ECLI:NL:RBDHA:2022:2510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
09-152012-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Steekincident, straatroof en openlijk geweld in Zoetermeer. Veroordeling voor nauwe en bewuste samenwerking van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging.

Op 24 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekincident en openlijke geweldpleging in Zoetermeer. De zaak betreft twee incidenten: op 29 mei 2021 heeft de verdachte samen met anderen een straatroof gepleegd op [slachtoffer 1] en openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van de diefstal met geweld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen wie van de verdachten de tas van [slachtoffer 1] heeft gestolen.

In het tweede incident, op 6 juli 2021, heeft de verdachte samen met zijn broer [medeverdachte 6] [slachtoffer 3] gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeverantwoordelijk was voor de steekpartij, waarbij [slachtoffer 3] in zijn buik en rug werd gestoken. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte en zijn broer gezamenlijk hebben opgetreden en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd veroordeeld tot 450 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan een coachingstraject. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van begeleiding om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09-152012-21; 09-177433-21 (gev. ttz.)
Datum uitspraak 24 maart 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
hierna te noemen: de verdachte,
geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] ,
thans preventief gedetineerd in [adres 2] .

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zittingen van 2 september 2021,
25 november 2021 en 15 februari 2022 (regiezittingen), 23 februari 2022 (inhoudelijke behandeling) en 10 maart 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. P. de Jonge en de advocaat van de verdachte is mr. J.S. Jordan te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat, ten laste gelegd dat:
Dagvaarding 09-152012-21:
1. hij op 29 mei 2021 in Zoetermeer, samen met anderen door middel van geweld
[slachtoffer 1] heeft beroofd;
2. hij op 29 mei 2021 in Zoetermeer, openlijk geweld met zwaar lichamelijk letsel heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
primair), dan wel dat hij hier medeplichtig aan is geweest (
subsidiair);
Dagvaarding 09-177433-21:
hij op 6 juli 2021 in Zoetermeer, samen met een of meer anderen en met voorbedachten rade geprobeerd heeft [slachtoffer 3] van het leven te beroven (
primair), dan wel dat hij samen met een of meer anderen en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte ten aanzien van dagvaarding 09-152012-21 de onder 1 ten laste gelegde straatroof en de onder 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging alsmede ten aanzien van dagvaarding 09-177433-21 het primair ten laste gelegde, het medeplegen van de poging tot moord, heeft begaan.
Daartoe heeft de officier van justitie – samengevat en zakelijk weergegeven –het volgende naar voren gebracht.
Op 29 mei 2021 heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan de beroving van de aangever [slachtoffer 1] en de openlijke geweldpleging tegen beide aangevers. De verdachte is met de medeverdachten achter de aangevers aangerend. Zij hebben vervolgens eerst de aangever [slachtoffer 2] geslagen en geschopt totdat deze kon ontkomen. Vervolgens heeft de hele groep verdachten zich gekeerd tegen de aangever [slachtoffer 1] . Hij is geschopt en geslagen waarbij hij van zijn tas is beroofd.
Voorafgaand aan het feit van 6 juli 2021 heeft de broer van de verdachte via spraakberichten bedreigingen geuit richting de aangever [slachtoffer 3] . In deze spraakberichten heeft de broer van de verdachte onder andere gedreigd dat de aangever een kogel op zijn hoofd zou krijgen en dat als hij de aangever zou pakken deze gewoon dood is. Hij heeft hiermee het plan kenbaar gemaakt dat hij de aangever wilde doden. Vervolgens is de aangever op 6 juli 2021 neergestoken en zijn de verdachte en zijn broer vlakbij de plaats delict aangehouden. Zij voldeden aan het door de aangever opgegeven signalement en de nabij aangetroffen schoensporen komen overeen met de schoenen van de verdachte en zijn broer. Daar komt nog bij dat de broer van de verdachte zijn vriendin een berichtje heeft gestuurd dat hij iets heeft gedaan en zij hem een paar dagen niet zal zien. Daarnaast is op de telefoon van de broer van de verdachte een bericht aan zijn vriendin aangetroffen dat twee minuten na de melding van de steekpartij is verstuurd met daarin de tekst: ‘ik heb [slachtoffer 3] gestoken’. Gelet hierop is de officier van justitie van mening dat de verdachte zich samen met zijn broer schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op de aangever.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van alle drie de ten laste gelegde feiten en daartoe – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende betoogd.
09-152012-21 (de diefstal met geweld en het openlijk geweld)
De verdachte heeft erkend dat hij erbij was, maar hij heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd. Er zijn ook voorafgegaan aan het incident geen gesprekken met de medeverdachten gevoerd om te bespreken wat er zou gaan gebeuren. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte te veroordelen voor deze ten laste gelegde feiten.
09-177433-21 (medeplegen van poging tot moord/het toebrengen zwaar lichamelijk letsel)
Ook ten aanzien van deze ten laste gelegde feiten bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte was toevallig met zijn broer in de omgeving waar het steekincident heeft plaatsgevonden. Uit het dossier komen aanwijzingen naar voren dat de broer van de verdachte erbij betrokken is, maar niets wijst op de betrokkenheid van de verdachte. Evenmin kan worden bewezen dat sprake was van een vooropgezet plan, of dat de verdachte op de hoogte was van de bedreigingen die door zijn broer tegen het slachtoffer zijn geuit. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de broer van de verdachte een mes bij zich had dan wel dat zijn broer dat mes zou gebruiken. De verdachte kan dan ook niet worden veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten.
3.3
De beoordeling van de tenlasteleggingen [1]
3.3.1 09-152012-21 –
de diefstal met geweld en het openlijk geweld op 29 mei 2021
Inleiding
Op 29 mei 2021 bevonden de aangevers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zich in Albert Heijn in het winkelcentrum Meerzicht in Zoetermeer. Toen zij Albert Heijn uitliepen zijn zij door een groep jongens achterna gerend en mishandeld en is [slachtoffer 1] van zijn tas beroofd.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld wat er die dag met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gebeurd en welke betrokkenheid de verdachte daarbij had.
