3.3.1Feit 1
Op 25 september 2021 omstreeks 22.00 uur zijn verbalisanten na een melding naar De Lier gestuurd in verband met een vechtpartij. Ter plaatse aangekomen zagen zij een persoon, die later bleek te zijn [slachtoffer] , tot aan zijn schouders in de sloot staan. Brandweerlieden haalden hem uit het water. [slachtoffer] verklaarde te zijn mishandeld door twee jongens en daarbij te zijn geslagen met een voorwerp waarvan hij dacht dat het een hamer was. Hij was ook bedreigd door een vrouw die nog ter plaatse was bij het incident. De vrouw werd staande gehouden en bleek te zijn [medeverdachte 2] , de moeder van de verdachte.Zij verklaarde ongevraagd dat zij was gekomen om haar dochter te beschermen, dat haar dochter verkracht was door [slachtoffer] , en dat zij naar buiten was gelopen om [slachtoffer] te confronteren.Na het incident kwam er een meisje aanlopen, naar later bleek de dochter van [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: de verdachte), dat richting een verbalisant ter plaatse heeft gezegd dat de man zijn verdiende loon had gekregen omdat hij haar weer wilde pakken en dat haar moeder ervoor gezorgd had dat dit niet was gebeurd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat er die avond met [slachtoffer] is gebeurd en welke betrokkenheid de verdachte daarbij had.
Verklaringen van aangever
[slachtoffer] heeft op 26 september 2021 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op
25 september 2021 omstreeks 22.00 uur is geslagen met vuisten op zijn hoofd, tegen zijn bovenlichaam is getrapt, en met een hamer tegen zijn hoofd is geslagen. Het deed heel erg pijn en hij voelde zich duizelig en misselijk. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) had afgesproken via WhatsApp en bij de bushalte op haar stond te wachten. Twee gasten kwamen ineens op hem afgerend. [slachtoffer] rende weg en zij hebben hem op de grond geveegd. Hij is opgestaan en kreeg toen klappen met de hamer.
Op 27 september 2021 is [slachtoffer] nader gehoord door de politie. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij in augustus 2021 had afgesproken met de verdachte en toen seks met haar heeft gehad. Op 25 september 2021 had [slachtoffer] weer met de verdachte afgesproken en heel lang op haar gewacht bij de bushalte, want ze zei steeds “wacht even”. Toen ze er was gaf ze hem een knuffel en ging ze weg en kwamen er twee jongens. De verdachte bleef op een afstand staan. Bij de donkere jongen zag [slachtoffer] een hamer in zijn rechterhand toen hij dichterbij kwam. Volgens [slachtoffer] was het een klauwhamer. [slachtoffer] wilde wegrennen, maar de lichtgetinte jongen met grijs Nike Tech vest rende hem eruit, haalde hem naar de grond en trapte hem. Nadat [slachtoffer] was opgestaan ging het bij de kruising nog door met het slaan en schoppen. Hij heeft gevoeld dat hij met de hamer werd geraakt op zijn voorhoofd.
Letsel
Verbalisant [verbalisant 3] , die ter plaatse was vlak na het incident, heeft op 25 september 2021 gezien dat [slachtoffer] op de rechter en linkerzijde van zijn voorhoofd twee flinke bulten had en dat rondom deze bulten een rode ring zat.
Op 26 september 2021 heeft de moeder van [slachtoffer] aan de politie laten weten dat haar zoon net uit het ziekenhuis was ontslagen, een hersenschudding had en veel blauwe plekken op zijn hoofd. De moeder van [slachtoffer] heeft op verzoek van de politie foto’s gemaakt van het letsel.
Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts van de GGD is het volgende gebleken.
