ECLI:NL:RBDHA:2022:2481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/09/612754 / FA RK 21-3631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie en toewijzing gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie van het minderjarige kind [minderjarige 1] door verzoeker [Y]. Het primaire verzoek tot adoptie is afgewezen omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat [minderjarige 1] in de toekomst niets meer van haar biologische vader [YY] te verwachten heeft. De vader onderhoudt nog steeds contact met [minderjarige 1] en heeft een rol in haar leven. De rechtbank oordeelde dat het verbreken van de juridische band met de vader door adoptie op dit moment te verstrekkend zou zijn, gezien de positieve relatie tussen [minderjarige 1] en haar vader.

Het subsidiaire verzoek tot gezamenlijk gezag is daarentegen toegewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker en de moeder, die al geruime tijd samen de zorg voor [minderjarige 1] dragen, gezamenlijk met het gezag over haar belast moeten worden. Dit is in het belang van [minderjarige 1], omdat het de juridische situatie in overeenstemming brengt met de feitelijke situatie waarin verzoeker en de moeder al samen beslissingen nemen over haar opvoeding. De rechtbank heeft bepaald dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-3631
Zaaknummer: C/09/612754
Datum beschikking: 17 maart 2022

Adoptie

Beschikking op het op 26 mei 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[Y] ,

en voor wat betreft het subsidiaire verzoek,
[X]
verzoeker(s),
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
inzake het primaire verzoek:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats 1]
en

[YY]

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ;
inzake het subsidiaire verzoek:

[YY] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 9 juli 2021 van verzoeker, met als bijlage de referteverklaring van de vader;
  • het advies van 24 november 2021 van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, kenmerk 1- [nr.] ;
  • het bericht van 26 november 2021 van verzoeker.
De kinderrechters hebben op 17 februari 2022 telefonisch met [minderjarige 1] gesproken over het verzoek.
Op 17 februari 2022 is de zaak op videozitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de vader;
  • namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de raad), [medewerker RvdK] .

Feiten

  • De moeder en de vader zijn de ouders van het minderjarige kind [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1]
  • [minderjarige 1] is door de vader erkend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het gezag over [minderjarige 1] belast. Blijkens een aantekening in het gezagsregister van 11 december 2017 wenst de moeder dat na haar overlijden verzoeker als voogd over [minderjarige 1] wordt aangewezen.
  • Verzoeker en de moeder zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2]
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats 3] .
  • Blijkens aantekeningen in het gezagsregister zijn verzoeker en de moeder gezamenlijk met het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] belast.
  • Volgens een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) zijn verzoeker en de moeder op 21 [huwelijksdatum 1] 2021 met elkaar gehuwd.
  • De vader is ook ouder van de volgende minderjarige kinderen:
  • [kind van Y 1] geboren op [geboortedatum 4] 2013 te [geboorteplaats 4]
  • Jaxx [kind van Y 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2017 te [geboorteplaats 4] .

Verzoek

Het verzoek strekt er nu nog toe:
  • primair: de adoptie uit te spreken van [minderjarige 1] ;
  • subsidiair: verzoekers te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en vaststelling dat de geslachtsnaam van [minderjarige 1] zal blijven luiden: [geslachtsnaam X] .
Verzoeker stelt dat is voldaan aan alle voorwaarden voor adoptie als beschreven in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De vader van [minderjarige 1] stemt in met het verzoek. [minderjarige 1] ziet verzoeker als haar vader en zij heeft belang bij formalisering van de feitelijke opvoedsituatie. De adoptie staat omgang tussen [minderjarige 1] en de vader niet in de weg. Het negatieve advies van de raad heeft tot gevolg dat [minderjarige 1] aangeeft helemaal niet meer naar haar vader te gaan in de hoop dat de adoptie dan wel wordt toegewezen.
Namens verzoeker is op de zitting het verzoek tot vaststelling van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] ingetrokken.

Standpunt moeder

De moeder stemt volgens productie 2 bij het verzoekschrift in met het verzoek tot adoptie.

