Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, van 11 november 2020 en de daarin genoemde stukken, waarin de zaak is verwezen naar Team handel van deze rechtbank;
- de akte uitlatingen, tevens wijziging van eis aan de kant van [eiser];
- het tussenvonnis van 10 november 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 februari 2022.
2.De feiten
- De gemeente machtigt de commissie om klachten te ontvangen waarop de Regeling klachtencommissie van toepassing is.
- De gemeente is verantwoordelijk voor het lokaal van toepassing verklaren van de Regeling
De gemeente is verantwoordelijk voor de voorlichting van het personeel over de Regeling
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid van de burgerlijke rechter, de ontvankelijkheid van eiser en het toetsingskader
“Bij verschillen tussen de bij de aangesloten organisatie geldende klachtenregeling en deze Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid, past de commissie de laatstgenoemde regeling toe”) onredelijk bezwarend is en dat de Klachtenregeling 2017 onverbindend moet worden verklaard. Ook heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling nog een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank overweegt als volgt.
€ 1.970,50 (3,5 punt x tarief II) aan salaris advocaat, in totaal € 2.626,50.