De bewijsmiddelen
De verklaring van aangevers
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 met [slachtoffer 2] en zijn vriendin in Albert Heijn in Meerzicht te Zoetermeer was. Toen zij bij Albert Heijn naar binnen liepen zag [slachtoffer 1] twee jongens de winkel uitlopen. Deze jongens waren later ook bij de beroving. De jongens zeiden op agressieve toon ‘wat is er dan’. [slachtoffer 2] liep naar de jongens toe en zei ook ‘wat is er dan’. [slachtoffer 1] hoorde niet wat de jongens verder tegen elkaar hebben gezegd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen vervolgens Albert Heijn in. Toen zij de winkel uitliepen richting de auto hoorde [slachtoffer 1] achter hen mensen roepen. Hij hoorde dat ze schreeuwden: ‘Wat doen jullie stoer?’ Dit was een groep van 9 à 10 personen. De groep liep 2 à 3 meter achter hen. De groep rende op [slachtoffer 2] af. [2] [slachtoffer 2] rende weg naar het einde van de parkeerplaats. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de groep op hem af kwam rennen en op hem in begon te slaan. Hij voelde verschillende malen vuistslagen tegen zijn hoofd. Door de klappen op zijn hoofd is hij op de grond gevallen. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag is hij ook geschopt in zijn zij en tegen zijn hoofd. Ondanks dat [slachtoffer 1] ‘stop’ riep, gingen de jongens door met slaan en schoppen. [slachtoffer 1] hoorde dat een jongen zei: ‘Pak zijn tas, pak zijn tas’. [slachtoffer 1] lag op dat moment op de grond met zijn ogen dicht en handen voor zijn gezicht om zichzelf te beschermen. [slachtoffer 1] voelde dat er aan zijn tasje werd getrokken. Uiteindelijk is het de daders toch gelukt om het tasje af te pakken. De daders renden daarna met zijn allen weg. Toen durfde hij pas zijn ogen open te doen.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 samen met zijn vriendin [naam 1] en [slachtoffer 1] naar Albert Heijn aan de Middelwaard in Zoetermeer ging. Toen zij de winkel binnen liepen, zongen zij een liedje. Daar reageerde een jongen op met ‘Wat is er’. Deze jongen was met een andere jongen. Toen [slachtoffer 2] met [slachtoffer 1] bij de kassa stond zag [slachtoffer 2] de eerder genoemde jongens buiten staat bij het raam. De jongens keken [slachtoffer 2] aan en maakten vechtgebaren door middel van het slaan met de vuist in de hand. [slachtoffer 2] liep vervolgens naar buiten. Op dat moment kwamen de jongens samen met nog meer jongens, een stuk of 10-12, naar hen toe gerend. De hele groep kwam ineens op [slachtoffer 2] af gerend. [slachtoffer 2] kreeg een blikje energy drink op zijn achterhoofd gegooid. [slachtoffer 2] werd op een gegeven moment omsingeld door allemaal jongens. Toen begonnen ze ineens allemaal op hem in te slaan. Hij weet niet wie en met welke hand ze hem allemaal sloegen. Terwijl de jongens [slachtoffer 2] sloegen, is hij gaan rennen. [slachtoffer 2] zag nog dat een van de jongens aan kwam rennen met een rood witte afzetketting. Deze heeft [slachtoffer 2] één keer op zijn linker kuit en één keer op zijn linker elleboog geslagen met de ketting. [slachtoffer 2] is vervolgens weer weg gerend en heeft de politie kunnen bellen. [3]
Bij [slachtoffer 2] was er geen uitwendig letsel zichtbaar, maar er is wel een vermoeden van oorsuizen in het rechteroor (tinnitus).
De getuigen
De getuige/aangeefster [naam 1] heeft bij de politie verklaard dat zij die dag met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] was. Zij liepen de Albert Heijn uit richting de auto van [slachtoffer 2] . Zij hoorde dat er mensen op hen af kwamen rennen en dat deze aan het schreeuwen waren. Er werd geschreeuwd ‘is dit die jongen, is dit die jongen’. Zij keek om en zag dat ongeveer vijf of zes jongens op hen af kwamen. Zij renden richting [slachtoffer 2] . [naam 1] zag dat alle jongens [slachtoffer 2] tegen zijn gezicht en hoofd sloegen. Ze zag dat [slachtoffer 2] zich beschermde en weg rende van de groep. Zij zag dat er drie jongens achter [slachtoffer 2] aan gingen, dat [slachtoffer 2] verderop tegenover een van de jongens stond en dat ze beiden een gevechtshouding hadden. Twee andere jongens renden ook richting [slachtoffer 2] . Een van deze jongens had iets in zijn hand. Het was rood en wit van kleur en het waren rondjes die aan elkaar vast zaten. De jongen probeerde [slachtoffer 2] met deze ketting te raken op zijn rug. Dit lukt niet omdat [slachtoffer 2] wegrende. De jongen sloeg opnieuw en raakte [slachtoffer 2] op zijn been. [slachtoffer 2] rende vervolgens weg en de jongens gingen achter hem aan. [4] Drie jongens kwamen vervolgens weer terug richting [naam 1] en [slachtoffer 1] . De drie jongens en de andere jongens van de groep pakten hierna [slachtoffer 1] . [naam 1] zag dat de jongens hem sloegen en schopten, ook toen [slachtoffer 1] op de grond lag. De jongen liep toen weer richting [slachtoffer 1] . De andere jongens waren [slachtoffer 1] nog steeds aan het slaan. [naam 1] hoorde iemand roepen ‘pak zijn tasje’. Zij zag dat de jongens het tasje van [slachtoffer 1] probeerden te pakken. Het was de jongens gelukt om de tas te pakken en [naam 1] zag dat de jongens hierna met zijn allen wegrenden.
De [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 29 mei 2021 bij haar nichtje in de flat op het Savelbos in Zoetermeer was. Op een bepaald moment zag zij allemaal onrust en mensen op de parkeerplaats. Haar dochter is gaan filmen en de getuige is naar het balkon gerend. De getuige zag een groep jongens op de parkeerplaats en zij zag dat de jongens achter een blanke jongen aan renden. De groep bestond uit acht of negen jongens. De blanke jongen rende weg van de groep en werd geslagen door een andere jongen. De jongen had een soort riem in zijn hand en daar sloeg hij die blanke jongen mee. [5]
Camerabeelden
Door de [verbalisant 1] zijn de camerabeelden van Albert Heijn, de camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht en de camerabeelden van twee particulieren uitgekeken. [6]
Aan de hand van getoonde foto’s van de beelden van 29 mei 2021 hebben verschillende verbalisanten daarop de navolgende verdachten herkend: [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , [7] alsmede [medeverdachte 3] , [8] [medeverdachte 4] , [9] [medeverdachte 5] [10] en [medeverdachte 6] . [11]
De eigen waarneming van de rechtbank op basis van de camerabeelden
In het dossier bevinden zich camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht (voor Albert Heijn) en door de getuige gefilmde beelden. Ter zitting zijn deze bewegende beelden getoond.