Standpunt vader

De vader heeft op 4 juli 2021 een instemmingsverklaring ondertekend, die is ingediend door de advocaat van verzoeker op 9 juli 2021. Op de zitting heeft de vader zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Advies van de Raad voor de Kinderbescherming

De raad heeft geadviseerd het verzoek tot stiefouderadoptie af te wijzen en het verzoek tot gezamenlijk gezag toe te wijzen.
Bij stiefouderadoptie moet het zo zijn dat er geen sprake meer is van enige (vorm van een) band tussen het kind en de biologische vader, in die zin dat het kind niets meer te verwachten heeft van de biologische vader. Daarvan is in dit geval geen sprake, want [minderjarige 1] heeft een emotionele band en contact met haar vader (en diens gezin: zijn partner en haar halfbroer en -zus). [minderjarige 1] en de vader ervaren het contact als positief en zijn van plan om contact met elkaar te blijven onderhouden. Het is daarom niet wenselijk om de juridische band door adoptie volledig te verbreken. [minderjarige 1] heeft nog iets te verwachten van haar vader.
Het verzoek tot gezamenlijk gezag van verzoeker en de moeder acht de raad in het belang van [minderjarige 1] , omdat daarmee de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.

Beoordeling

Adoptie
Artikel 1:227, derde lid, BW bepaalt dat het verzoek tot adoptie alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan. Artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder d BW bepaalt dat een voorwaarde voor adoptie is dat geen van de ouders het verzoek tegenspreekt.
Verzoeker en de moeder
Verzoeker, geboren op [geboortedatum 6] 1982 te [geboorteplaats 5] en de moeder, geboren op [geboortedatum 7] 1979 te [geboorteplaats 6] , leven (in ieder geval) samen sinds 28 december 2015 en zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum 2] 2021.
Verzoeker heeft ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met de moeder samengeleefd en gedurende ten minste één jaar samen met de moeder [minderjarige 1] verzorgd en opgevoed.
Als productie 1 bij het verzoekschrift bevindt zich een schriftelijke verklaring van de moeder, waarbij zij meedeelt akkoord te gaan met de adoptie van [minderjarige 1] door verzoeker.
In zoverre is voldaan aan de vereisten van artikel 1:228 BW.
De vader
Op de zitting is gebleken dat de vader niet langer volledig achter toewijzing van het verzoek staat. Hij begrijpt dat adoptie de wens is van [minderjarige 1] en respecteert die wens. Hij heeft eerder ook toegezegd mee te werken aan de adoptie, mits er ruimte zou zijn om een band met [minderjarige 1] op te bouwen. Inspanningen om dat te bewerkstelligen zijn echter uitgebleven, waardoor het vertrouwen van de vader in de moeder en in verzoeker is afgenomen. De vader wil graag meer betrokken worden en zou samen met zijn gezin een toegevoegde waarde kunnen hebben in het leven van [minderjarige 1] . De vader wil de band met [minderjarige 1] echter niet verder beschadigen, zodat hij zich zal neerleggen bij de beslissing van de rechtbank, welke beslissing dat ook zal zijn. Op de zitting heeft de vader zich, alles afwegende, daarom gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op het raadsadvies en de verklaring van de vader op de zitting niet in staat om vast te stellen dat [minderjarige 1] in de toekomst niets meer van de vader als ouder te verwachten heeft, zoals vereist is op grond van artikel 1:227, derde lid, BW. De vader heeft tot op heden een rol in het leven van [minderjarige 1] gespeeld - hij onderhoudt op reguliere basis contact met haar - en wil dat ook graag blijven doen. Nu daarmee niet aan alle voorwaarden zoals genoemd in de artikelen 1:227 en 1:228 BW – voor zover in deze zaak van toepassing – is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie afwijzen. De rechtbank wil hiermee niets afdoen aan de belangrijke rol die verzoeker als stiefvader in het leven van [minderjarige 1] speelt. Naar het oordeel van de rechtbank is echter een stiefouderadoptie, waarbij de juridische banden met de vader helemaal worden verbroken, op dit moment te verstrekkend.
Gezag
Nu het primaire verzoek wordt afgewezen, komt de rechtbank toe aan beoordeling van het subsidiaire verzoek.
Op grond van artikel 1:253t BW kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. In het geval het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, wordt het verzoek slechts toegewezen, indien: (a) de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en (b) de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aangesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden om verzoeker mede met het gezag over [minderjarige 1] te belasten. Vaststaat dat [minderjarige 1] al vele jaren opgroeit in het gezin van verzoeker en de moeder en hun twee kinderen, en dat zij samen de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] dragen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] dat verzoeker en de moeder samen met het gezag over [minderjarige 1] worden belast, zodat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie, waarin verzoeker en de moeder al geruime tijd samen beslissingen nemen over [minderjarige 1] . De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker en de moeder toe.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot adoptie;
bepaalt dat [Y] voortaan samen met de moeder belast is met het gezag over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te ’ [geboorteplaats 1] , en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M.M. Vingerling, J.T.W. van Ravenstein en M.J. Altvan Endt, kinderrechters, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 17 maart 2022.