ECLI:NL:RBDHA:2022:2439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
C/09/583525 en C/09/609767 / FA RK 19-8446 en FA RK 21-2174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschappen na echtscheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 februari 2022, wordt de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van eenvoudige gemeenschappen tussen de partijen, [X] en [Y], behandeld. De vrouw, [X], heeft een verzoek ingediend tot echtscheiding en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft eerder, op 31 mei 2021, het verzoek tot echtscheiding afgewezen, omdat de echtscheiding al eerder was uitgesproken door een rechtbank in Bolivia. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij rechtsmacht heeft over de nevenvoorzieningen, waaronder de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime, op basis van de Verordening Huwelijksvermogenstelsels.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenoten onder huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd en dat deze voorwaarden een periodiek verrekenbeding bevatten. De rechtbank heeft de verdeling van de onroerende zaken en bankrekeningen besproken, waarbij de man en de vrouw overeenstemming hebben bereikt over de toedeling van verschillende onroerende zaken in Nederland en Bolivia. De rechtbank heeft ook de vergoedingsvorderingen van beide partijen beoordeeld, waarbij de vrouw aanspraak maakt op verschillende bedragen die zij heeft betaald of gefinancierd, en de man verweer heeft gevoerd tegen deze vorderingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw en de man beoordeeld en een beslissing genomen over de toedeling van de onroerende zaken, de verdeling van de bankrekeningen en de vergoedingsvorderingen. De rechtbank heeft bepaald dat de onroerende zaken in Nederland aan de man worden toegedeeld, onder voorwaarde dat hij kan voldoen aan de voorwaarden voor de overname van het aandeel van de vrouw. De rechtbank heeft ook de kosten van taxatie en verkoop geregeld en de verzoeken van de vrouw tot schadevergoeding en vergoedingsrechten gedeeltelijk afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 19-8446 (echtscheiding)
FA RK 21-2174 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
Zaaknummers: C/09/583525 (echtscheiding)
C/09/609767 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
Datum beschikking: 24 februari 2022
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikkingop het op 28 oktober 2019 ingekomen verzoek van:
[X],
de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] , Bolivia,
advocaat: mr. E.J. Lievense te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[Y],
de man,
wonende te [woonplaats 2] , Bolivia,
advocaat: mr. P.N.M. de Gier te Rotterdam.
Procedure
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 mei 2021 heeft deze rechtbank het verzoek van de vrouw tot echtscheiding afgewezen, nu de vrouw geen belang meer had bij haar verzoek, omdat de echtscheiding al op [datum echtscheiding] 2020 is uitgesproken door de rechtbank te [woonplaats 1] , Bolivia en alhier in de daartoe bestemde registers is ingeschreven.
De rechtbank heeft geoordeeld rechtsmacht te hebben ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding en daarmee ook ten aanzien van de nevenvoorzieningen (artikel 5 Verordening Huwelijksvermogenstelsels). De beslissing ten aanzien van de nevenvoorzieningen is aangehouden tot een nader te bepalen datum voor mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
 het verweerschrift op gewijzigde zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende c.q. gewijzigde verzoeken van 23 december 2021, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
 de brief van 24 december 2021 van de zijde van de man;
 de brief van 27 december 2021 van de zijde van de vrouw;
 het F9-formulier van 27 december 2021 van de zijde van de vrouw;
 het F9-formulier van 3 januari 2022, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
 de tien-dagen-productiebrief van 3 januari 2022, met bijlagen, van de zijde van de man;
 de brief van 4 januari 2022, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
 het F9-formulier van 10 januari 2022 van de zijde van de vrouw;
 het F9-formulier van 11 januari 2022, met bijlage, van de zijde van de vrouw.
Op 13 januari 2022 is de zaak op zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
 de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
 de man, bijgestaan door zijn advocaat;
 mevrouw [naam tolk] tolk voor de vrouw;
 mevrouw J.H. Evekink, advocaat-stagiaire van de advocaat van de vrouw.