De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat [slachtoffer 2] voor Albert Heijn een woordenwisseling krijgt met de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] , waarna [slachtoffer 2] Albert Heijn in loopt, dat de medeverdachten daarna in de weer zijn met hun telefoon en dat na ongeveer vijf minuten 7 andere jongens, waaronder de verdachte, het winkelcentrum binnenkomen. Op enig moment is te zien dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en zijn vriendin uit Albert Heijn komen en het winkelcentrum verlaten. Enkele seconden later is te zien dat alle jongens, waaronder de verdachte, naar de uitgang rennen waardoor aangevers het winkelcentrum net hebben verlaten.
Op de door de getuige gefilmde beelden heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte zich eerst in de buurt van [slachtoffer 2] bevindt en daarna richting [slachtoffer 1] loopt.
De verklaring van de verdachte
Ter zitting zijn de beelden getoond en heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij een van de jongens is die het winkelcentrum binnenkomt en ook later het winkelcentrum uitrent in de richting van aangevers. Ook heeft de verdachte zichzelf herkend als een van de jongens op de door de getuige gefilmde beelden.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak diefstal met geweld tegen [slachtoffer 1] (feit 1)
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat vast is komen te staan dat tegen [slachtoffer 1] geweld is gepleegd en dat hij van zijn tas is beroofd, terwijl hij geslagen en geschopt werd. Het door de groep jongens gepleegde geweld tegen [slachtoffer 1] heeft de diefstal van zijn tas vergemakkelijkt. Uit de voorliggende bewijsmiddelen volgt echter niet wie van de verdachten het oogmerk had op het stelen van de tas, dan wel op het plegen van het geweld om de diefstal van de tas te vergemakkelijken. Onvoldoende duidelijk is immers welke jongen ‘pak zijn tas’ riep, wie van de jongens toen nog geweld tegen [slachtoffer 1] pleegden en door welke jongen of jongens de tas vervolgens is weggenomen.
Zowel aangever [slachtoffer 1] als getuige [naam 1] hebben verklaard dat ‘pak zijn tas’ werd geroepen, toen er al geweld tegen [slachtoffer 1] werd gebruikt. [naam 1] noemt daarbij dat dit werd geroepen toen [medeverdachte 1] bij haar weg liep. Op de beelden is te zien dat op dat moment reeds een aantal jongens bij [slachtoffer 1] wegliep. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet vastgesteld worden wie van de verdachten de diefstal met geweld heeft gepleegd en moet de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Het openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2)
De verdachte is op de camerabeelden van het winkelcentrum te zien als één van de jongens die het winkelcentrum binnenkomt nadat er een woordenwisseling is geweest tussen de aangever [slachtoffer 2] en de [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] , de tweelingbroer van de verdachte. Nadat [slachtoffer 2] en zijn vrienden naar buiten gaan is te zien dat deze jongens, als groep, aangevers achterna rennen. Op de camerabeelden die zijn gefilmd door getuigen (en die slechts enkele momenten laten zien van hetgeen zich buiten heeft afgespeeld) is te zien dat de verdachte zich ook buiten in de buurt van [slachtoffer 2] bevindt.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de hele groep op hem af kwam rennen, dat hij een blikje Energy drink tegen zijn achterhoofd kreeg gegooid, dat hij door allemaal jongens is omsingeld en dat de jongens op hem insloegen, waarna hij kon wegrennen. Hij is toen nog geslagen door een jongen met een ketting. Getuige [naam 1] heeft verklaard dat er vijf of zes jongens op [slachtoffer 2] afrenden en dat hij door al deze jongens werd geslagen op zijn gezicht en hoofd, totdat hij wegrende. Hij werd toen door verschillende jongens achterna gezeten, waaronder een jongen met een ketting die hem op zijn been raakte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat verdachte een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 2] gepleegde openlijk geweld: hij was onderdeel van de groep die [slachtoffer 2] achterna rende en belaagde en gelet op de aangifte en de getuigenverklaring hebben al deze jongens [slachtoffer 2] geslagen. Op de beelden is bovendien te zien dat hij zich buiten vlak in de buurt van [slachtoffer 2] bevond.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven gedragingen kan verder worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachten -na de woordenwisseling met [slachtoffer 2] door twee van hen- verzamelen in het winkelcentrum, als groep achter [slachtoffer 2] aan gaan en als groep geweld tegen [slachtoffer 2] plegen, waarbij kan worden gesproken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ook verdachte een significante rol heeft gehad in het gepleegde geweld door te slaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] . Wel zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde gekwalificeerde
gevolgenvan de openlijke geweldpleging, namelijk dat het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad. Nog daargelaten dat van zwaar lichamelijk niet is gebleken, kan uit de bewijsvoering naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de verdachte met zijn
eigenhandelen het letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) heeft toegebracht.
3.3.2 09-177433-21 –
het steekincident op 6 juli 2021
Inleiding
In de nacht van 6 juli 2021 is de aangever [slachtoffer 3] gestoken in zijn buik en in zijn rug. De steekwond op zijn rug heeft zijn long geraakt. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij door twee jongens is aangevallen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat er die nacht met [slachtoffer 3] is gebeurd en of en zo ja, op welke wijze, de verdachte hierbij betrokken was.
