ECLI:NL:RBDHA:2022:2501
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met oneigenlijk gebruik van procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Ghanese verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker de voorlopige voorziening enkel heeft ingediend om een bijstandsuitkering te verkrijgen, wat niet het doel van deze procedure is. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van oneigenlijk gebruik van de vovo-procedure. De verzoeker had al rechtmatig verblijf in Nederland afgewacht, omdat de behandeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening gelijktijdig was gepland met de behandeling van zijn beroep. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het doel van de procedure niet was om aanspraak te maken op bijstand. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.