Door de advocaat van de man en de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Verzoek en verweer
De verzochte nevenvoorzieningen, na wijziging/aanvulling, strekken tot:
 bepaling bij tussenbeschikking dat de man de informatie/bescheiden zoals genoemd in paragraaf 4.33 van het verweerschrift op zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende verzoeken van de zijde van de vrouw van 31 december 2020 aan de (advocaat van de) vrouw dient te verstrekken alsmede rekening en verantwoording dient af te leggen over het beheer over de onroerende zaken in Nederland vanaf januari 2012 tot heden binnen eenentwintig (21) dagen na de datum van afgifte van de (tussen)beschikking, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag na de voormelde termijn dat de man de veroordeling niet nakomt, zulks met een maximum van € 100.000,-;
 vaststelling van de wijze van afwikkeling van het huwelijksvermogen c.q. de verdeling van de tussen de man en de vrouw bestaande eenvoudige
gemeenschappen en de wijze waarop, waarbij het volgende heeft te gelden:
A.
Onroerende zaken
de wijze van verdeling te gelasten van de aan de man en de vrouw in gemeenschappelijk eigendom toebehorende onroerende zaken zijnde:
 [adres en plaatsnaam 1]
 [adres en plaatsnaam 2]
 [adres en plaatsnaam 3]
 [adres en plaatsnaam 4]
(hierna tezamen ook: [straatnaam 1] )
 [adres en plaatsnaam 5]
 [adres en plaatsnaam 6]
 [adres en plaatsnaam 7]
 [adres en plaatsnaam 8]
(hierna tezamen ook: [straatnaam 2]
 Bedrijfsruimte te [woonplaats X en Y] , Bolivia
 Twee percelen grond met daarop een woonhuis en kantoorruimte te [woonplaats X en Y] , [woonplaats X en Y] Bolivia
zoals omschreven in paragraaf 5 van het verweerschrift op zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende verzoeken van de zijde van de vrouw van 31 december 2020, waarbij de onroerende zaken gelegen aan de [adressen 12 t/m 15] aan de vrouw worden toebedeeld;
Bankrekeningen
 te bepalen dat de op beider naam staande rekening met nummer [nr. 1] uitsluitend op naam van de man wordt gesteld en dat het saldo op die rekening per datum feitelijke verdeling aan de man wordt toegedeeld, onder vergoeding van de helft van het positieve saldo aan de vrouw;
 te bepalen dat de op beider naam staande rekening met nummer [nr. 2] uitsluitend op naam van de vrouw wordt gesteld en dat het saldo op die rekening per datum feitelijke verdeling aan de vrouw wordt toegedeeld, onder vergoeding van de helft van het positieve saldo aan de man;
Vergoedingsrechten/vorderingen
I.
primairbepaling dat de man een (schade)vergoeding dient te voldoen aan de vrouw ad € 306.856,- dan wel een bedrag als de rechtbank in goede justitie juist acht, welk bedrag rechtstreeks dient te worden verrekend met het aandeel van de man in de overwaarde bij levering van (één van) de onroerende zaken in Nederland aan de man dan wel de vrouw c.q. derden,
subsidiairbij tussenbeschikking, ex artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), benoeming van een deskundige in de vorm van een registeraccountant waarbij als onderzoeksvraag wordt voorgelegd met welke gelden [adres en woonplaats] is gefinancierd en onderzocht wordt waarvan deze liquide middelen afkomstig zijn en of dit gelden zijn waar alleen de aan de man toebehorende vennootschappen gerechtigd toe waren dan wel de vennootschappen van partijen gezamenlijk en voor welk deel, zodat vervolgens kan worden vastgesteld op welk bedrag de vrouw na verrekening van eventuele vergoedingsrechten van de man recht heeft, welk(e) bedrag(en) alsdan nader door de vrouw zal/zullen worden gespecificeerd, dan wel een beschikking te wijzen als de rechtbank in goede justitie juist acht;
II. bepaling dat aan de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht toekomt ter zake de overboekingen van de en/of-bankrekening naar de privérekening van de man ad € 16.538,13, welk bedrag rechtstreeks dient te worden verrekend met het aandeel van de man in de overwaarde bij levering van (één van) de onroerende zaken in Nederland aan de man dan wel de vrouw c.q. derden, dan wel ter hoogte van een bedrag en wijze van betaling als de rechtbank in goede justitie juist acht;
III. (voorwaardelijk) bepaling dat aan de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht toekomt ter zake de overboekingen van de en/of-bankrekening naar de privérekening van de man onder beschrijving van hypothecaire geldleningen voor zover deze bedragen niet (volledig) zijn aangewend voor betalingen van de hypothecaire geldleningen;