De bewijsmiddelen
Verklaring van aangever
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 6 juli 2021 omstreeks 01:00 uur in een park in Meerzicht in Zoetermeer liep. In het park werd hij aangesproken door twee jongens. Zij vroegen aan hem of hij [slachtoffer 3] was. [slachtoffer 3] herkende de stem van één van de jongens die hem aansprak. Hij had namelijk via Instagram een aantal spraakberichten ontvangen van een persoon met het accountnaam “ [accountnaam 1] ”. In deze berichten werd [slachtoffer 3] bedreigd. Een van de jongens pakte [slachtoffer 3] van achteren vast. Hij voelde de armen van de jongen om zich heen slaan en dat de jongen hem stevig omklemde. Deze jongen had van de zijkanten opgeschoren haar en bovenop zijn hoofd krullen. De jongen was in het zwart gekleed en droeg schoenen met een witte zool. De tweede jongen kwam op [slachtoffer 3] aflopen terwijl de eerste jongen [slachtoffer 3] vasthield en gaf [slachtoffer 3] meteen een klap op zijn gezicht. [slachtoffer 3] kon zich los worstelen uit de armen van de eerste jongen en uit reflex sloeg [slachtoffer 3] de tweede jongen terug. De tweede jongen pakte toen een groot keukenmes, van ongeveer 40 centimeter, uit zijn rechterjaszak. Hij werd toen aan de rechterkant van zijn buik gestoken. Nadat hij de eerste keer was gestoken draaide [slachtoffer 3] zich om en wilde wegrennen. Hij gleed echter weg over het gras, dat vochtig was en viel voorover op zijn knieën. Hij denkt dat hij toen in zijn rug is gestoken, aan de linkerzijde van zijn ruggenwervel, ter hoogte van zijn long. De steekwond heeft zijn long geraakt. Hij heeft niet gezien wie hem de tweede keer heeft gestoken. De jongen die [slachtoffer 3] heeft gestoken was ongeveer 1.85 meter lang, had een normaal postuur en had een baardje van een paar dagen oud. De jongen droeg een zwarte Adidas trainingsbroek met witte strepen aan de zijkant. [12]
Aanhouding van verdachte
Op 6 juli 2021 rond 01:55 uur hoorde de [verbalisant 2] dat er een eenheid van Zoetermeer gestuurd werd naar een steekpartij waarbij de verdachte mogelijk een bos in was gerend. De verbalisant is er naartoe gegaan en heeft in eerste instantie eerste hulp aan het slachtoffer [slachtoffer 3] verleend. Nadat het slachtoffer in de ambulance lag, kreeg de verbalisant van een collega het signalement van de twee verdachten en is in de richting van het Zalkerbos in Zoetermeer gefietst. Omstreeks 02:30 uur kwamen twee jongens hem op het voetpad tegemoet lopen. Jongen 1 was licht getint, rond de 18 jaar, droeg een zwart t-shirt met korte mouw, een zwarte joggingbroek met twee witte strepen aan de zijkant van het merk Black Bananas en witte Nike Airforce sportschoenen. Deze jongen bleek [medeverdachte 6] te zijn. Jongen 2 was rond de 18 jaar oud, droeg een dikke zwartkleurige jas, een zwarte joggingbroek en zwarte met witte Nike’s Zoom. Jongen 2 bleek [verdachte] te zijn. De verbalisant heeft foto’s van de twee jongens gemaakt en naar zijn collega’s gestuurd die nog bij [slachtoffer 3] stonden. Ook heeft hij foto’s gemaakt van de schoenzolen van de verdachte. De verbalisant kreeg te horen dat het signalement van de twee jongens voldeden aan het signalement van de verdachten. Hierop zijn de verdachte en zijn tweelingbroer, [medeverdachte 6] aangehouden. [13]
De kleding van de [medeverdachte 6]
Bij de aanhouding droeg [medeverdachte 6] een zwarte Black Bananas trainingsbroek met witte strepen in de lengterichting, een zwart T-shirt van het merk The North Face en witte Nike schoenen met een zwart Nike teken. Door het slachtoffer [slachtoffer 3] is verklaard dat de broek van de [medeverdachte 6] een zwarte Adidas broek met witte strepen in de lengte richting zou moeten zijn. Beide modellen lijken erg op elkaar. Het wordt aannemelijk geacht dat, gezien het tijdstip, de heftigheid van het incident en de vermoedelijke snelheid waarmee het incident plaats heeft gevonden, het slachtoffer zich heeft vergist in het merk van de broek. [14]
De telefoon van [slachtoffer 3]
heeft bij de politie verklaard dat hij de stem van een van de verdachten dacht te herkennen van iemand van wie hij via Instagram spraakberichten had gekregen. Die berichten gingen over een ruzie met een meisje.
De politie heeft de telefoon van [slachtoffer 3] onderzocht. Op 30 juni 2021 heeft [slachtoffer 3] via Instagram diverse berichten van een zekere “ [accountnaam 1] ” ontvangen en ook spraakberichten. In het eerste spraakbericht wordt gezegd: ‘mattie doe rustig of je krijgt kanker bullet op je kanker hoofd he’. Vervolgens wordt met het account van [slachtoffer 3] gereageerd met ‘ik neuk [naam 2] ’. De politie weet dat [medeverdachte 6] de vriend van [naam 2] is.
Vervolgens zijn er meerdere spraakberichten gestuurd door “ [accountnaam 1] ”, waarin onder meer is gezegd: ‘Broer luister je mag woorden doen, je mag alles wat je wil doen, snap je. Maar als je wordt gepakt, geloof mij, je bent dood’ en ‘Ik ga je overal zoeken, als ik pak jou, je bent gewoon dood. Je moet niet met mij spelen. Als ik pak jou je bent gewoon dood. Kanker homo’. [15]
De telefoon van de [medeverdachte 6]
De telefoon van [medeverdachte 6] is in beslag genomen en door [verbalisant 3] onderzocht. Te zien was dat door [medeverdachte 6] -onder meer- de volgende emailaccounts en social media-accounts werden gebruikt: “ [accountnaam 1] ” en “ [accountnaam 2] ”.
Op de smartphone bevonden zich ook meerdere chatgesprekken, gevoerd op Instagram en Snapchat op 30 juni 2021, een week voor het steekincident. Vanaf de betrokken smartphone werden door het Instagram-account “ [accountnaam 1] ” (het account van [medeverdachte 6] ) tien berichten naar het account “ [accountnaam 3] ” gestuurd. Uit de verklaring van het [slachtoffer 3] bleek dat het account “ [accountnaam 3] ” door hem werd gebruikt. [16] Uit de gesprekken bleek dat [medeverdachte 6] boos was op [slachtoffer 3] en dat [naam 2] , de vriendin van [medeverdachte 6] , in de berichten een centrale rol leek te hebben.
[verbalisant 3] heeft voorts in de telefoon gezien dat in de periode van 14 mei 2021 tot en met 6 juli 2021 via Snapchat tussen “ [accountnaam 2] ” en een andere partij “510” berichten werden uitgewisseld, waaronder op 5 juli 2021: ‘Eyy [naam 2] , nii kkr dom doen’ en ‘BBitch je weet ik ga alleen met jou dus Wrm ben je dom?’. De tegenpartij stuurde op dezelfde dag in dit gesprek ‘Lief van je’ en ‘Dat je vandaag weer bij me slaapt’. De verbalisant concludeert hieruit dat dit een gesprek tussen verdachte [medeverdachte 6] en zijn vriendin [naam 2] is. Op 6 juli 2021 01:53:43 uur werd vanaf de betrokken smartphone, door het Snapchataccount “ [accountnaam 2] ” aan [naam 2] het volgende bericht verzonden: ‘ik heb [slachtoffer 3] gestoken’. [17]
Getuige [naam 2]
) heeft op 6 juli 2021 bij de politie verklaard dat ze sinds twee maanden samen is met [medeverdachte 6] . Als het om haar gaat wordt hij heel boos, ook als zijn vrienden iets over haar zeggen. Ze weet dat hij gisterenavond naar buiten ging. Ze hadden daarna nog gebeld en veel gesproken via Snap. Om 00:00/00:30 uur zei hij ‘slaap lekker’. Toen ze wakker werd keek ze naar zijn locatie en die was op het politiebureau. Ze las toen het bericht dat hij stuurde dat hij iets had gedaan en ‘dus ga je mij een paar dagen niet zien’. Ze weet niet hoe laat ze dit bericht heeft ontvangen. De Instagram account naam van [medeverdachte 6] is “ [accountnaam 1] ”. “ [accountnaam 2] ” is zijn Snapchat.
