ECLI:NL:RBDHA:2022:2448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C-09-540872-HA ZA 17-1048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Shell voor mensenrechtenschendingen in Nigeria en de rol van getuigenverklaringen

In deze bodemzaak, uitgesproken op 23 maart 2022 door de Rechtbank Den Haag, hebben de eiseressen, weduwen van de Ogoni 9, gedaagden, waaronder Royal Dutch Shell PLC en aanverwante vennootschappen, aangeklaagd voor hun vermeende betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen in Nigeria. De eiseressen betogen dat de gedaagden verantwoordelijk zijn voor de arrestatie, detentie en executie van hun echtgenoten, die op 10 november 1995 ter dood zijn veroordeeld door een speciaal tribunaal. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis bindende beslissingen genomen over verjaring en de betrokkenheid van de gedaagden bij omkoping van getuigen. De eiseressen hebben getuigen opgeroepen die verklaringen hebben afgelegd over de druk en omkoping die zij hebben ervaren, waarbij gedaagden zouden hebben geprobeerd de uitkomst van het proces te beïnvloeden. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de gestelde betrokkenheid van de gedaagden bij omkoping van getuigen niet is bewezen. De verklaringen van de getuigen zijn niet voldoende concreet om de betrokkenheid van de gedaagden aan te tonen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/540872 / HA ZA 17-1048
Vonnis van 23 maart 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] [plaats 1] , [land 1] ,

2.
[eiseres sub 2]te [plaats 2] , [land 2] ,
3.
[eiseres sub 3]te [plaats 3] , [land 3] ,
4.
[eiseres sub 4]te [plaats 4] , [land 3] ,
eiseressen,
advocaat mr. Ch. Samkalden te Amsterdam,
tegen
1.
ROYAL DUTCH SHELL PLCte Londen, Verenigd Koninkrijk, kantoorhoudend te Den Haag,
2.
SHELL PETROLEUM N.V.te Den Haag,
3.
THE SHELL TRANSPORT AND TRADING COMPANY LIMITEDte London, Verenigd Koninkrijk,
4.
THE SHELL PETROLEUM DEVELOPMENT COMPANY OF NIGERIA LTDte Port Harcourt, Rivers State, Federale Republiek Nigeria,
gedaagden,
advocaat mr. W.I. Wisman te Den Haag.
Eiseressen blijven gezamenlijk ‘eiseressen’ genoemd en individueel [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 4] . Gedaagden blijven gezamenlijk aangeduid als ‘gedaagden’ en individueel als RDS, SPNV, STTC en SPDC.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 mei 2019 en de daarin genoemde stukken;
- de processen-verbaal van de op 8 en 9 oktober 2019 en op 25 september 2020 gehouden getuigenverhoren;
- de akte overlegging producties van eiseressen, met producties;
- de conclusies na enquête van partijen, met producties;
- de akte uitlaten producties van eiseressen met producties.
1.2.
Tot slot is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Eiseressen zijn de weduwen van vier van negen mannen (ook wel de Ogoni 9), die op 10 november 1995 in Nigeria zijn opgehangen na door een speciaal tribunaal ter dood te zijn veroordeeld vanwege betrokkenheid bij de dood van vier traditionele Ogoni-leiders in 1994 bij een bijeenkomst in Giokoo. Eiseressen houden gedaagden medeverantwoordelijk voor de arrestatie, detentie en de (tenuitvoerlegging van) de veroordeling van hun echtgenoten. Zij betogen kort gezegd dat gedaagden instrumenteel waren aan, en daarmee aansprakelijk voor, de mensenrechtenschendingen waaraan eiseressen en hun echtgenoten zijn blootgesteld.
2.2.
In het tussenvonnis zijn bindende eindbeslissingen gegeven over het beroep van gedaagden op verjaring en over de verwijten van eiseressen, afgezien van de gestelde betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen. Dit verwijt houdt in dat SPDC de uitkomst van het proces tegen de Ogoni 9 heeft beïnvloed door getuigen om te kopen om belastende verklaringen af te leggen, die doorslaggevend zijn geweest voor de veroordeling van de echtgenoten van eiseressen en/of een rol hebben gespeeld bij hun arrestatie en detentie. De rechtbank heeft eiseressen toegelaten tot het bewijs van hun door gedaagden gemotiveerd betwiste stellingen over betrokkenheid van SPDC bij omkoping van de door eiseressen genoemde getuigen en het – per echtgenoot en/of eiseres vast te stellen – gebruik van verklaringen van deze getuigen bij de veroordeling en/of de arrestatie en detentie van de echtgenoten van eiseressen en/of de detentie van eiseressen. De gestelde betrokkenheid van SPDC bij omkoping van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] bestaat uit de aanwezigheid van de advocaat [de Advocaat] of van een vertegenwoordiger van SPDC bij de bijeenkomst(en) waarbij deze getuigen de door anderen voorbereide verklaringen moesten opschrijven of ondertekenen, financiële bijdragen door SPDC aan de betalingen aan deze getuigen en het door SPDC in het vooruitzicht stellen van een baan aan deze getuigen.
2.3.
Eiseressen hebben als getuigen doen horen [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), [getuige 7] (hierna: [getuige 7] ), [getuige 9] (hierna: [getuige 9] ) en [getuige 10] (hierna: [getuige 10] ). Gedaagden hebben afgezien van een contra-enquête. De getuigen zijn door de rechter-commissaris met behulp van een tolk gehoord in de Engelse taal of het Pidgin Engels. De vragen en antwoorden zijn letterlijk weergegeven in de processen-verbaal. Er zijn ook in de Engelse taal opgestelde verslagen gemaakt door gedaagden ingeschakelde court reporters. Deze verslagen zijn in het geding gebracht. Zowel eiseressen als gedaagden hebben nieuwe producties in het geding gebracht.