De rechterzijde van het gelaat is gezwollen. Aan de rechterzijde van het voorhoofd zijn drie bij elkaar gelegen letsels; huidverkleuringen. Aan de rechterslaap, in de behaarde hoofdhuid, bevindt zich een rode huidverkleuring, mogelijk iets rechthoekig van vorm, van circa 1 x 0,7 cm. Aan het voorhoofd links een geel-rode huidverkleuring. Aan het rechterbovenooglid een paars-blauwe huidverkleuring, scherp begrensd, van circa 4 x 1 cm. De huidverkleuringen zijn te duiden als bloeduitstortingen. De bloeduitstortingen en de oppervlakkige huidbeschadigingen zijn ontstaan als gevolg van inwerking van mechanisch stomp botsend geweld zoals onder andere kan ontstaan door (zich) stoten, slaan met of vallen tegen een hard voorwerp, lichaamsdeel of hard (uitsteeksel van) een groter object, schoppen met de al dan niet geschoeide voet(en).
Getuige
Naar aanleiding van een getuigenoproep heeft [getuige] verklaard dat haar dochter
[getuige] op zaterdagavond 25 september 2021 tussen 22.00 en 22.20 uur in De Lier twee jongens had zien fietsen en een van de jongens had horen zeggen dat hij een jongen met een hamer op zijn hoofd had geslagen. [getuige] verklaarde dat zij de jongen hoorde zeggen: “Wollah, ik heb een jongen met een hamer op zijn hoofd geslagen”.
Camerabeelden
Op camerabeelden is te zien dat op 25 september 2021 om (naar de rechtbank begrijpt) 22:07:10 uur drie personen het beeld in komen rennen. Persoon 1 is het slachtoffer en de anderen worden dader 1 en dader 2 genoemd. Het slachtoffer komt het beeld in rennen met dader 1 vlak achter zich. Dader 1 pakt het slachtoffer bij de jas vast en slaat het slachtoffer met kracht twee maal op het hoofd. Dader 2 komt aanrennen met vermoedelijk iets in zijn rechterhand en slaat de eerste keer onderhands richting het lichaam van het slachtoffer en daarna twee maal bovenhands in de richting van het hoofd van het slachtoffer, dat zich weet los te trekken. Dader 1 schopt het slachtoffer, dat wegrent. Dader 2 rent achter het slachtoffer aan, haalt met zijn rechterarm uit in de richting van het hoofd van het slachtoffer, dat valt en op de grond terecht komt. Er is te zien dat dader 1 nog drie maal een schoppende beweging maakt.
Telefoongegevens/WhatsAppberichten in de telefoon van de verdachte
In de telefoon van de verdachte zag verbalisant één van de meest recente gesprekken in Whatsapp, eindigend op 25 september 2021 om 21.58 uur, met een contact genaamd ‘ [alias] ’, bij wie het [telefoonnummer] hoorde. In het gesprek tussen de verdachte en [alias] werd vanaf 25 september 2021 te 18.29 uur gesproken over het afspreken met [slachtoffer] . Er werd o.a. gesproken over het ‘vegen’ van [slachtoffer] , hoe laat [slachtoffer] in De Lier zal zijn, tot hoe laat hij daar blijft en over het afspreken om te zorgen dat [slachtoffer] op de locatie in De Lier blijft. Ook wordt gesproken over het feit dat [slachtoffer] ‘loesoe’ moet gaan en dat ze hem gaan ‘planken’. Om 21.32 uur zegt de verdachte tegen [alias] : “K zei van dat die bij mij binnen kon blijven. Dat mama enz weg is. Dat k hem ophaal.” Om 21.53 uur blijkt uit het gesprek dat [alias] aangekomen is in De Lier. [alias] zegt tegen de verdachte: “Check voor een hamer”, waarop de verdachte reageert: “geen hamer”.
Uit onderzoek is gebleken dat het [telefoonnummer] was gekoppeld aan de [medeverdachte 1] . De politiefoto van [medeverdachte 1] kwam overeen met de WhatsAppfoto van [alias] . [medeverdachte 1] zelf heeft verklaard dat zijn [telefoonnummer] is, en dat hij de laatste twee cijfers niet weet.
In een Whatsapp gesprek van de verdachte met een contact genaamd: " [alias] " onder telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat dit de moeder en tevens medeverdachte
[medeverdachte 2] is. [medeverdachte 2] zegt in het gesprek met de verdachte onder andere dat [medeverdachte 1] een tank nodig gaat hebben, dat de verdachte tijd moet rekken, er worden screenshots gestuurd van gesprekken met [slachtoffer] waarin zij afspreken, dat zij een rugtas moet pakken met haar beste wapens er in en een broek en trui, en dat zij onderweg is.