[medeverdachte 6] zou ruzie kunnen hebben met [naam 3] en [slachtoffer 3] . Ze hadden een bericht gestuurd met een nepaccount met haar foto met accountnaam “ [accountnaam 3] ”. Ze kennen elkaar niet persoonlijk, er is alleen via Instagram contact geweest. [18]
De verklaring van de verdachteDe verdachte heeft bij de politie en ter zitting ontkend bij de steekpartij te zijn betrokken. Zijn broer en hij waren die nacht samen buiten omdat zij aan het blowen waren.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 3] door de verdachte en zijn [medeverdachte 6] is aangevallen, waarbij hij eerst tegen zijn hoofd is geslagen en daarna meermalen is gestoken. De verdachte is op maandagnacht 6 juli 2021 om 02:35 uur met [medeverdachte 6] in de nabije omgeving van het steekincident aangehouden ongeveer 40 minuten na de melding bij de politie (om 01:51 uur). [slachtoffer 3] heeft signalementen gegeven van de jongens die hem hebben vastgehouden, geslagen en gestoken. Deze signalementen komen overeen met de signalementen van de verdachte en [medeverdachte 6] (en de foto’s die vlak na het delict van hen zijn gemaakt). Ten aanzien van de verdachte valt met name op dat [slachtoffer 3] beschrijft dat de jongen die hem vasthield aan de zijkanten op opgeschoren haar had en bovenop krullen. Ten aanzien van [medeverdachte 6] komen het postuur, het baardje en de strepen op de broek overeen met de beschrijving van [slachtoffer 3] . Dat [medeverdachte 6] een ander merk broek aan had dan door [slachtoffer 3] wordt genoemd, doet aan de vergelijking van de kleding niet af, nu de broeken van Adidas en Black Bananas qua streeppatroon zeer op elkaar lijken.
[slachtoffer 3] heeft verder verklaard dat hij de stem van één van de jongens die hem heeft aangevallen herkende als de stem van de jongen die hem voorafgaand aan het steekincident meerdere spraakberichten heeft gestuurd. Deze spraakberichten zijn teruggevonden op de telefoon van [slachtoffer 3] en bleken verstuurd door het account “ [accountnaam 1] ”. Zowel uit het politieonderzoek van de telefoon van [medeverdachte 6] als uit de verklaring van [naam 2] , de vriendin van [medeverdachte 6] volgt dat dit account van [medeverdachte 6] is.
Ten slotte is op de telefoon van [medeverdachte 6] het vanaf die telefoon om 01:53:43 uur naar [naam 2] gestuurde Snapchatbericht ‘ik heb [slachtoffer 3] gestoken’ aangetroffen. Dit bericht is dus verzonden vlak nadat [slachtoffer 3] is gestoken.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat – als hij al bij de steekpartij aanwezig was – hij niet kon weten dat [medeverdachte 6] ruzie met [slachtoffer 3] had en voorts dat hij die nacht een mes bij zich had.
De rechtbank is echter gelet op het hierna volgende van oordeel dat de verdachte ook medeverantwoordelijk is voor het steken van [slachtoffer 3] .
[medeverdachte 6] , de tweelingbroer van de verdachte had al enige tijd ruzie met [slachtoffer 3] , waarbij hij hem meermalen via Instagram ernstig heeft bedreigd. De ruzie had te maken met de vriendin van [medeverdachte 6] , die al twee maanden een rol speelde in zijn leven. De verdachte is midden in de nacht samen met [medeverdachte 6] naar een plek gegaan waar zij [slachtoffer 3] zijn tegengekomen. [medeverdachte 6] heeft gevraagd ‘ben jij [slachtoffer 3] ’ en de verdachte heeft hem vastgehouden, zodat [medeverdachte 6] hem – in eerste instantie – ongehinderd kon slaan. Gelet hierop acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat de verdachte niets zou hebben geweten van een ruzie tussen [medeverdachte 6] en [slachtoffer 3] . De rechtbank gaat mede gelet op de uiterlijke verschijningsvorm dan ook uit van een gerichte aanval tegen [slachtoffer 3] , waaraan de verdachte en [medeverdachte 6] gezamenlijk uitvoering hebben gegeven en waarbij zij intensief hebben samengewerkt.
Toen [slachtoffer 3] zich vervolgens kon losmaken en zich verweerde heeft [medeverdachte 6] hem met een mes gestoken, waarna [slachtoffer 3] probeerde te vluchten, daarbij viel en vervolgens zelfs een tweede keer in zijn rug is gestoken. De verdachte was bij het eerste steken door [medeverdachte 6] aanwezig en van enig terugtrekken door de verdachte hierna is niet gebleken. Mede gelet op de proceshouding van zowel de verdachte als de medeverdachte, zij ontkennen iedere betrokkenheid bij de geweldpleging, zijn de concrete omstandigheden waaronder de tweede keer is gestoken niet vast te stellen. Ook is niet vast te stellen of de tweede messteek door [medeverdachte 6] of de verdachte is toegebracht. Gelet op de intensieve samenwerking tussen de broers bij de geweldpleging en de omstandigheid dat de verdachte zich op geen moment – en dus ook niet nadat [medeverdachte 6] een mes tevoorschijn haalde en [slachtoffer 3] voor het eerst werd gestoken – heeft gedistantieerd, acht de rechtbank bewezen dat de wil van de verdachte niet alleen gericht is geweest op de samenwerking met [medeverdachte 6] maar ook op het geweld, waaronder het meermalen steken van [slachtoffer 3] . Er is dan ook sprake van een dusdanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 6] dat sprake is geweest van medeplegen. Dit betekent dat alle gepleegde geweldshandelingen tezamen in ogenschouw worden genomen en aan zowel de verdachte als diens medeverdachte kunnen worden toegerekend.