2.4.
Gedaagden hebben opgemerkt dat, wanneer de getuigenverklaringen en de overgelegde producties in onderlinge samenhang worden bezien, niet kan worden uitgesloten dat (beoogde) getuigen in het Ogoni-proces zijn overgehaald of onder druk zijn gezet om een verklaring af te leggen in het proces en/of dat hen enige beloning in het vooruitzicht is gesteld. De rechtbank onderschrijft dit. Waar het om gaat in deze zaak is of SPDC daarbij betrokken was en het proces tegen de echtgenoten van eiseressen daarmee heeft beïnvloed dan wel de detentie van eiseressen daarmee mogelijk heeft gemaakt.
De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
2.5.
Vaststaat dat [getuige 1] en [getuige 2] , die tegenover de politie belastende verklaringen hadden afgelegd over de gebeurtenissen in Giokoo, op 16 en 27 februari 1995 aanvullende
affidavitshebben afgelegd op het kantoor van één van de advocaten van de verdachten. Daarin verklaarden zij dat zij en een aantal andere getuigen onder druk zijn gezet door de belangrijkste getuigen
à charge, [getuige à charge 1] (hierna: [getuige à charge 1] ) – de broer van een van de gedode mannen – en [getuige à charge 2] , om valse belastende verklaringen te ondertekenen tegen [Q] (hierna: [Q] ) en andere verdachten. In de
affidavitsstaat dat de getuigen zijn betaald en dat hun contracten bij ‘Shell’ en OMPADEC [Oil Mineral Producing Areas Development Commission, een Nigeriaanse overheidsinstantie, toevoeging Rechtbank] zijn beloofd. De gestelde omkoping van getuigen wordt genoemd in de rapporten van [rapporteur] en Human Rights Watch (zie onder 2.31 en 2.32 van het tussenvonnis). Gedaagden merken terecht op dat [rapporteur] niets opmerkt over betrokkenheid van SPDC bij de in zijn rapport genoemde omkoping van getuigen. In het rapport van Human Rights Watch staat dat deze beschuldigingen van omkoping destijds zowel door de aanklager als door SPDC zijn ontkend. De gestelde omkoping van getuigen is ook besproken tijdens het proces voor het tribunaal (zie rov 4.91 van het tussenvonnis). Het tribunaal heeft een verzoek om de
affidavitsvan [getuige 1] en [getuige 2] in het geding te mogen brengen afgewezen. Uit de aan SPDC uitgebrachte
trial reportsvan (de kantoorgenoten van) de advocaat [de Advocaat] – die optrad als
watching briefvoor SPDC tijdens het proces – volgt dat [getuige à charge 1] als getuige is ondervraagd door het tribunaal. Tijdens de
cross-examinationheeft [getuige à charge 1] ontkend dat Shell, de Rivers State regering en hijzelf 30,000.00 naira aan [getuige 2] hebben betaald.
2.6.
Tijdens en ten tijde van het tribunaal is dus al aandacht besteed aan de gestelde betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen. SPDC heeft die verdenking destijds met klem ontkend in een telex van 28 februari 1995 aan de hoofdredacteur van de krant
The Massesdie een artikel over [getuige 1] had gepubliceerd, waarin de
affidavitvan [getuige 1] was afgedrukt. De telex vermeldt onder meer:
“I was very surprised to read allegations that Shell had offered bribes of cash and contracts to prosecution witnesses in the trial of four Ogonis for murder.
These are extremely serious allegations (…).
I therefor take this opportunity to state categorically that this company has at no time offered any bribes to any prosecution witnesses in this case or any other case. (…) Moreover, the company has no involvement in this case.”
In een interne notitie van 22 februari 1995 van SPDC staat:
“I have received our lawyer's report which says that [A] presented an affidavit of one [getuige 1] (a prosecution witness) stating that he was induced to make his statement to the prosecution on the promise of 30,000 naira and contract from Shell and Ompadec. (…) This state is completely baseless and untrue!”
2.7.
[getuige 1] heeft in zijn
affidavitverklaard:
“On another date of meeting in [getuige à charge 1] ’s House representative from Shell, OMPADEC, Security agents, Government officials and the [getuige à charge 1] , [Y] and [Z] ’s family were present and they all agreed.
The family gave some money and say that the money came from the government and Shell. In my case I was given N30,000.00 (Thirty Thousand Naira) from Shell and Government (…).”
2.8.
Als getuige in deze procedure heeft [getuige 1] verklaard dat hij ongeveer drie weken na de moord op de Ogoni-leiders is opgehaald en is gebracht naar het huis van de gedode Chief [X] in Port Harcourt. Hij moest enige tijd op het bijbehorende terrein blijven en is in die periode een paar keer naar het politiecomplex (
officers mess) in de GRA (
government residential area) gebracht, waar hij een verklaring moest optekenen. [getuige à charge 1] zette [getuige 1] onder druk om een verklaring op te tekenen. Ook is [getuige 1] door een politiefunctionaris op zijn hoofd geslagen met een elektriciteitskabel. [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij op een gegeven moment naar het grote huis van [getuige à charge 1] werd gehaald, waar ‘
Shell officials’en ‘
government officials’waren, die niet hebben gezegd wie zij waren; wel heeft hij gehoord dat een van hen ‘ [naam meneer] ’ werd genoemd. Op de vraag hoe hij weet dat de mannen van Shell waren, heeft [getuige 1] verklaard:
“Ze praten zodat ik ja kon zeggen, zodat ik akkoord kan zeggen op het aanbod over alles wat ze mij hebben verteld. Op dat moment denk ik ‘nu gaan we alles snel oplossen’. (…) Door de manier van praten van deze mensen. Wat ze zeiden ook en hoe ze reageerden. En ze zeiden ook Omamassin, dat is het hoofdkantoor van Shell. Hierover spraken ze en daarom wist ik dat ze van Shell waren. (…) Ik weet wel dat ze officials van Shell waren. Na een paar maanden heb ik ze weer ontmoet en ik weet dat ze van Shell waren.”