In de telefoon van de verdachte werd voorts een Whatsappgesprek aangetroffen met drie personen [alias] waarbij onder andere de volgende appgesprekken werden aangetroffen:
- ( [alias] ) Omg dit moet geheim blijven [betrokkene 3] steek hem neer [verdachte] denk erover om aangifte te doen oke niemand dwing maar denk erover (23/8/2021).
- Pak rugtas met mij beste wapens in ( [alias] 25/9/2021).
In die telefoon werd eveneens een appgesprek aangetroffen tussen twee personen ( [alias] en [alias] ) waarin:
- [alias] aangeeft dat hij die gozer gaat ‘vegen’(25/9/2021).
- Vervolgens ontstaat een conversatie over waar [slachtoffer] is en hoe ze hem gaan pakken. Beiden blijven elkaar op de hoogte houden waar ze zijn en wat de ander moet doen.
- [alias] vraagt aan [alias] om een hamer.
Daarnaast werd een appgesprek gezien van 3 september 2021 tussen de [alias] owner en [betrokkene 4] , waarin onder andere is aangetroffen:
- [alias] vertelt dat ze is verkracht (3/9/2021).
- [alias] vertelt dat haar broers haar andere ex hadden gepakt omdat ze werd gestalkt.
- [alias] aangeeft "Neek k ga handelen met me broers We zijn zwarte kant tog We zorgen dat hij van aardbodem verwijnt".
- [alias] wat specifieke informatie geeft over de verkrachter.
- [betrokkene 4] aangeeft dat ze uit moest kijken dat ze zelf niet in de problemen komt.
- [alias] aangeeft dat ze zelf geen strafblad heeft.
In de telefoon van de verdachte zag verbalisant dat enkele screenshots van een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en [slachtoffer] doorgestuurd naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , kort voordat [slachtoffer] is mishandeld. Het WhatsAppgesprek vond omstreeks 21.20 uur plaats. [slachtoffer] stuurde berichten dat hij niet langer wilde wachten. Deze berichten werden door de verdachte beantwoord met de strekking dat hij toch nog even moest blijven wachten. Ook zegt verdachte dat ze [slachtoffer] echt wil zien. Om 21:29 uur vraagt de verdachte aan [slachtoffer] of hij bij haar wil komen chillen omdat haar madre tot morgenmiddag loesoe is (naar de rechtbank begrijpt: dat haar moeder tot morgenmiddag weg zal zijn).
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 september 2021 met een vriend in De Lier was. Bij de bushalte zag hij toen de jongen die zijn nichtje had aangerand. [medeverdachte 1] is met hem gaan praten, waarop de jongen is weggerend. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij achter deze jongen is aangerend, hem heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid en hem heeft geschopt en geslagen. [medeverdachte 1] had appjes gekregen dat [slachtoffer] bij de bushalte zou zijn.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] haar op 25 september 2021 berichtjes stuurde dat hij met haar wilde afspreken en dat hij naar haar toe zou komen. De verdachte zou die avond werken maar heeft zich afgemeld omdat zij bang was dat [slachtoffer] naar haar werk toe zou komen. [slachtoffer] stuurde de verdachte een foto dat hij onderweg was met de bus naar De Lier. Dit heeft de verdachte tegen [medeverdachte 1] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) gezegd. Ze heeft verklaard met [slachtoffer] te willen afspreken om met hem te praten over wat hij had gedaan. Zij vroeg of [medeverdachte 1] mee wilde gaan omdat zij bang was om alleen met hem te zijn. [medeverdachte 1] was op dat moment nog niet in De Lier. Zij wist wel dat hij onderweg was om met haar mee te gaan. De verdachte is uiteindelijk zonder [medeverdachte 1] naar de bushalte gegaan omdat zij bang was dat [slachtoffer] weg zou gaan en ze de kans om met hem te praten niet aan haar voorbij wilde laten gaan. Aangekomen bij de bushalte heeft de verdachte zo’n dertig seconden met [slachtoffer] gepraat. Toen pakte [slachtoffer] de ketting van de verdachte vast waardoor deze brak. De verdachte pakte de ketting terug en op dat moment pakte [slachtoffer] een schaar. Vervolgens zag de verdachte [medeverdachte 1] op een normale manier aan komen lopen. [slachtoffer] had de schaar vast om de verdachte en [medeverdachte 1] te steken. Hij richtte de schaar eerst naar de verdachte en later naar [medeverdachte 1] . De verdachte is toen opzij gestapt. Omdat het donker was en er van alles gebeurde heeft de verdachte veel dingen niet gezien. De verdachte zag pas later dat er een andere jongen bij [medeverdachte 1] was. De verdachte heeft verklaard dat zij niets wist van een plan om [slachtoffer] iets aan te doen.