Voorbedachte raad?
Voor een bewezenverklaring van de impliciet ten laste gelegde poging tot moord (het bestanddeel voorbedachte raad) moet komen vast te staan dat iemand zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat iemand voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing voor voorbedachte raad maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [slachtoffer 3] met voorbedachte raad is gestoken. Daartoe is het volgende van belang. De rechtbank heeft in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen gezien dat [medeverdachte 6] ruzie met [slachtoffer 3] had en hem een week voor het steekincident meerdere keren spraakberichten heeft gestuurd waarin hij hem met de dood bedreigde. Anders dan door de officier van justitie betoogd, blijkt volgens de rechtbank echter onvoldoende dat [medeverdachte 6] dit voornemen daadwerkelijk ten uitvoer wilde brengen, mede gelet op het feit dat hij [slachtoffer 3] – terwijl deze door de verdachte werd vastgehouden – eerst heeft geslagen. Pas nadat [slachtoffer 3] zich losrukte en zich verweerde heeft [medeverdachte 6] vervolgens – kennelijk in boosheid – een mes getrokken en daarmee gestoken. De tweede keer dat [slachtoffer 3] – door de verdachte of [medeverdachte 6] – is gestoken volgde zo kort op de eerste keer dat sprake is van een te korte tijdspanne om voorbedachte raad aan te nemen. De verdachte zal dus van de poging tot moord worden vrijgesproken.
Poging tot doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de mogelijke dood van [slachtoffer 3] en zich dus schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Volgens vaste rechtspraak is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg (in dit geval de dood) indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en deze kans vervolgens bewust heeft aanvaard (op de koop toegenomen). Of dit in een concreet geval moet worden aangenomen is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
is met een mes in zijn buik en rug gestoken, waarbij zijn long is geraakt. Hij is dus geraakt in vitale delen van het lichaam en als daarin wordt gestoken kan dit letsel veroorzaken dat tot de dood leidt. Door dit handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachte dus minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 3] aanvaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als een poging tot doodslag.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 3] .

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart, op grond van het bovenstaande, ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
09-152012-21: feit 2 primair
hij op 29 mei 2021 te Zoetermeer met anderen, op de openbare weg, te weten aan het Middelwaard nabij winkelcentrum Meerzicht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het gooien van een blikje drinken tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] en
- meerdere malen slaan op/tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het malen slaan met een ketting op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ;
09-177433-21: primair (impliciet subsidiair)
hij op 6 juli 2021 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] van het leven te beroven
- naar voornoemde [slachtoffer 3] is toe gegaan en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 3] van achteren heeft vastgepakt en stevig heeft omklemd en
- terwijl [slachtoffer 3] werd vastgehouden een vuistslag op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gegeven en
- nadat [slachtoffer 3] zich had losgeworsteld een (keuken)mes heeft gepakt en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 3] met een (keuken)mes in zijn buik/zij heeft gestoken en
- nadat [slachtoffer 3] was weggerend en was uitgegleden voornoemde [slachtoffer 3] met een (keuken)mes in zijn rug ter hoogte van zijn long heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De bewezenverklaarde feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
09-152012-21: feit 2 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
09-177433-21: primair (impliciet subsidiair)
medeplegen van poging tot doodslag

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 16 maanden, met aftrek van de dagen die hij in voorarrest heeft gezeten, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, dat de verdachte meewerkt aan het voortzetten van het coachingstraject, dat de verdachte onderwijs volgt en zorgt voor een zinvolle dagbesteding, dat de verdachte psychologische begeleiding en behandeling ondergaat indien dat nodig is en dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten.
De officier van justitie heeft verder geëist dat deze bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit om, indien zou worden gekomen tot een bewezenverklaring, te volstaan met een voorwaardelijke straf. De rol van de verdachte is zeer gering geweest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
7.3.1
De ernst van de feiten
Openlijke geweldpleging
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders op 29 mei 2021 schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen het [slachtoffer 2] . De verdachte en zijn mededaders hebben zich verzameld nadat met twee van hen een woordenwisseling had plaatsgevonden, hebben gewacht totdat het slachtoffer uit Albert Heijn kwam en zijn hem achterna gerend Zij hebben eerst een blikje tegen het hoofd van het slachtoffer gegooid en daarna hebben zij hem omsingeld en geslagen. Ook is het slachtoffer nog met een ketting geslagen. De groep was veruit in de meerderheid en heeft bewust samengewerkt om de twee slachtoffers aan te vallen; de rechtbank vindt dit laf en intimiderend handelen.
Poging tot doodslag
Daarnaast heeft de verdachte zich op 6 juli 2021 samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte is het slachtoffer samen met zijn medeverdachte tegengekomen, toen duidelijk was dat het de jongen was die ze moesten hebben heeft hij het slachtoffer van achteren beetgepakt en vastgehouden zodat de medeverdachte hem kon slaan. Toen het slachtoffer zich los wist te worstelen en terugsloeg heeft de medeverdachte een mes uit zijn jaszak gehaald en het slachtoffer gestoken. Toen het slachtoffer probeerde te vluchten viel hij op zijn knieën en is toen door de verdachte of de medeverdachte in zijn rug gestoken. Het slachtoffer is in zijn buik/zij en in zijn long geraakt. Dat hij deze aanval heeft overleefd is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Ook hier valt de laffe handelwijze van de verdachte de rechtbank op.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook dit soort feiten dragen bij uitstek en in hoge mate bij aan het versterken van gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages en verklaringen van deskundigen ter zitting
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende recente rapportages ten aanzien
van de persoon van de verdachte.