2.9.
Hieruit volgt dat [getuige 1] vanwege hun manier van doen en spreken en het noemen van ‘Omamassin’ – dat naar niet in geschil is moet worden begrepen als een verwijzing naar Rumuomasi, een wijk in Port Harcourt waar het hoofdkantoor van SPDC is gevestigd – heeft aangenomen dat de mannen ‘
Shell officials’waren. Deze door [getuige 1] gemaakte gevolgtrekking steunt niet op objectieve feiten en kan daarom niet bijdragen aan het bewijs dat de mannen daadwerkelijk ‘
Shell officials’waren. Dat geldt ook voor zijn verklaring dat de mannen vertrokken met een Peugeot 504 met een Shell BP-sticker erop. Niet in geschil is dat SPDC voorheen de naam Shell BP voerde, maar deze naam al sinds 1979 niet meer gebruikte. Eiseressen stellen dat, omdat het huidige SPDC voorheen jarenlang de naam Shell BP voerde, ervan moet worden uitgegaan dat SPDC en Shell BP in de volksmond afwisselend worden gebruikt, zoals [getuige 1] in zijn verklaring inderdaad doet als hij spreekt over SPDC. Wat daarvan ook zij, [getuige 1] die uitgebreid is bevraagd over de auto en de sticker en een tekening van de auto heeft gemaakt, heeft alleen verklaard over een ‘Shell BP’ sticker. Die verklaring is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de auto op dat moment van (een functionaris van) SPDC was en ook op dat moment door een functionaris van SPDC werd gebruikt. Dat geldt temeer nu SPDC de naam Shell BP op dat moment al lang niet meer voerde. Verder strookt de stelling van eiseressen dat SPDC in die tijd veelvuldig gebruik maakte van Peugeots 504, niet met de verklaring van [getuige 1] dat deze auto een ‘officiële overheidsauto’ was die alleen door officieren werd gebruikt. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om gedaagden op te dragen het door eiseressen gevraagde nader onderzoek te doen naar de [naam meneer] die [getuige 1] in zijn verklaring heeft genoemd. Het enkel noemen van deze naam tijdens het getuigenverhoor in 2019 is daarvoor een onvoldoende aanleiding.
2.10.
[getuige 1] heeft verklaard ‘
Shell heeft mij betaald’.Bij het vertellen hoe een en ander in z’n werk is gegaan, heeft hij verklaard dat [getuige à charge 1] hem 30.000 naira in contanten heeft gegeven en zei ‘
dat Shell ons zou betalen. Hij zei: ‘het is Shell die je dit geld geeft en als je later naar de rechtbank gaat moet je dit zeggen over MOSOP zodat Shell ons nog meer kan geven. Ik moest dit geld accepteren. Ik zou later moeten getuigen tegen de zaak van [Q] , als dat nodig zou worden.”
Op de vraag hoe hij weet dat het geld van Shell afkomstig was, heeft [getuige 1] verklaard: “
[getuige à charge 1] heeft het geld aan mij gegeven. Hij zei ‘je moet praten over MOSOP, zodat Shell weer in Ogoniland kan binnenkomen’. (…) [getuige à charge 1] heeft zelf gezegd dat hij het geld van Shell heeft gekregen. (…) hij heeft mij ook verteld dat als deze zaak tegen MOSOP wordt gewonnen, Shell meer dingen voor ons gaat doen.”
2.11.
Uit deze verklaring kan alleen worden afgeleid dat [getuige à charge 1] tegen [getuige 1] heeft gezegd dat ‘Shell’ hem zou betalen en dat het overhandigde geld afkomstig was van ‘Shell’, niet dat het geld daadwerkelijk van SPDC afkomstig was. Aan de door [getuige à charge 1] gedane belofte van een baan bij ‘Shell’ waar [getuige 1] en [getuige 2] over verklaren, kan evenmin een aanwijzing worden ontleend van betrokkenheid van SPDC bij de gestelde omkoping van getuigen. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat die belofte van [getuige à charge 1] aan SPDC kan worden toegerekend ontbreken. Deze belofte is ook niet gestand gedaan, anders dan [getuige à charge 1] ’s belofte van een overheidsfunctie, die is gevolgd door de door eiseressen in het geding gebrachte aanstellingen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 4] .
2.12.
[getuige 10] , een van de advocaten in het proces, heeft verklaard dat hij van [getuige 1] heeft gehoord dat Shell en de overheid hem 30.000 naira hadden betaald om bewijs te leveren. [getuige 10] heeft verklaard dat [getuige 1] hem het volgende heeft verteld:
“Hij kreeg cash, hij heeft zijn verklaring afgelegd, heeft die onder ede geplaatst door zijn handtekening en Shell heeft dat nooit iets tegen ingebracht, heeft dat nooit in twijfel getrokken. (…) Ik herinner me dat hij[ [getuige 1] , toevoeging rechtbank]
heeft gezegd tegen mij: ‘ik heb 30.000 naira gekregen van Shell om een verklaring af te leggen om te getuigen in de rechtbank tegen de gedaagden’. Hij heeft die verklaring afgelegd bij de politie. (…) Hij zei dat de persoon die hem dat geld gaf een medewerker was van Shell. En er was een ambtenaar bij van de overheid toen hij dat geld in handen kreeg.”
2.13.