IV. bepaling dat aan de vrouw een vergoedingsrecht jegens de man toekomt ter zake de lening verstrekt door de man aan [bedrijfsnaam 1] met gemeenschappelijk vermogen van partijen ad € 172.500,-, welk bedrag rechtstreeks dient te worden verrekend met het aandeel van de man in de overwaarde bij levering van (één van) de onroerende zaken in Nederland aan de man dan wel de vrouw c.q. derden, dan wel ter hoogte van een bedrag en wijze van betaling als uw rechtbank in goede justitie juist acht;
V. bepaling dat aan de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht toekomt ter zake de lening verstrekt door de man aan [bedrijfsnaam 2] met gemeenschappelijk vermogen van partijen ad € 10.000,-, welk bedrag rechtstreeks dient te worden verrekend met het aandeel van de man in de overwaarde bij levering van (één van) de onroerende zaken in Nederland aan de man dan wel de vrouw c.q. derden, dan wel ter hoogte van een bedrag en wijze van betaling als de rechtbank in goede justitie juist acht;
VI. bepaling dat aan de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht toekomt ter zake de aankoop van het bedrijfspand in Bolivia ad $ 75.000,-, welk bedrag rechtstreeks dient te worden verrekend met het aandeel van de man in de overwaarde bij levering van de onroerende zaak (bedrijfspand in Bolivia) aan de man c.q. derden, dan wel ter hoogte van een bedrag en wijze van betaling als de rechtbank in goede justitie juist acht;
VII. bepaling dat aan de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht toekomt ter zake de bouw/verbouwing van het woonhuis te Bolivia ad primair $ 36.256,65 en subsidiair een bedrag als de rechtbank in goede justitie juist acht, welk bedrag rechtstreeks dient te worden verrekend met het aandeel van de man in de overwaarde bij levering van de onroerende zaak (twee percelen grond met woonhuis) aan de vrouw, dan wel ter hoogte van een bedrag en wijze van betaling als de rechtbank in goede justitie juist acht;
VIII. bepaling dat aan de vrouw jegens de man een vergoedingsrecht toekomt ter zake de aankoop van het appartement van de man in Bolivia ad US $ 21.000,-, welk bedrag rechtstreeks dient te worden verrekend met het aandeel van de man in de overwaarde bij levering van de onroerende zaak (bedrijfspand in Bolivia) aan de man c.q. derden, dan wel ter hoogte van een bedrag en wijze van betaling als de rechtbank in goede justitie juist acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man de rechtbank zelfstandig verzocht:
de wijze van verdeling te gelasten van de aan de man en de vrouw in gemeenschappelijk eigendom toebehorende onroerende zaken en banksaldi op de wijze zoals in de nummers 16 tot en met 35 van het verweerschrift d.d. 2 oktober 2020 verzocht;
bij toewijzing van verzoek A. de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen € 263.182,06, dan wel als na taxatie een of meer van de onroerende zaken een andere waarde blijken te hebben dan door de man geschat, een in goede justitie te bepalen ander bedrag te betalen uit hoofde van de verdeling van de onroerende zaken in Nederland, zulks uiterlijk ter gelegenheid van de levering van het onroerend goed;
bij toewijzing van verzoek A. de vrouw te veroordelen om aan de man te betalen US$ 225.000,-, dan wel als na taxatie een of meer van de onroerende zaken een andere waarde blijken te hebben dan door de man geschat, een in goede justitie te bepalen ander bedrag te betalen uit hoofde van de verdeling van de onroerende zaken in Bolivia, zulks uiterlijk ter gelegenheid van de levering van het onroerend goed;
bij toewijzing van verzoek A. de man te veroordelen om aan de vrouw € 7.000,- te betalen uit hoofde van de verdeling van de gemeenschappelijke banksaldi,
de vrouw te veroordelen om binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking aan de man een bedrag van € 24.168,27 te betalen;
de vrouw te veroordelen om binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking aan de man een bedrag van € 51.534,07 te betalen,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij eerdere beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist. Ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding van de vrouw is al een beslissing genomen.
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 mei 2021 heeft de rechtbank al vastgesteld rechtsmacht te hebben ten aanzien van de verzochte nevenvoorzieningen met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van de man en de vrouw, nu de Nederlandse rechter tevens rechtsmacht had ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding.