Orthopedagoog/gezondheidspsycholoog drs. E. Vlieg heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 14 oktober 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte lijdt niet aan een psychische stoornis of een verstandelijke handicap. Wel is er – bij bewezenverklaring – een ‘ernstige scheefgroei’ in zijn ontwikkeling te zien die dringend interventie behoeft. Vanwege het ontbreken van een psychische stoornis ofwel verstandelijke handicap kan de verdachte geheel verantwoordelijk worden gehouden voor het ten laste gelegde. Het recidivegevaar kan als matig worden beschouwd. Zonder interventie bestaat er gevaar van een verdere scheefgroei in de ontwikkeling van de verdachte en zal het recidivegevaar verhoogd worden, maar mogelijk is er ook sprake van eenmalig antisociaal gedrag. Vanuit deze zorg en met het oog op het gevaar van recidive dient er verdere begeleiding en hulp voor de verdachte te worden ingezet. Er wordt hierbij niet gedacht aan ondersteuning in de opvoeding, want de verdachte is al bijna meerderjarig en heeft gezien zijn vrij volwassen persoonlijkheid geen verdere pedagogische ondersteuning nodig. Dit betekent niet dat berechting volgens het volwassenenstrafrecht wordt geadviseerd, want in verband met zijn culturele achtergrond en taalachterstand zou de verdachte meer gebaat zijn bij een benadering binnen de begeleiding als jeugdige. Hierbij wordt gedacht aan de inzet van een coach vanuit bijvoorbeeld ‘Its4Sure’of een vergelijkbare instelling. Een traject ‘Perspectief Herstelbemiddeling’ zou op zijn plaats zijn, mocht de verdachte schuldig worden verklaard. Er is met hem dan wel niet gesproken over het ten laste gelegde, maar de verdachte heeft in dit kader ook niets gezegd over de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers, omdat hij op die momenten enkel met zichzelf bezig was. De psycholoog adviseert dat, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, een (eventueel deels) voorwaardelijke detentiestraf een passende afdoening zou zijn. De voorwaarden
zouden kunnen bestaan uit meewerken aan het geadviseerde tweeledige begeleidingstraject. Hierbij kan er ook gedacht worden aan intensivering van het toezicht via een traject ITB Criem (of Harde Kern), om meer gewicht in de schaal te leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 januari 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
In de thuissituatie lijken de ouders geen zicht en grip te hebben op wat de verdachte samen met zijn broer doet. Er lijkt een schaamtecultuur vanuit ouders aanwezig te zijn. Ondanks het psychologisch onderzoek mogelijk heeft uitgewezen dat er geen psychotrauma (in de vorm van PTSS) is vastgesteld, ziet de Raad wel zorgen in de verhalen die zij terug horen van de verdachte. De Raad is van mening dat verder onderzocht moet worden of het leven van angst of andere aspecten een rol speelt in het handelen van de verdachte, mede om herhaling van recidive voor in de toekomst te kunnen voorkomen. Gezien wordt dat de verdachte zich begeleidbaar opstelt en mee werkt aan de afspraken die met hem gemaakt zijn. Vanuit pedagogisch opzicht maakt de Raad zich wel zorgen wanneer bewezen wordt dat de verdachte schuldig is en tot een dergelijke daad gekomen is. Vanuit de zorgen en bij het schuldig worden bevonden aan het strafbaar feit ziet de Raad begeleiding door de jeugdreclassering op dit moment als de meest wenselijke strafrechtelijke reactie, gecombineerd met ITB Criem. De Raad vindt het belangrijk dat er een duurzaam en verplicht kader wordt gekoppeld aan de verdachte, gezien de sturing en toezicht die hij nodig heeft. De Raad ziet de verdachte als een kwetsbare/beïnvloedbare jongen. De jeugdreclassering kan erop toezien dat de verdachte zich aan de afspraken houdt van de mogelijke hulpverleningstrajecten die zullen gaan worden ingezet. De Raad realiseert zich dat het om een ernstig strafbaar feit gaat. Ondanks dit ziet de Raad ITB Criem als een aanvullende ondersteuning, voor de duur van drie maanden, binnen de jeugdreclasserings-maatregel. De Raad is van mening dat mede hulp nodig is die gericht is op het systeem, het gezin, om toezicht te vergroten. Vandaaruit kan er gewerkt worden, om te voorkomen dat de verdachte niet opnieuw met Justitie in aanraking komt. Dit zal mede tot stand komen met
een strakke handhaving vanuit de jeugdreclasseringsmaatregel en de daarbij geldende bijzondere voorwaarden.
De deskundige M. Bijkerk, werkzaam bij de Raad, heeft ter zitting het rapport nader toegelicht. De verdachte gedijt goed in de inrichting waar hij thans verblijft. Hij is gebaat bij de geboden structuur. De Raad vindt het belangrijk dat op het moment de verdachte weer vrij komt hij mee gaat werken met ITB Criem.
De deskundige L. Hardenberg, werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in het advies van de Raad. ITB Criem kan wellicht dubbelop zijn, omdat de coaches van Coach E25 al bij het gezin betrokken zijn en het gezin begeleiden.
De deskundigen J. Kick en A. Fikrey, beiden werkzaam als coach bij Coach E25, hebben ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte goed meewerkt met de begeleiding.
7.3.3
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapportages en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals vermeld in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat strafrechtelijke sancties ten aanzien van jeugdigen op grond van artikel 40 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) primair beogen dat de jeugdige een constructieve rol in de samenleving aanvaardt en in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Dit dient zowel het belang van de jeugdige als het belang van de samenleving.
De verdachte heeft zich op jonge leeftijd schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten. De rechtbank maakt zich grote zorgen over het messenbezit onder jongeren en daarmee samenhangend de toename van steekpartijen onder jongeren op straat. Ook in de strafzaak van 6 juli 2021 van de verdachte en zijn medeverdachte blijkt eens te meer dat jongeren op straat messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er – in hun beleving – een ruzie met leeftijdsgenoten moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor veel onrust in de betreffende wijken en meer algemeen in de maatschappij. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. De rechtbank vindt dit een uiterst zorgelijke ontwikkeling en een groot maatschappelijk probleem. Mede in het licht van deze ontwikkelingen zal een strafoplegging voor iedere individuele verdachte, maar ook voor de samenleving, een signaalfunctie hebben.
De rechtbank vindt een aanzienlijke jeugddetentie op zijn plaats, waarvan een gedeelte voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het, gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aangewezen is dat de verdachte op verschillende gebieden ondersteund en waar nodig gestuurd wordt en zal daarom aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna zullen worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel heeft ook als doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal een onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie opleggen dat lager is dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen personen met enig lichamelijk letsel tot gevolg. Gelet op de ernst van het feit en het rapport omtrent zijn persoon, waaruit naar voren komt dat de verdachte hulpverlening en begeleiding nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van passende hulp. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen kleding teruggegeven kan worden (vul de feitaanduidingen in)aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zitting geen standpunt ingenomen over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel de rechtbank geen lijst van inbeslaggenomen goederen in het dossier heeft aangetroffen, stelt zij vast dat het dossier wel aanwijzingen bevat dat in deze zaak kleding en messen van de verdachte in beslag is genomen gelet op het proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2021 op pagina 132 van het procesdossier, te weten:
- twee Nike vesten;
- twee Nike broeken;
- twee paar Nike schoenen;
- twee Nike T-shirts;
- een Robey broek;
- een Clockhouse jas;
- een Superdry jas;
- een mes van een onbekend merk;
- een mes van het merk 101inc.