Net als de verklaring van [getuige 1] zelf, steunt de genoemde betrokkenheid van SPDC niet op objectieve feiten en omstandigheden. Ook gaat [getuige 10] ten onrechte ervan uit dat SPDC de gestelde betrokkenheid bij omkoping van getuigen nooit heeft ontkend of in twijfel heeft getrokken. De verklaring van [getuige 10] is verder veeleer een juridisch betoog waarbij ook verwijten aan de orde komen waar de rechtbank reeds bindende eindbeslissingen over heeft genomen (zoals de
watching brief) dan een getuigenverklaring over de bewijsopdracht.
2.14.
[getuige 2] heeft eerder een verklaring afgelegd in zijn
affidavitd.d. 27 februari 1995, die inmiddels tot de gedingstukken behoort. Op 19 maart 2004 heeft hij als getuige in de [X procedure] in de Verenigde Staten onder ede een uitgebreide verklaring afgelegd. In zijn
affidavitstaat dat de politie hem heeft gevraagd een vooraf opgestelde belastende verklaring over [Q] te ondertekenen en:
“That when I refused to sign the Statement [getuige à charge 1] brought out N30,000.00 and told me that was my own share of money given to the witnesses by government and Shell and that if I signed the Statement I would go with the said N30,000.00 and that I would always be given money and other benefits including:
(a) My being employed in Gokana Local Government (…)
(b) My being given weekly allowances of between N1,000.00 and N2,000.00 as the case may be.
(c) My being promised award of contracts from Shell and OMPADEC.”
2.15.
[getuige 2] heeft in deze procedure verklaard dat hij na de moord op de vier traditionele Ogoni-leiders met een aantal andere getuigen door [getuige à charge 1] is gebracht naar Port Harcourt, waar hij verbleef in een gebouw van de
Federal Investigation and Intelligence Bureau(FIIB) in de
government residential area(GRA). Een paar dagen nadat hij een verklaring had afgelegd waarin hij niemand beschuldigde, kreeg hij door de politie een verklaring voorgelegd die hij letterlijk moest overschrijven en ondertekenen. Hij heeft voor de politieverklaring 30.000 naira ontvangen in aanwezigheid van de politiecommissaris, [getuige à charge 1] en andere getuigen. [getuige 2] heeft hierover verklaard:

Ze hebben ons ‘cash’ gegeven, contant, op die dag. Wat ik al zei, ze gaven ons op dezelfde dag contanten. Daarnaast beloofden ze ons ook een baan. En dat was omdat ze zeiden dat Shell erbij betrokken was. Shell was erbij betrokken en daarom konden ze ons een baan beloven. (…) Wat er gebeurde was dat de politiecommissaris binnenkwam. Die had het geld. Ik was er ook op dat moment, in die ruimte. En dat geld werd dan aan [getuige à charge 1] gegeven. Het geld kwam van Shell en er werd gezegd: ‘dit is Shell-personeel’ en daarbij werden hun namen genoemd.
Op de vraag over wie de opmerking ‘dit is Shell-personeel’ ging, heeft [getuige 2] geantwoord: “
Het personeel dat bij het FIIB-team stond en de commissaris. (…) Er was één iemand van Shell, maar ook de politiecommissaris en zijn personeel. (…) Ja ik nam het als geheel samen met die politieagenten die er ook bij waren.”
[getuige 2] heeft over één van de mannen, die ‘Shell personeel’ was verklaard:

Hij had het geld bij zich, hij droeg dat over aan de commissaris, die het weer overdroeg aan [getuige à charge 1] . En ik was daar ook bij. (…) Ze zeiden openlijk en in mijn aanwezigheid dat dit geld van Shell kwam. (…) De commissaris en zelfs [getuige à charge 1] zei het.”
Het personeelslid van Shell was volgens [getuige 2] langer dan hij en stevig gebouwd en ‘ergens in de 30’.
2.16.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [getuige 2] , net als [getuige 1] , aangenomen dat een man ‘Shell personeel’ was, zonder dat dit steunt op objectieve feiten. Uit zijn verklaring kan alleen worden afgeleid dat is gezegd dat iemand ‘Shell personeel’ was en dat is gezegd dat het overhandigde geld afkomstig was van ‘Shell’. Daarmee is de aanwezigheid van een functionaris van SPDC niet bewezen en ook niet dat het geld daadwerkelijk van SPDC afkomstig was. Verder is onduidelijk wat het ‘Shell personeel’ zou hebben gedaan. Net als [getuige 1] dicht [getuige 2] een centrale rol toe aan [getuige à charge 1] , die er volgens zijn verklaring steeds bij was, alles regelde, de beloften deed en de getuigen betaalde.
2.17.
In de [X procedure] in de Verenigde Staten heeft [getuige 2] verklaard dat [de Advocaat] , de advocaat van SPDC, aanwezig was bij een bijeenkomst in het
government housein Rivers State in juli 1994 waar de getuigen van [getuige à charge 1] aan hen overhandigde verklaringen moesten ondertekenen (zie rov 4.88 van het tussenvonnis). Op de vraag “
I’m just asking if you recall were there any other people there? Was there anyone, for example, from – that you believed to be from SPDC?”heeft [getuige 2] in deze verklaring geantwoord: “
That’s what I want to explain to you. Yeah. I have somebody who was there. This is a time he came in, he came in with money. Sign this statement that we involve [Q] and the rest and they give you the money and [getuige 3] , he was very, very intelligent and he asked [getuige à charge 1] , where is this money from? He said, this money come from Shell, government of Nigeria. This is why the chairman, the lawyer representative is here.”
[getuige 2] heeft in 2004 verder verklaard dat hij [de Advocaat] een tweede keer heeft ontmoet, namelijk op de laatste dag dat de getuigen werden geïnstrueerd over het proces. Volgens de verklaring van [getuige 2] waren er toen drank en hapjes en kregen de getuigen geld.
