zei. [verbalisant 2] heeft verklaard dat de verdachte na een waarschuwing van verbalisant [verbalisant 1] nogmaals haar woorden herhaalde en zei ‘dan ga ik jullie allemaal door je kankerkop schieten’. [18]
De rechtbank stelt voorop dat de door de verdachte gebezigde woorden naar hun betekenis een onmiskenbaar bedreigende strekking hebben. Zo heeft de verdachte meerdere malen tegen de aangevers gezegd dat zij hun kankerkop eraf zou schieten. Gelet op de door de verdachte gebruikte bewoordingen en de omstandigheden waaronder deze zijn geuit, is de rechtbank van oordeel dat bij aangevers [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de redelijke vrees kon bestaan dat verdachte de daad bij haar woorden kon voegen. Uit de aangiftes blijkt bovendien dat deze vrees daadwerkelijk bij aangevers bestond. Uit de aangifte van [verbalisant 1] blijkt dat de verdachte de bedreigingen kalm en doordacht maakte en dat hij daardoor opmaakte dat de verdachte de bedreigingen serieus meende om haar doel te kunnen bereiken. Ook uit de aangifte van [verbalisant 2] blijkt dat zij het idee had dat de verdachte bij machte zou kunnen zijn om haar bedreigingen waar te maken.
De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde bedreiging dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart, op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat
Feit 1 primair
zij op 25 september 2021 te De Lier, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk:
- die [slachtoffer] heeft laten wachten bij de bushalte, door hem (valselijk) voor te houden dat die [slachtoffer] bij [verdachte] kon blijven;
- die [slachtoffer] vervolgens bij die bushalte heeft opgezocht;
- op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en
- op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2
zij op 25 september 2021 te De Lier, gemeente Westland verbalisanten van politie Eenheid Den Haag [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] meerdere malen dreigend de woorden toe te voegen "als mijn moeder iets overkomt dan schiet ik jullie kankerkop eraf".
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde feit levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
medeplegen van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad;
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, te weten 4 dagen, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht, het meewerken aan ambulante behandeling zoals door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, het volgen van onderwijs en een contactverbod met [slachtoffer] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit de eis van de officier van justitie te matigen en te volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf zoals door de Raad is geadviseerd. De advocaat heeft verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van de verdachte, haar jonge leeftijd, haar persoonlijke omstandigheden en het gegeven dat het letsel van [slachtoffer] meeviel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
7.3.1
De ernst van de feiten
Poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad. Hierbij is het slachtoffer met vuisten tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en tegen zijn lichaam geschopt. Door op deze manier te handelen hebben de verdachte en haar medeverdachten een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en hem pijn en letsel toegebracht. Dat [slachtoffer] geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is niet aan de verdachte en haar medeverdachten te danken.
Bedreiging
De verdachte heeft ernstige bedreigingen geuit richting verbalisanten op straat. Door de verbalisanten te bedreigen heeft de verdachte niet alleen het gezag van die verbalisanten aangetast, maar heeft zij ook het gevoel van veiligheid op straat in het algemeen en dat van de verbalisanten in het bijzonder aangetast. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
7.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Proceshouding
De rechtbank merkt het volgende op over de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft niet alleen de betrokkenheid bij het bewezenverklaarde ontkend, maar ter zitting ook nog een kennelijk leugenachtig verhaal verteld. Dit vindt de rechtbank, reeds gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte, zeer zorgelijk. De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting kunnen afleiden dat tussen [slachtoffer] en de verdachte eerder sprake is geweest van seksuele handelingen en de verdachte heeft aangegeven dat deze handelingen onvrijwillig waren en dat ze daar aangifte van heeft gedaan.
Door het innemen van een dergelijke proceshouding ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten (die dus kennelijk verband houden met hetgeen de verdachte eerder is overkomen) heeft zij haar geloofwaardigheid en daarmee zichzelf, tekort gedaan, hetgeen de rechtbank betreurt. Evenmin heeft zij inzicht getoond in het kwalijke van haar handelen, hetgeen de rechtbank zorgelijk acht.
De Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft op 21 januari 2021 een rapport opgesteld en dit ter zitting aangevuld.
De verdachte is een jong en kwetsbaar meisje van 15 jaar. Zij heeft een belast verleden en is getuige geweest van huiselijk geweld. Sinds maart 2020 staat zij onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west. De verdachte is onvoldoende in staat om haar emoties op een goede manier te uiten en kampt met gedragsproblemen. Op 29 september 2021 is de verdachte met goede moed gestart met haar plaatsing bij Horizon in Alphen aan den Rijn. Na een paar weken verdween de motivatie bij de verdachte en liet zij onwenselijk gedrag zien. Zo kwam zij niet uit bed, was zij brutaal naar personeel, ging zij niet naar school en wees zij aangeboden therapie af. De problematiek van de verdachte is vooral van civiele aard. Het is van belang dat er een professionele aanpak voor haar problemen wordt gevonden die een blijvende verandering en stabiliteit in gang zal zetten. Tot op heden is er nog geen goed beeld van de verdachte en haar problemen en op dit moment is er geen sprake van passende therapie en/of behandeling. De Raad adviseert bij bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke werkstraf. Om het doorzetten van hulpverlening te waarborgen en te ondersteunen wordt geadviseerd daarbij de bijzondere voorwaarden meldplicht, het meewerken aan behandeling en het volgen van onderwijs op te leggen. Een geheel voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden is een goede stok achter de deur en zal er hopelijk toe leiden dat de verdachte zich aan de afspraken zal houden en zich zal inzetten voor geboden hulp.
