ECLI:NL:RBDHA:2022:2502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
NL21.19411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met betrekking tot geloofwaardigheid van asielrelaas over Boko Haram

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 11 juni 2020 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt dat hij in 2014 door Boko Haram is ontvoerd en dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor zijn leven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat verweerder in strijd met de geldende werkinstructies heeft gehandeld door zijn eerdere asielaanvragen in andere landen tegen hem te gebruiken, wat volgens hem de objectieve beoordeling van zijn asielrelaas heeft beïnvloed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de verklaringen van eiser integraal heeft gewogen en dat er geen sprake was van een verzwaarde bewijslast. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over zijn ontvoering door Boko Haram ongeloofwaardig zijn, onder andere omdat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het kwijtraken van zijn documenten en omdat zijn reis van Onitsha naar Maiduguri niet geloofwaardig is geacht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de omstandigheid dat eiser een litteken op zijn voorhoofd heeft, onvoldoende is om aan te nemen dat dit litteken het gevolg is van de ontvoering door Boko Haram.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19411

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij besluit van 7 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiser heeft op 11 juni 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in september 2014 tijdens een busreis van zijn woonplaats Onitsha naar zijn vader in Maiduguri bij een politiepost aangehouden. Hij is vervolgens overgebracht naar een kamp van Boko Haram . Daar is hij ingewijd bij Boko Haram . Een lid van Boko Haram heeft eisers hoofd op een steen geslagen waardoor op eisers voorhoofd een wond, en later een litteken, is ontstaan. Eiser is vervolgens een maand met andere gevangenen vastgehouden. Na die maand gevangenhouding is hij ontsnapt. Eiser heeft Nigeria in oktober 2014 verlaten. Eiser vreest bij terugkeer naar Nigeria te worden gedood door leden van Boko Haram .
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder werpt eiser tegen dat hij geruime tijd in meerdere Europese landen heeft verbleven voordat hij in Nederland zijn asielaanvraag heeft ingediend en wisselend heeft verklaard over de in die landen ingediende asielaanvragen. Deze omstandigheden doen afbreuk aan de gestelde noodzaak tot het verkrijgen van internationale bescherming.
Verweerder volgt eiser in de door hem gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De ontvoering door Boko Haram en de daaruit voorkomende problemen van eiser acht verweerder niet geloofwaardig omdat hij vage, summiere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
Beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat verweerder in strijd met Werkinstructie (WI) 2014/10 aan hem heeft tegengeworpen dat zijn eerdere asielaanvragen in andere landen op voorhand afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Hierdoor heeft er geen objectieve beoordeling plaatsgevonden van dit asielrelaas en rust op eiser ten onrechte een verzwaarde bewijslast.
Eiser bestrijdt dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is. Hij weerspreekt vage, summiere en/of tegenstrijdige verklaringen te hebben afgelegd.
Verweerder had het overgelegde rapport van vermissing bij de beoordeling van de geloofwaardigheid moeten betrekken, aldus eiser. Verweerder heeft eiser bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ten onrechte niet het voordeel van de twijfel gegund. [2]
Eiser stelt bij terugkeer te vrezen te hebben voor Boko Haram . Eiser is bij hen bekend en heeft een litteken op zijn voorhoofd dat wordt gezien als een markering van deze groepering.
De beoordeling
5. De beroepsgronden slagen niet. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet aan eiser tegenwerpt dat de omstandigheid dat eiser in meerdere Europese landen heeft verbleven en daar asiel heeft aangevraagd op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. In het voornemen staat weliswaar vermeld dat deze omstandigheid op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Uit het bestreden besluit en de ter zitting door verweerder gegeven toelichting blijkt echter dat deze omstandigheid niet op voorhand afbreuk doet aan, maar wel van invloed is geweest op de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Verweerder heeft de door eiser afgelegde verklaringen volgens WI 2014/10 wel degelijk integraal gewogen. Op eiser rustte dan ook geen verzwaarde bewijslast.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de ontvoering door Boko Haram ongeloofwaardig zijn.