2.18.
Gedaagden hebben de gestelde betrokkenheid van [de Advocaat] met klem betwist en [de Advocaat] zelf heeft in een schriftelijke verklaring van 19 februari 2018 iedere betrokkenheid bij omkoping van getuigen ontkend.
2.19.
Als getuige in deze procedure heeft [getuige 2] opnieuw verklaard over een advocaat van SPDC. Hij heeft verklaard dat deze advocaat met een koffer met geld verscheen op de laatste dag dat de getuigen getraind werden door politiemensen met het oog op de procedure bij het tribunaal. [getuige 2] heeft verklaard dat hij in die periode regelmatig een bedrag voor zijn medewerking ontving van [getuige à charge 1] en dat hij er later achter is gekomen dat een van de aanwezigen tijdens de trainingen zitting had in het tribunaal. Over de laatste dag van deze trainingen heeft hij verklaard:
“Op die dag werd ons verteld: ‘kijk, deze meneer is een advocaat van Shell’. (…) Ja die persoon zagen we toen voor het eerst. En er waren andere overheidsfunctionarissen bij en [getuige à charge 1] was erbij, maar die meneer, die advocaat, die zagen we toen voor het eerst. (…) Dát was de dag waarop we die advocaat zagen. En toen gaven ze dus ook geld en toen zeiden ze van ‘hier neem, dit geld is van Shell’. (…) Het geld ging van de commissaris naar [getuige à charge 1] en dat allemaal in onze aanwezigheid. Want toen iedereen binnenkwam hebben ze zichzelf geïntroduceerd. Toen zeiden ze ‘dit is die, dit is die en dit is die’. Het enige waar wij aan dachten was toen die meneer van Shell geïntroduceerd werd van ‘jee, we krijgen geld, we gaan hier nu even flink groot worden’.”
Op de vraag of die ‘advocaat van Shell’ het geld bij die gelegenheid bij zich had, heeft [getuige 2] geantwoord:
“Ja, hij had een koffer bij zich. Want in Nigeria gebruikelijk is, is dat je gewoon met een hele hoop geld in een koffertje rond kunt lopen. Het gebeurt hier niet meer, maar daar kun je rustig met miljoenen rondlopen.
R: En begrijp ik het dan goed dat degene die daar werd voorgesteld als de advocaat van Shell een koffer met geld bij zich had?
N: Ja, hij had die koffer bij zich.
R: En wat gebeurde er; deed hij de koffer daar ter plekke open of gaf hij de koffer over? Wat gebeurde ermee?
N: Wat gebeurde is dat deze meneer het koffertje overdroeg aan de commissaris, de gouverneur was er zelfs bij. En uiteindelijk heeft de commissaris dat aan [getuige à charge 1] gegeven en [getuige à charge 1] heeft vervolgens dat geld aan ons gegeven.
R: (…) Werd bij die introductie ook de naam van die advocaat genoemd?
N: Ja, zijn naam werd wel gegeven maar het is zo lang geleden dat ik het niet meer precies weet. Ik herinner me alleen nog de naam ‘Shell’.”
2.20.
[getuige 2] heeft verschillende beschrijvingen gegeven van het uiterlijk van de persoon die volgens hem een advocaat van SPDC was. In 2004 heeft hij verklaard dat deze persoon geen bril draagt en hem [de Advocaat] genoemd: “
I say [de Advocaat] is not all that tall, not much tall, no more let me say he's not so fat. Moderate size like that. He's not like black. He's not black like me. I'm entire black, so he's not black like me.”In deze procedure heeft hij op de vraag of hij nog weet hoe de advocaat eruit zag geantwoord: “
Redelijk stevig, rijzige lange man, zwart, licht getint zwart. (…) kaal of heel weinig haar (…) ergens rond de 40”.Ook op andere punten wijkt de in deze procedure afgelegde verklaring van [getuige 2] over de advocaat af van zijn in 2004 afgelegde verklaring. Aan eiseressen moet worden toegegeven dat de beschrijving die [getuige 2] geeft van zijn tweede ontmoeting met de advocaat deels overeenkomt met de beschrijving die hij in het getuigenverhoor in deze procedure geeft van de laatste dag van de training, waar volgens hem de advocaat van SPDC ook aanwezig was. Hij heeft in deze procedure echter nadrukkelijk verklaard dat hij de advocaat voor het eerst zag aan het eind van de trainingen en heeft niets verklaard over een tweede ontmoeting. Vanwege de discrepanties tussen de verschillende verklaringen van [getuige 2] over de betrokkenheid van [de Advocaat] /een advocaat van SPDC kan op basis daarvan niet als vaststaand worden aangenomen dat (een advocaat van) SPDC betrokken was bij de gestelde omkoping van getuigen. De rechtbank volgt eiseressen niet in hun betoog dat geen betekenis moet worden gehecht aan deze verschillen, omdat het volgens hen begrijpelijk is dat [getuige 2] na zo'n lange tijd de verschillende bijeenkomsten niet meer precies weet te onderscheiden en de namen van de aanwezige personen niet allemaal meer scherp voor de geest heeft. De verschillen zijn hiervoor te groot. Los van het voorgaande ontbreken concrete aanknopingspunten op grond waarvan de gestelde gedragingen van [de Advocaat] /de advocaat van SPDC aan SPDC kunnen worden toegerekend. In 2004 heeft [getuige 2] daarover verklaard:
“(…) I said I was bribed by Shell because I know [de Advocaat] is Shell representative, but he's not Shell. When I said Shell bribed me and the government OMPADEC for me to testify false witness against [Q] and [getuige 9] .”
2.21.