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden
[jeugdbeschermer] , heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte aanvankelijk voltijd bij Horizon in Alphen aan den Rijn verbleef. Nadat zij haar motivatie verloor en zij ongewenst gedrag op de groep liet zien is op 17 januari jl. besloten dat de verdachte deels bij Horizon en deels bij de moeder thuis zou verblijven en vanuit huis onderwijs en behandeling zou volgen. Afgelopen week is gebleken dat het de verdachte niet lukt om deze afspraken na te komen. Gelet op de wachtlijstproblematiek heeft Horizon aangegeven dat de verdachte niet meer kan terugkeren naar de groep en dat zij haar enkel nog in het ambulant kader zullen ondersteunen. Het plan was om systeemaanpak ‘Alleen gezin’ in te zetten, maar door hen is aangegeven dat zij gelet op de ernst van de problematiek niet kunnen starten met een gezinsopname. Er dient eerst GGZ hulp te worden ingezet voor de verdachte en haar moeder. De verdachte heeft tot op heden nog geen traumatherapie gevolgd. Zij stond daarvoor op de wachtlijst bij Horizon en ook bij GGZ zal zij vermoedelijk sprake zijn van een wachtlijst. De paardencoaching is gestopt omdat de verdachte te vaak niet kwam opdagen. Er wordt op dit moment hard gezocht naar passende hulp in het ambulant kader.
7.3.3
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit het rapport en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals vermeld in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat strafrechtelijke sancties ten aanzien van jeugdigen op grond van artikel 40 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) primair beogen dat de jeugdige een constructieve rol in de samenleving aanvaardt en in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Dit dient zowel het belang van de jeugdige als het belang van de samenleving.
De rechtbank houdt verder rekening met het zorgelijke feit dat de volwassenen om de verdachte heen, in het bijzonder de moeder van de verdachte, haar niet hebben weerhouden van het plan om wraak te nemen op [slachtoffer] . Integendeel, zij hebben zelfs actief bijgedragen aan deze wraakactie en deels ook de uitvoering voor hun rekening genomen. De volwassenen in deze, met name de moeder, hebben daarmee op geen enkel manier de belangen van de verdachte in het oog gehouden. Ze hadden verstandiger moeten handelen en de destijds 14-jarige verdachte moeten behoeden voor het begaan van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit. De rechtbank acht het uitermate zorgelijk dat de verdachte inmiddels zonder zichtbare hulpverlening, dagbesteding en perspectief thuis bij haar moeder -die kennelijk haar belangen dus niet goed overziet- verblijft.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal hier in dit bijzondere geval echter van af zien, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het rapport van de Raad. De rechtbank is, met de verdediging en de Raad van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden passend is. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om te zorgen dat de verdachte haar afspraken zal nakomen en om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen. Het biedt de verdachte daarnaast de kans om – in plaats van het moeten uitvoeren van een werkstraf – op zoek te gaan naar passende dagbesteding.
Alles overwegend acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Daarbij zullen als bijzondere voorwaarden de meldplicht, het volgen van onderwijs en een contactverbod met [slachtoffer] worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank met de officier van justitie en de deskundigen van mening is dat passende behandeling dringend nodig is voor de verdachte, kan de rechtbank, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie HR 12 juli 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BQ4676 en
HR 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1957) het meewerken aan behandeling niet als bijzondere voorwaarde opleggen nu tot op heden niet duidelijk is bij welke behandeling de verdachte gebaat is en waar die behandeling zou moeten plaatsvinden. De rechtbank acht de huidige situatie van de verdachte, zoals gezegd echter zeer zorgelijk. De verdachte is somber gestemd en passief, zij verblijft op dit moment weer bij de moeder thuis zonder enige vorm van ambulante hulpverlening en haar schoolgang lijkt te stagneren. Het is dan ook van groot belang dat er zo snel mogelijk diagnostiek plaatsvindt zodat duidelijk wordt welke behandeling passend is en er zicht komt op wat de verdachte nodig heeft om tot persoonlijke ontwikkeling te kunnen komen. Met het opleggen van de jeugdreclasseringsmaatregel zal er naast de jeugdbeschermer hopelijk een jeugdreclasseerder komen te staan die de huidige begeleiding kan versterken en de zoektocht naar passende hulp wellicht kan versnellen. De rechtbank acht uitbreiding van de begeleiding zeer aangewezen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte, zonder spoedige inzet van passende hulp, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende de meldplicht, het volgen van onderwijs en een contactverbod met [slachtoffer] , dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.De vordering van de benadeelde partij

[verbalisant 2], heeft zich ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding van
€ 172,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit immateriële schade, bestaande uit smartengeld.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak,
niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering dan wel de vordering af te wijzen wegens een gebrek aan onderbouwing.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is, hoewel namens de verdachte betwist, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 100,00, als vergoeding van de immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, aangezien de bedreiging niet tot verzuim heeft geleid en de benadeelde geen psychische hulp nodig heeft gehad. De rechtbank zal voorts de gevorderde
wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 25 september 2021 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte ook moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Omdat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit wordt veroordeeld, legt de rechtbank aan de verdachte de
verplichting op aan de Staat te betalen.