Kleding
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van deze kleding.
Messen
De rechtbank zal de twee messen onttrekken aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36b, 36d, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij rechtens golden op het moment van het plegen van het strafbare feit dan wel zoals zij rechtens gelden op het moment van de uitspraak.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit onder parketnummer 09-152012-21 en het onder 1 primair impliciet primair onder het parketnummer 09-177433-21 heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit onder het parketnummer 09-152012-21 en het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde feit onder parketnummer 09-177433-21 heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
09-152012-21: feit 2 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
09-177433-21: primair (impliciet subsidiair)
medeplegen van poging tot doodslag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 450 dagen (15 maanden);
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde al in voorarrest heeft doorgebracht, te weten
265 dagen, hier vanaf getrokken moet worden;
bepaalt dat een deel van de jeugddetentie, te weten
120 dagen (4 maanden), niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
twee jaren, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en zich zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten waarop zij dat willen en zo lang zij dat willen, waarbij de eerste drie maanden van de begeleiding zal bestaan uit ITB Criem;
3. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan traumabehandeling indien en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
4. dat hij gedurende de proeftijd zal blijven meewerken aan de begeleiding van een coach vanuit Coach E25 en zich zal houden aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
5. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding zal hebben;
6. dat hij gedurende maximaal zes maanden van de proeftijd tussen 19:00 uur en 07:00 uur aanwezig zal zijn op het [adres 1] , tenzij onder begeleiding van een door de jeugdreclassering goedgekeurde volwassene, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
7. dat hij gedurende maximaal zes maanden van de proeftijd zal meewerken aan controle op het locatiegebod door middel van elektronisch toezicht, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
8. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers:
-
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2001;
-
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 3] 2003;
en met de medeverdachten:
- [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedag 4] 2005;
- [medeverdachte 3] geboren op [geboortedag 5] 2005;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 6] 2003;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 7] 2005;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
9. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
10. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen kleding zoals geverbaliseerd op pagina 132 van het procesdossier, te weten:
- twee Nike vesten;
- twee Nike broeken;
- twee paar Nike schoenen;
- twee Nike T-shirts;
- een Robey broek;
- een Clockhouse jas;
- een Superdry jas;
verklaart onttrokken aan het verkeer de messen zoals geverbaliseerd op pagina 132 van het procesdossier, te weten:
- een mes van een onbekend merk;
- een mes van het merk 101inc;
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde op met ingang van de dag dat de duur van de verzekering en voorlopige hechtenis even lang zal zijn als de onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 24 maart 2022.
Bijlage:
I. De tenlastelegging

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Dagvaarding 09-152012-21
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een heuptasje en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op voornoemde [slachtoffer 1] af te lopen en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer 1] te roepen en/of
- ( vervolgens) eenmaal of meerdere malen in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen (waardoor voornoemde [slachtoffer 1] op de grond viel) en/of
- ( vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) eenmaal of meerdere malen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan het Middelwaard nabij winkelcentrum Meerzicht, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het gooien van een blikje drinken tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het eenmaal of meerdere malen slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het eenmaal of meerdere malen slaan met een ketting op/tegen de rug en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) voor voornoemde [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen en/of goederen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich verzameld bij winkelcentrum Meerzicht en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer 2] omsingeld
- een ketting meegenomen en/of afspraken gemaakt over het meenemen van een ketting (door hemzelf en/of anderen), om hiermee/hiertoe/hierdoor [slachtoffer 2] te (kunnen) laten slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of (ander/overig) fysiek geweld toe te passen;

Dagvaarding 09-177433-21

hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
- eenmaal of meerdere malen (spraak)berichten (via sociale media) heeft gestuurd waarin [slachtoffer 3] werd gewaarschuwd en/of bedreigd met de woorden 'als ik jouw zie, dan pak ik je' en/of 'je moet gaan oppassen', althans woorden van gelijke strekking, en/of
- ( vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer 3] is toe gegaan en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] (van achteren) heeft vastgepakt en/of stevig heeft omklemd en/of
- ( terwijl [slachtoffer 3] werd vastgehouden) eenmaal of meerdere malen een vuistslag in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gegeven en/of
- ( nadat [slachtoffer 3] zich had losgeworsteld) een (keuken)mes heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] met een (keuken)mes in zijn buik/zij heeft gestoken en/of
- ( nadat [slachtoffer 3] was weggerend en/of was uitgegleden en/of op zijn buik lag) voornoemde [slachtoffer 3] met een (keuken)mes in zijn rug (ter hoogte van zijn long) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- eenmaal of meerdere malen (spraak)berichten (via sociale media) heeft gestuurd waarin [slachtoffer 3] werd gewaarschuwd en/of bedreigd met de woorden 'als ik jouw zie, dan pak ik je' en/of 'je moet gaan oppassen', althans woorden van gelijke strekking, en/of
- ( vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer 3] is toe gegaan en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] (van achteren) heeft vastgepakt en/of stevig heeft omklemd en/of
- ( terwijl [slachtoffer 3] werd vastgehouden) eenmaal of meerdere malen een vuistslag in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gegeven en/of
- ( nadat [slachtoffer 3] zich had losgeworsteld) een (keuken)mes heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] met een (keuken)mes in zijn buik/zij heeft gestoken en/of
- ( nadat [slachtoffer 3] was weggerend en/of was uitgegleden en/of op zijn buik lag) voornoemde [slachtoffer 3] met een (keuken)mes in zijn rug (ter hoogte van zijn long) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021159275, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer – Leidschendam-Voorburg, onderzoek DH4R021046 / Ronin, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 2212).
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1081-1090.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 1094-1099.
4.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 1103-1105.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1106-1107.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1112-1130.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1172-1174, met fotoblad p. 1175-1190; proces-verbaal van bevindingen, p. 1191-1193, met fotoblad p. 1194-1206.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1224-1225, met fotoblad p. 1226-1227; proces-verbaal van bevindingen, p. 1228-1229 met fotoblad p. 1230-1231.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1232-1233; proces-verbaal van bevindingen, p. 1234-1235.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1236-1237, met fotoblad p. 1238 en bijlage p. 1239-1240; proces-verbaal van bevindingen, p. 1241, met fotoblad p. 1242 en bijlage p. 1243-1244.
11.Proces-verbaal van bevindingen p. 1245-1248.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 1964-1970.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 416-418, met fotoblad p. 419-420.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1994-1998.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2048-2063.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2039-2046.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2039-2046.
18.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 2010-2012.