Gelet op de huwelijksdatum van de echtgenoten – 21 september 2006 – dient de vraag welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime beantwoord te worden door toepassing van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978. Blijkens artikel 3 van het Verdrag geldt dat een rechtskeuze door de echtgenoten voor het huwelijk prevaleert. Blijkens artikel 13 van de huwelijkse voorwaarden hebben de echtgenoten voor het huwelijk een rechtskeuze voor Nederlands recht uitgebracht. De rechtbank zal dan ook het Nederlands recht toepassen op het huwelijksgoederenregime tussen de man en de vrouw.
Inhoudelijke beoordeling
De man en de vrouw zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. In artikel 1 is opgenomen: ‘
De echtgenoten sluiten elke gemeenschap van goederen uit’. De huwelijkse voorwaarden bevatten in artikel 9 een periodiek verrekenbeding.
De man en de vrouw hebben mogelijk, mede op grond van de huwelijkse voorwaarden:
 te verrekenen vermogen;
 eenvoudige gemeenschappen.

Te verrekenen vermogen

Ter zitting is vastgesteld dat zowel de man als de vrouw geen concrete vordering hebben ingesteld ten aanzien van het te verrekenen vermogen. De rechtbank heeft hieromtrent dan ook niets te beslissen.

Eenvoudige gemeenschappen

De man en de vrouw hebben de volgende vermogensbestanddelen opgevoerd die volgens hen eenvoudige gemeenschappen betreffen:
Onroerende zaken
het pand aan de [straatnaam 3] te [plaatsnaam 1] en de hierop gevestigde hypothecaire geldlening bij de ING Bank N.V. met hypotheeknummer [plaatsnaam 1]
het pand aan de [straatnaam 4] te [plaatsnaam 2] en de hierop gevestigde hypothecaire geldlening bij de ABN AMRO N.V. met hypotheeknummer [nr. 3]
bedrijfsruimte in [woonplaats 1] , Bolivia ( [adres 1]
twee percelen (in totaal 3.500m2) met woning en kantoorruimte in [plaatsnaam en woonplaats X en Y] , Bolivia.
Bankrekeningen
5. NL13 RABO [nr. 4] t.n.v. de man en de vrouw;
6. NL35 INGB [nr. 5] t.n.v. de man en de vrouw.
Peildatum eenvoudige gemeenschappen
Voor de bij de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen in aanmerking te nemen waarde geldt in principe als peildatum de datum van de feitelijke verdeling, tenzij wordt uitgegaan van een anderszins vastgestelde of overeengekomen peildatum.
Ad 1. [straatnaam 3]
De man en de vrouw zijn het erover eens dat het pand aan de [straatnaam 3] zal worden toegedeeld aan de man. De rechtbank zal ten aanzien van deze toedeling (en ook de navolgende toedelingen) in haar beslissing een ‘spoorboekje’ vaststellen. Daarbij wordt het ‘Spoorboekje t.a.v. taxatie en toedeling onroerende zaken’ op hoofdlijnen als uitgangspunt genomen, nu partijen instemmen met het opnemen van een zogenaamd spoorboekje. De man en de vrouw zijn ter zitting al overeengekomen dat zij [naam 1] makelaar als taxateur/makelaar voor de panden in Nederland zullen nemen. Indien de toedeling aan de man op de wijze zoals omschreven in het spoorboekje niet wordt gerealiseerd, krijgt de vrouw de gelegenheid om het pand aan de [straatnaam 3] toegedeeld te krijgen op de wijze zoals omschreven in het spoorboekje. Lukt dit niet, dan dient het pand aan een derde te worden verkocht, eveneens op de wijze zoals omschreven in het spoorboekje. De rechtbank verwijst hierbij kortheidshalve naar haar beslissing.
Ad 2. [straatnaam 4]
De vrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij graag wil dat het pand aan haar wordt toebedeeld, zodat een en ander verrekend kan worden met de vergoedingsvorderingen waar zij aanspraak op zou maken. Daarnaast wil zij uiteindelijk dat het pand op naam van de kinderen komt. De man stelt zich op het standpunt dat de man en de vrouw al waren overeengekomen dat het pand aan de [straatnaam 4] aan de man zou worden toegedeeld en hij heeft daarnaast naar voren gebracht dat het pand al zestig jaar in het bezit van zijn familie is.