Dit betekent dat de verdachte verplicht is een bedrag van
€ 100,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 september 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[verbalisant 2].
Omdat de rechtbank het jeugdstrafrecht toepast zal de maximale duur van de
gijzelingop
0 dagenworden bepaald als de verdachte niet voldoet aan haar betalingsverplichtingen.
De rechtbank zal bepalen dat betaling van (een deel) van de vordering aan de benadeelde partij door de verdachte of de mededader, in mindering komt op de betalingsverplichting aan de Staat, dan wel aan de benadeelde partij, en dat dat ook andersom geldt.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 303 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij rechtens golden op het moment van het plegen van het strafbare feit dan wel zoals zij rechtens gelden op het moment van de uitspraak.

10. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid,
voor de duur van 80 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 DAGEN;
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde al in voorarrest heeft doorgebracht, te weten
4 dagen, hier van afgetrokken moet worden;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat die werkstraf straf
niet zal worden tenuitvoergelegdals de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
twee jaren, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat zij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat zij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
3. dat zij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangever
[slachtoffer] ,geboren op [geboortedatum] 2004, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarde dat zij gedurende de proeftijd:
4. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
5. haar medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
ten aanzien van feit 2; de vordering van de benadeelde partij[verbalisant 2]
wijst de vordering gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 100,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 25 september 2021 tot de dag waarop de vordering is betaald;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde op de verplichting om € 100,00 aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 25 september 2021 tot de dag waarop het bedrag is betaald, ten behoeve van [verbalisant 2] ;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 februari 2022.
Mr. H.J.M. Smid-Verhage is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage:
I. De tenlastelegging

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1
zij op of omstreeks 25 september 2021 te De Lier, gemeente Westland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk:
- die [slachtoffer] heeft laten wachten bij de bushalte, door hem (valselijk) voor te houden / laten voorhouden dat [verdachte] met hem mee zou gaan, dan wel dat die [slachtoffer] bij [verdachte] kon blijven;
- die [slachtoffer] vervolgens bij die bushalte heeft opgezocht met een hamer, althans een hard voorwerp, en/of (vervolgens) (meermalen)
- met voornoemde hamer, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of
- op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 25 september 2021 te De Lier, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar/hun mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk:
- die [slachtoffer] heeft/hebben laten wachten bij de bushalte, door hem (valselijk) voor te houden / laten voorhouden dat [verdachte] met hem mee zou gaan, dan wel dat die [slachtoffer] bij [verdachte] kon blijven;
- die [slachtoffer] vervolgens bij die bushalte heeft/hebben opgezocht met een hamer, althans een hard voorwerp, en/of (vervolgens) (meermalen)
- met voornoemde hamer, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
- op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 25 september 2021 te De Lier, in ieder geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- met die [slachtoffer] via Snapchat en/of Instagram en/of Whatsapp contact te leggen en/of
- met die [slachtoffer] een afspraak te maken om elkaar te ontmoeten bij de bushalte en/of
- ( telkens) informatie over die [slachtoffer] en/of de locatie van die [slachtoffer] door te geven aan medeverdachte(n) en/of
- ( telkens) aanwijzingen aan medeverdachte(n) te geven en/of van medeverdachte(n) op te volgen;
2
zij op of omstreeks 25 september 2021 te De Lier, gemeente Westland verbalisant(en) van politie Eenheid Den Haag [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (meerdere malen) dreigend de woorden toe te voegen "als mijn moeder iets overkomt dan schiet ik jullie kankerkop eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland-Delft, [onderzoeksnummer] / Finland, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 653).
2.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2] , p. 18.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147 – 148.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 177.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 149 – 151.
6.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 156 – 159.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 174 – 176.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166, met bijlagen p. 167 – 173.
9.Een geschrift, te weten letselbeschrijving [slachtoffer] van 4 oktober 2021, p. 543 – 545, met bijlagen p. 546 - 551.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 186 – 187.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 196 – 197.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 85.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 133 – 134.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 337 – 338.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 589 – 590, met bijlagen p. 591 – 595.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 86, 89.
17.Het proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , p. 252 – 253.
18.Het proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , p. 254 – 255.