ECLI:NL:RBDHA:2022:2502
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met betrekking tot geloofwaardigheid van asielrelaas over Boko Haram
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 11 juni 2020 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt dat hij in 2014 door Boko Haram is ontvoerd en dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor zijn leven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat verweerder in strijd met de geldende werkinstructies heeft gehandeld door zijn eerdere asielaanvragen in andere landen tegen hem te gebruiken, wat volgens hem de objectieve beoordeling van zijn asielrelaas heeft beïnvloed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de verklaringen van eiser integraal heeft gewogen en dat er geen sprake was van een verzwaarde bewijslast. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over zijn ontvoering door Boko Haram ongeloofwaardig zijn, onder andere omdat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het kwijtraken van zijn documenten en omdat zijn reis van Onitsha naar Maiduguri niet geloofwaardig is geacht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de omstandigheid dat eiser een litteken op zijn voorhoofd heeft, onvoldoende is om aan te nemen dat dit litteken het gevolg is van de ontvoering door Boko Haram.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.