8. Verweerder heeft ten eerste niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat ongeloofwaardig is dat eiser met het openbaar vervoer is gereisd van zijn woonplaats naar zijn vader in Maiduguri . Eiser heeft immers verklaard dat die reis 8 tot 9 uur duurde [3] , terwijl deze reis van ruim 1200 kilometer volgens openbare bronnen ongeveer 19 uur duurt. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat een verschil van 10 uur te groot is. Eisers verklaring dat hij weinig besef van tijd heeft, vindt verweerder terecht niet afdoende. Verweerder heeft de verklaring van eiser dat hij op deze route is aangehouden bij een politiepost en is overgedragen aan Boko Haram alleen al op grond van het voorgaande eveneens niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden.
9. Verweerder heeft ten tweede terecht aan eiser tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het kwijtraken van zijn documenten. Eiser heeft tijdens zijn eerste procedure in het aanmeldgehoor Dublin op 24 oktober 2018 verklaard dat hij zijn documenten (paspoort en Nigeriaanse identiteitskaart) is kwijtgeraakt in Libië toen hij werd ontvoerd door militairen. [4] In de huidige procedure, in het aanmeldgehoor van 1 november 2021, heeft eiser evenwel verklaard dat hij deze documenten niet in Libië maar in Nigeria is kwijtgeraakt toen hij werd ontvoerd door Boko Haram. [5] Eiser geeft aan dat hij in het gehoor van 24 oktober 2018 niet kon verklaren over Boko Haram omdat dit gehoor was gericht op een mogelijke overdracht naar een andere EU lidstaat. Hij durfde niet over Boko Haram te verklaren uit angst voor Boko Haram . Pas nadat duidelijk was dat verweerder zijn asielaanvraag inhoudelijk ging behandelen, durfde eiser de echte reden van het kwijtraken van zijn documenten te noemen. Verweerder heeft deze uitleg voor deze wijziging van zijn asielrelaas niet hoeven volgen. Eiser werd namelijk ook tijdens het aanmeldgehoor Dublin gehoord in een veilige setting door een gehoormedewerker die eiser heeft verteld dat hij in vrijheid kan spreken en dat alles wat hij vertelt vertrouwelijk zal worden behandeld. Ook is eiser medegedeeld dat het belangrijk is dat hij de waarheid vertelt.
10. Ten derde heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het vreemd is dat eiser en zijn medegevangenen ’s nachts niet geketend werden. Verweerder heeft daarbij kunnen meewegen dat de kans op ontsnapping als het ’s nachts donker is vele malen groter is dan overdag. De ontsnapping is daarmee dan ook eveneens niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
11. Anders dan eiser heeft betoogd, heeft verweerder het rapport van vermissing wel degelijk betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat dit rapport van vermissing de ontvoering van eiser door Boko Haram niet alsnog geloofwaardig maakt. Er blijkt namelijk niet uit dat eiser is ontvoerd door Boko Haram . Uit dit rapport blijkt alleen dat de daarin genoemde persoon twee weken wordt vermist sinds hij op 6 september 2014 zijn huis verliet. Bovendien bevat dit rapport informatie die tegenstrijdig is met eisers verklaringen. In het rapport staat vermeld dat hij niet is teruggekeerd van Chibok in Borno State. Dit is tegenstrijdig met de verklaring van eiser dat hij onderweg was naar zijn vader in Maiduguri . De in het rapport van vermissing genoemde bestemming komt dus niet overeen met de bestemming die eiser verklaart te hebben gehad.
Verweerder heeft zich ten slotte niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser een litteken heeft op zijn voorhoofd onvoldoende is om aan te nemen dat dit litteken het gevolg is van de ontvoering door en inwijding bij Boko Haram .
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder eiser terecht niet het voordeel van de twijfel gegeven. [6]
13. Nu de door eiser gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden, is niet aannemelijk dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor Boko Haram .
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Als bedoeld in artikel 31, zesde lid, van de Vw.
3.Nader gehoor van 1 december 2021, pagina 8.
4.Aanmeldgehoor Dublin van 24 oktober 2018, pagina 3 en 4.
5.Aanmeldgehoor van 1 november 2021, Pagina 5.
6.Als bedoeld in artikel 31, zesde lid, van de Vw