[getuige 7] heeft verklaard “
Shell heeft ons omgekocht”.Hij heeft verklaard dat hij op de dag van de moorden in Giokoo was en dat [getuige à charge 1] , die alles coördineerde, tegen hem heeft gezegd dat hij moest getuigen tegen [B] . [getuige 7] verklaart hierover:

Hij[ [getuige à charge 1] , toevoeging rechtbank]
zei tegen mij dat ik moest getuigen over de zaak en daarna zouden wij worden betaald door Shell. (…) Nadat alles was gebeurd heeft hij ons een huis in Abudja beloofd en een baan, werk, maar dat was niet gebeurd.”
Op de vraag wie dit aan hem had beloofd, heeft hij verklaard:
“ [getuige à charge 1] en de mensen van Shell. Soms kon je niet weten of ze van Shell of van de overheid waren. Soms stond niet op de persoon geschreven van welk bedrijf ze waren of van een overheid.”
[getuige 7] heeft verklaard dat [getuige à charge 1] hem heeft verteld wat hij moest zeggen ‘
Zodat Shell aan hen geld kan geven.’ Hij heeft verklaard over trainingen voor de procedure bij het tribunaal die hij samen met andere getuigen kreeg in de
government residential areain Port Harcourt, waar zij enkele maanden hebben verbleven. Op vragen over de rol van Shell heeft [getuige 7] verklaard:
“Y: Dus ik wist niet precies wie wie was. Maar [getuige à charge 1] was de coördinator voor Shell. En Shell heeft alles geregeld via die [getuige à charge 1] . Want hij coördineerde alles. (…) Hoe ik dat alles weet is dat Shell heeft zoveel dingen gedaan. Ze heeft ook zoveel van ons doodgemaakt. En daarom hebben wij ze ook gezegd dat wij hun niet meer nodig hebben in onze plaats.
R: (…) Goed, dus u zegt ‘Shell deed eigenlijk alles. En daarom deed [getuige à charge 1] ook al die dingen voor Shell’? Begrijp ik dat goed?
Y: Shell heeft de problemen in Ogoniland gesponsord.
R: (…) Heeft [getuige à charge 1] ooit tegen u gezegd dat hij alles voor Shell coördineerde?
Y: Dat heeft hij mij niet verteld, maar we weten wel dat hij een van de coördinatoren was want familie van hem was één van de leiders van Giokoo.
R: (…) kon het misschien ook zo zijn dat hij dit allemaal deed voor zijn eigen familie? Omdat een familielid is gedood en niet voor Shell?
Y: We weten dat Shell alles heeft gedaan. Het was vóór de problemen die waren gebeurd. Maar sommige mensen accepteerden Shell.
R: Heeft u ooit in die tijd dat u daar was op die plek een vertegenwoordiger of een werknemer van Shell daar gezien?
Y: Ik weet niet wie de vertegenwoordiger is van Shell. Dat wist ik niet. Maar alles wat ik weet is dat Shell de reden is van het probleem dat in Ogoni is ontstaan. Specifiek in mijn plaats.
R: Ja, u zegt eigenlijk ‘Shell is de veroorzaker van alle problemen en ik weet niet of ik iemand van Shell daar specifiek toen heb gezien in die tijd dat ik daar was’?
Y: Als die mensen kwamen, of als we ze zagen, zeiden zij niet dat ze Shell waren. Maar zij werden gecoördineerd via hem.
R: Ja, en via ‘hem’ is dan [getuige à charge 1] ?
Y: Ja.
R: En er is dus nooit ook gezegd: ‘dat zijn mensen van Shell, of dat is bijvoorbeeld een advocaat van Shell’, of zoiets?
Y: Ze zeggen dan niets op de dag van de zaak bij de rechtbank. Je gaat verschillende mensen zien. Maar je wist niet wie wie was.”
2.22.
Uit de verklaring van [getuige 7] volgt dat [getuige à charge 1] een centrale rol vervulde bij de trainingen van de getuigen en de betalingen. Dat strookt met de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Ook voor [getuige 7] geldt dat de door hem veronderstelde betrokkenheid van SPDC niet is gestoeld op concrete feiten en omstandigheden. [getuige 7] , [getuige 1] en [getuige 2] lijken overtuigd te zijn van de betrokkenheid van SPDC bij de omkoping van getuigen waarover zij hebben verklaard. Die overtuiging is echter, zoals uit het voorgaande blijkt, niet gebaseerd op concrete feiten en omstandigheden, maar op aannames en gevolgtrekkingen van [getuige 7] , [getuige 1] en [getuige 2] zelf en op hetgeen onder meer [getuige à charge 1] hen daarover vertelde. Dat SPDC door allerlei personen een centrale rol kreeg toebedeeld, is echter geen bewijs van daadwerkelijke betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen.
2.23.
Dergelijke daadwerkelijke betrokkenheid van SPDC volgt ook niet uit de verklaring van [getuige 9] , één van de verdachten in het Ogoni-proces die is vrijgesproken. Hij heeft verklaard dat [C] , die ook bekend staat als [Bijnaam C] , (hierna: [Bijnaam C] ) hem in zijn cel heeft bezocht en vertelde dat hij na zijn vrijlating werd gebracht naar het huis van een Shell
contractor,genaamd [D] . [getuige 9] heeft hierover verklaard:

Hij vertelde mij dat zijn geweten hem vertelde dat hij mij moest informeren dat er een soort
plot, een samenzwering, tegen ons gevoerd werd. Hij vertelde mij dat hij na zijn vrijlating
naar het huis was gebracht van één van de mensen van Shell en die wordt [D] genoemd. (…) Het huis van deze meneer, die [D] , is recht tegenover het huis van wijlen [X] , en dat was een van de vier chiefs die vermoord is.