Het oordeel van de rechtbank
Wat is er gebeurd?
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat [medeverdachte 1] samen met een onbekend gebleven ander op 25 september 2021 in De Lier geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft immers verklaard dat het twee jongens waren die hem hebben mishandeld. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die avond samen met een vriend in De Lier was en dat hij [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en hem heeft geschopt en geslagen. Op de camerabeelden is te zien dat een persoon door twee personen wordt geschopt en geslagen. De rechtbank concludeert dan ook dat [medeverdachte 1] dit geweld samen met een ander heeft gepleegd.
Ook stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en die ander gebruik hebben gemaakt van een hamer. Allereerst heeft [slachtoffer] verklaard te zijn geslagen met een hamer. Bovendien heeft [verbalisant 3] , die [slachtoffer] direct na het incident aantrof, gezien dat hij op de rechter en linkerzijde van zijn voorhoofd twee flinke bulten had en dat rondom deze bulten een rode ring zat, hetgeen past bij letsel dat door een hamer is toegebracht. Daarbij past volgens de forensisch arts het bij [slachtoffer] waargenomen letsel bij het slaan met een hard voorwerp of een hard (uitsteeksel van) een groter object. Voorts heeft een getuige op 25 september 2021 tussen 22.00 en 22.20 in De Lier een jongen horen zeggen dat hij een jongen met een hamer op zijn hoofd had geslagen en heeft [medeverdachte 1] een appje gestuurd naar de verdachte waarin stond: “Check eens voor een hamer”. Ten slotte is op de camerabeelden te zien dat een van de personen slaande bewegingen maakt met vermoedelijk een voorwerp in zijn hand.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [medeverdachte 1] en een ander op
25 september 2021 in De Lier tezamen en in vereniging [slachtoffer] meermalen hebben geslagen met een hamer tegen het hoofd, hem vuistslagen tegen het hoofd hebben gegeven en hem hebben geschopt en geslagen tegen het lichaam. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel aan zijn hoofd en gezicht opgelopen.
Medeplegen?
De vraag is echter ook of de verdachte als medepleger bij dit feit betrokken was, zoals aan haar ten laste gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan. Hoewel geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering, was de bijdrage van de verdachte aan het voorbereiden en plannen van het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen. Uit de genoemde WhatsAppgesprekken tussen de verdachte, de moeder van de verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte in nauw overleg met [medeverdachte 1] probeerde om [slachtoffer] bij de bushalte in De Lier te houden door via Whatsapp met [slachtoffer] in gesprek te blijven en hem te overtuigen om te blijven. Vervolgens is de verdachte naar de bushalte in De Lier gegaan om [slachtoffer] te ontmoeten en daarmee te voorkomen dat hij zou vertrekken. Zij is daar het gesprek aangegaan met [slachtoffer] en vlak daarna verschenen [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven mededader bij de bushalte waarna zij fors geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer] .
