ECLI:NL:RBDHA:2022:244
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure inzake bijzondere bijstand
In deze zaak, die werd behandeld door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, het college van burgemeester en wethouders van Gouda, beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om een besluit te nemen op hun aanvraag om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand via bijzondere bijstand. De eisers hebben op 11 december 2020 beroep ingesteld, waarna verweerder op 15 december 2020 alsnog een besluit heeft genomen. Eisers trokken hun beroep in op 5 februari 2021, met het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot verdere juridische stappen.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat er sprake is van tegemoetkomen, aangezien verweerder tijdens de procedure alsnog een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn om van de hoofdregel af te wijken, en dat eisers niet konden weten dat er op korte termijn een besluit zou volgen.
De rechtbank heeft het verzoek van eisers om een proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Tevens is verweerder verplicht om het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S. Pereth en is openbaar uitgesproken op 7 januari 2022.