(…) Tolk: De getuige vertelde over een Shell-contractor en niet Shell-person. Dat is correct? M: Dat klopt. (…) Hij vertelde mij dat toen hij daar was, dat hij een aantal Shell-officials heeft ontmoet, maar ook een aantal overheidsdienaren en een aantal jongeren waaronder [getuige 1] , de heer [getuige 4] , de heer [getuige 8] en nog een paar anderen en dat zij getraind werd om tegen ons te liegen. Ze vroegen hem om hetzelfde te doen. Na een poosje kwam er ook een advocaat en die zei dat zijn eigen bewijs mogelijk niet stand zou houden in de rechtszaal omdat hij op het moment van de moorden zelf vast zat. En hen werd een aantal zaken beloofd, zoals geld, een huis en een contract. Later zei een aantal van die jongeren tegen hem dat ze bang waren om die leugens over ons te vertellen. Dat ze echt angst hadden. Dat is wat hij mij toen kwam vertellen.”
Niet in geschil is dat een
contractorgeen werknemer, functionaris of vertegenwoordiger is van SPDC. Op de vraag hoe [Bijnaam C] wist dat de mannen die hij ontmoette ‘
Shell-officials’waren, heeft [getuige 9] geantwoord:
“Hoe ik het geïnterpreteerd heb, hoe het tegen mij verteld is, beschreef hij hoe iedereen daar aanwezig was. En alle mensen werden geïntroduceerd aan iedereen, met al die beloftes van ‘jullie krijgen een contract, met Shell’ en dan wezen ze dus naar díe mensen, van ‘ja, jullie krijgen een contract met een bedrijf dat bekend staat onder de afkorting OMPADEC (Oil Mineral Development Commission). En dan wezen ze naar al die officials die dus aanwezig waren. Dus dat is hoe ik dat begrepen heb dat dat mensen van Shell waren, Shell officials.”
[getuige 9] heeft verklaard dat [Bijnaam C] hem heeft verteld dat de mensen van Shell van het
"
Government Community Relations Department" waren en dat er geen namen zijn genoemd. [getuige 9] heeft verklaard dat hij later ook met [D] heeft gesproken over de bijeenkomst bij hem en dat [D] hem had bevestigd dat er mensen van OMPADEC, Shell en de overheid waren bij deze bijeenkomst.
2.24.
De verklaring van [getuige 9] van horen zeggen is te weinig concreet om te kunnen bijdragen aan het bewijs dat SPDC daadwerkelijk betrokken was bij omkoping van getuigen. Dat geldt ook als in aanmerking wordt genomen dat [D] wordt genoemd in een schriftelijke verklaring van politie officier [politie officier] (hierna: [politie officier] ) van 16 juni 1994, waarin staat:
“While both of us were with mr. [D] one [E] a native of Baraka-village came into the house to greet the contractor also.”
De verklaring van [politie officier] vermeldt dat, als [E] zegt iemand te herkennen als een van de moordenaars van de vier Ogoni chiefs, deze wordt gearresteerd en naar het politiebureau gebracht. Er is geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat, zoals eiseressen stellen, ‘ [E] ’ de getuige [getuige 8] (hierna: [getuige 8] ) is, die uit hetzelfde dorp komt. Los daarvan, zegt deze verklaring – ook als met ‘ [E] ’ zou worden gedoeld op [getuige 8] – niets over betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen.
2.25.
Wat [getuige 9] verder heeft verklaard duidt niet op betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen. Zijn verklaring over zijn vraag aan SPDC-werknemer [de werknemer] om te kijken of SPDC wilde interveniëren, waarop Wikina had gezegd dat het beleid van Shell was dat alles met betrekking tot de Ogoni-zaak in het buitenland moest worden opgelost en waarna [getuige 9] alleen van iemand anders heeft gehoord dat SPDC vanuit het buitenland de opdracht had gekregen om dit onderwerp niet verder te behandelen, heeft niets van doen met omkoping van getuigen. Deze verklaring wijst er eerder op dat SPDC de procesgang niet wenste te beïnvloeden. Wat [getuige 9] heeft verklaard over het voorstel van [F] aan [getuige 9] en [Q] om contact te leggen met iemand van SPDC en te beloven dat de oliewinning in Ogoniland hervat zou kunnen worden en dat de internationale campagnes zouden worden gestaakt en wat [getuige 9] heeft verklaard over de ontmoeting tussen [de broer van Q] [de broer van [Q] , toevoeging rechtbank] en de managing director van SPDC, gaat niet over betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen.
2.26.
De slotsom luidt dat de gestelde betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen niet is bewezen met de verklaringen van de door eiseressen voorgebrachte getuigen. Dat geldt ook als deze verklaringen in onderling verband worden bezien. Daarmee zijn eiseressen niet geslaagd in het eerste deel van de bewijsopdracht. De rechtbank komt niet toe aan het tweede deel van de bewijsopdracht over het per echtgenoot van iedere eiseres te bewijzen gebruik van verklaringen van mede door SPDC omgekochte getuigen.
De verzoeken om heroverweging
2.27.
Eiseressen betogen dat de getuigenverklaringen nopen tot heroverweging van twee bindende eindbeslissingen in het tussenvonnis, in de eerste plaats de beslissing over het verwijt dat gedaagden niet (publiekelijk) hun invloed hebben aangewend om de Nigeriaanse overheid te bewegen tot een fair trial en tot clementie voor de Ogoni 9. De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat zij geen aanknopingspunten in het Nigeriaanse recht, bijvoorbeeld in de vorm van precedenten of breed gedragen opvattingen van Nigeriaanse rechtsgeleerden, heeft gevonden voor het slagen van dit verwijt en dat – voor zover gedaagden op grond van het toepasselijke Nigeriaanse recht al gehouden waren tot enige interventie – zij genoeg hebben gedaan.
2.28.