Dat het voornemen was om bij de confrontatie met [slachtoffer] geweld te gebruiken en dat de verdachte daarvan op de hoogte was blijkt ook uit de verschillende gesprekken die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen. Zo heeft de verdachte op 3 september 2021 in gesprek met [betrokkene 4] aangegeven dat ze gaat handelen met haar broers en gaat zorgen dat hij van de aardbodem verdwijnt. Dat deze uitspraak moet worden opgevat als grootspraak en fantasie, zoals namens de verdachte ter zitting is aangevoerd, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Dat geldt eveneens voor de verklaring van de verdachte ter zitting dat zij met deze woorden bedoelde dat de verkrachting van de aardbodem zou verdwijnen en dat daar nooit meer over gesproken zou worden.
Verder is tussen de verdachte en [medeverdachte 1] via Whatsapp gesproken over het ‘vegen’ van [slachtoffer] en heeft [medeverdachte 1] de verdachte voorafgaand aan de afspraak gevraagd om te checken voor een hamer. Ook heeft de moeder van de verdachte naar de verdachte geappt: pak een rugzak met mijn beste wapens. Dat deze tekst een automatische verbetering in WhatsApp is, zoals ter zitting is aangevoerd, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de ten laste gelegde geweldshandeling met de hamer, genoemd onder het derde gedachtestreepje, is de rechtbank van oordeel dat zij op grond van het voorliggende dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan vaststellen of de verdachte opzet had op het slaan van [slachtoffer] met de hamer door [medeverdachte 1] en zijn mededader. [medeverdachte 1] heeft de verdachte weliswaar via WhatsApp gevraagd te zoeken naar een hamer, maar de verdachte heeft daarop aangegeven dat er geen hamer was. Een reden voor de vraag wordt in het appgesprek door [medeverdachte 1] niet gegeven. Hoewel de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had dat bij de gewelddadige confrontatie met [slachtoffer] ook een wapen zou kunnen worden meegebracht en gebruikt -haar moeder, [medeverdachte 2] heeft het in het appgesprek met [medeverdachte 1] en de verdachte immers over wapens- ligt het gebruik van een hamer als wapen daarbij niet zonder meer voor de hand. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de geweldshandeling met de hamer en zal de verdachte op dat punt partieel vrijspreken.
Poging tot zware mishandeling?
De rechtbank overweegt dat het handelen van [medeverdachte 1] en zijn mededader kan worden aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de rechtbank de verdachte partieel zal vrijspreken voor wat betreft de geweldshandeling met de hamer, maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat ook het door meerdere personen meermaals met vuisten tegen het hoofd slaan naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het hoofd is immers een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. [slachtoffer] is daarbij ook geschopt en geslagen terwijl hij op de grond lag, handelingen die eveneens zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. De gedragingen van [medeverdachte 1] en zijn medepleger kunnen bovendien ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Dat [slachtoffer] voorafgaand aan de mishandeling de verdachte en [medeverdachte 1] zou hebben bedreigd met een schaar, zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, reeds omdat [medeverdachte 1] daar niets over heeft verklaard.
Voorbedachte raad?
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat iemand zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat iemand voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing voor voorbedachte raad.
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden af dat er een afspraak was gemaakt tussen [slachtoffer] en de verdachte om elkaar op de avond van
25 september 2021 te ontmoeten bij een bushalte in De Lier. Voorafgaand aan deze afspraak heeft er veel WhatsAppcontact plaatsgevonden tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Op het moment dat [slachtoffer] bij de bushalte stond, stuurde de verdachte hem, in nauw overleg met [medeverdachte 1] , appjes dat hij moest blijven wachten. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij eigenlijk al weg wilde gaan, omdat het te lang duurde, maar de verdachte heeft hem aan het lijntje weten te houden door te zeggen dat ze hem echt wil zien en zelfs door te zeggen dat haar moeder niet thuis was en dat ze hem zou ophalen, waarna ze naar de bushalte gegaan om hem daar te ontmoeten. Direct daarna waren ook [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven mededader bij de bushalte waarna de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden, waarbij de moeder van de verdachte ook aanwezig was. Deze gang van zaken getuigt van een doelgericht en planmatig handelen. De rechtbank concludeert dan ook dat sprake was van voorbedachte raad bij de verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad wettig en overtuigend bewezen.