Eiseressen betogen mede op basis van de getuigenverhoren – samengevat – dat de neutrale positie die gedaagden zichzelf hebben toebedacht niet strookt met de werkelijke situatie waarin zij zich bevonden, waarin mede uit hun naam en (al dan niet beweerdelijk) in hun belang mensenrechtenschendingen werden begaan. De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat de omstandigheid dat SPDC door allerlei personen een centrale rol kreeg toebedeeld, geen bewijs is van daadwerkelijke betrokkenheid van SPDC bij omkoping van getuigen. Als op basis van de getuigenverhoren al kan worden vastgesteld dat sprake was van de door eiseressen aangeduide situatie, geldt dat gesteld noch gebleken is van enige relevante bekendheid van gedaagden daarmee. Daarmee mist dit verwijt feitelijke grondslag. Bovendien hebben gedaagden gemotiveerd betwist dat hun belang werd gediend met de procedure voor het tribunaal en de veroordelingen en het ophangen van de Ogoni 9 en ontbreken nog steeds aanknopingspunten in het Nigeriaanse recht voor het slagen van dit verwijt. De rechtbank ziet daarom in de getuigenverhoren geen grond om terug te komen op haar beslissing dat gedaagden genoeg hebben gedaan, als en voor zover zij op grond van het toepasselijke Nigeriaanse recht al gehouden waren tot enige interventie. Dat eiseressen het niet eens zijn met dit oordeel, is ook geen reden om daarop terug te komen.
2.29.
Ten tweede stellen eiseressen dat aanleiding bestaat voor heroverweging van de conclusie dat er geen ruimte is voor nadere bewijslevering aangaande het door hen gestelde aanbod van SPDC aan [de broer van Q] om te interveniëren in het proces, op voorwaarde dat MOSOP haar verzet zou staken. Eiseressen verwijten de rechtbank onder meer dat zij zich op dit punt schuldig heeft gemaakt aan een prognoseverbod.
2.30.
Uit de verslagen die [de toenmalige managing director] (hierna: [de toenmalige managing director] ), de toenmalige managing director van SPDC, destijds heeft gemaakt en ook uit de in het tussenvonnis aangehaalde brief van [Q] volgt dat [de toenmalige managing director] in zijn gesprekken met [de broer van Q] onderscheid heeft gemaakt tussen twee verschillende onderwerpen: 1) de reactie van SPDC op het verzoek van [de broer van Q] om te interveniëren in het proces en 2) een dialoog met een eventuele bijdrage van SPDC aan bepaalde projecten. In deze verslagen staat dat de vraag om te interveniëren in het proces steeds ongeclausuleerd negatief is beantwoord, met de uitleg dat SPDC zich niet mengt in dit soort kwesties, omdat dit tegen de
business principlesingaat. De voorwaarden die [de toenmalige managing director] heeft gesteld zijn verbonden aan het tweede onderwerp van gesprek. In hun verwijt verbinden eiseressen die voorwaarden aan de reactie op het verzoek van [de broer van Q] om te interveniëren in het proces. Dat gebeurt ook in de verklaring van [getuige 9] , die heeft verklaard:
“ [Q] – zo noem ik hem, als ik het over [Q] heb, dan heb ik het over [Q] – liet mij later een briefje zien van zijn jongere broer, [de broer van Q] . Hij vertelde dat hij een ontmoeting had gehad met de managing director van Shell in Nigeria, de heer [de toenmalige managing director] . Die had met zoveel woorden duidelijk gemaakt dat een van de, dat hij dat eist, dat een van de voorwaarden om zich in ons voordeel te bemoeien met die rechtszaak, dus om die aanklachten verwijderd te krijgen, zij eisten dat wij onze internationale campagne tegen Shell staakten.”
2.31.
Met hun opmerking over het in strijd handelen met het prognoseverbod, miskennen eiseressen dat de rechtbank heeft geoordeeld dat zij onvoldoende hebben gesteld dat en waarom de inhoud van de verslagen van [de toenmalige managing director] , die zij bij andere verwijten juist tot uitgangspunt nemen, geen juiste weergave vormen van het besprokene. Hun verwijzing naar jaren na dato opgestelde schriftelijke verklaringen, nu aangevuld met de getuigenverklaring van horen zeggen van [getuige 9] , volstaat niet. Omdat eiseressen niet hebben voldaan aan hun stelplicht, wordt niet aan bewijslevering toegekomen.
2.32.
De rechtbank voegt daaraan toe dat het bewijsaanbod ook als niet relevant kan worden gepasseerd. Dit verwijt lijkt te zijn ingegeven door de opvatting van eiseressen dat SPDC naar het toepasselijke Nigeriaanse recht verplicht was ten gunste van [Q] te interveniëren in het proces en hieraan geen voorwaarden had mogen verbinden. Eiseressen hebben echter niet concreet gesteld dat en waarom dat zo is. Zij hebben evenmin gesteld dat de gevraagde interventie ten behoeve van [Q] – waar het concreet om ging – effect zou hebben gehad op de (uitkomst van de) procedures tegen hun echtgenoten. Dit is temeer van belang omdat de gevraagde interventie te maken had met de persoonlijke omstandigheden van [Q] (diens gezondheidstoestand). Nu dat alles niet gesteld is, kan ook al hierom in het midden blijven wat precies is besproken door [de broer van Q] en [de toenmalige managing director] , en is het bewijsaanbod over de inhoud van het gesprek niet relevant.
2.33.
De slotsom luidt dat de vorderingen worden afgewezen, met veroordeling van eiseressen in de kosten die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 2.870 (€ 618 aan griffierecht en € 2.252 aan advocatenkosten (4 punten tarief II).

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt eiseressen in de proceskosten, begroot op € 2.870;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin, mr. B. Meijer en mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.