De rechtbank stelt vast dat de man en de vrouw beiden voor ogen hebben dat het pand uiteindelijk aan de kinderen toekomt. De rechtbank begrijpt daarbij het standpunt van de vrouw aldus dat zij de overname van het pand aan de [straatnaam 4] alleen kan financieren als de door haar verzochte vergoedingsrechten worden toegewezen. Zoals ook uit het navolgende blijkt zullen het merendeel van de vorderingen niet in het kader van de echtscheiding worden behandeld omdat deze onvoldoende samenhang vertonen met de echtscheidingsprocedure. De rechtbank kan verder in de onderhavige procedure ter zake van de toedeling van het pand aan de [straatnaam 4] niet vooruitlopen op de eventuele uitkomst van opvolgende procedures over vergoedingsvorderingen. Voorts heeft de vrouw ter zitting aangevoerd dat zij een 50%-50% verdeling het meest rechtvaardig vindt. De rechtbank overweegt dat deze verdeling bij helfte ook besloten ligt in toedeling van het pand aan de man, onder de verplichting aan de vrouw de helft van de waarde te vergoeden.
Voorts verwerpt de rechtbank het verweer van de man, namelijk dat partijen zijn overeengekomen dat dit pand aan de man zou worden toebedeeld. Partijen hebben geen totale overeenstemming weten te bereiken over de verdeling van de gehele eenvoudige gemeenschap. De man kan nu niet één onderdeel eruit lichten en zich daarop beroepen.
In het voorgaande en in de onweersproken stelling van de man dat dit pand aan de [straatnaam 4] al lange tijd in het bezit is van zijn familie, ziet de rechtbank aanleiding te beslissen dat het pand zal worden toegedeeld aan de man. De toedeling zal op dezelfde wijze geschieden (met een spoorboekje) als het pand aan de [straatnaam 3] . De rechtbank verwijst hierbij kortheidshalve naar haar beslissing.
Ad 3 en 4. Bedrijfsruimte in [plaatsnaam en woonplaats X en Y] , Bolivia, en twee percelen met woning in [plaatsnaam en woonplaats X en Y] , Bolivia
De man en de vrouw hebben overeenstemming bereikt over de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen in Bolivia, in die zin dat de bedrijfsruimte zal worden toegedeeld aan de man en de twee percelen met woning aan de vrouw. Ook ten aanzien van deze verdeling zal het al genoemde spoorboekje worden gevolgd, waarbij de man en de vrouw ter zitting hebben afgesproken Invercon als taxateur/makelaar voor het onroerend goed in Bolivia te zullen nemen. De toedeling zal verder op vergelijkbare wijze geschieden (met een spoorboekje) als bij de panden in Nederland. De rechtbank verwijst hierbij kortheidshalve naar haar beslissing.
Voor alle tot de eenvoudige gemeenschappen behorende panden geldt dat de kosten van taxatie en overige met de verkoop en levering gemoeide kosten door beide partijen bij helfte worden gedragen en dat daarbij iedere partij ook daadwerkelijk de helft betaalt, zodat geen nieuwe vorderingen van de man en de vrouw op elkaar ontstaan. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor de kosten van het notariële transport van het onroerend goed, in het geval het onroerend goed wordt overgenomen door de man of de vrouw. De kosten komen in dat geval voor rekening van de partij die het onroerende goed overneemt (kosten koper).
Ad 5 en 6. Bankrekeningen
Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de gezamenlijke bankrekeningen. De Rabo-rekening zal op naam van de vrouw worden gezet en de ING-rekening op naam van de man. De saldi van de beide rekeningen zullen per de datum van de feitelijke verdeling, en daarmee de datum waarop de tenaamstelling wordt gewijzigd, bij helfte worden verdeeld.

Vergoedingsvorderingen

De man en de vrouw stellen beiden diverse vergoedingsvorderingen te hebben, welke hieronder behandeld zullen worden. De rechtbank constateert dat deze vorderingen allen vorderingen op grond van artikel 827 lid 1 sub f Rv betreffen. Op grond van dit artikel kan de rechter als nevenvoorziening een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e in lid 1 van het artikel treffen, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
Lening aan [bedrijfsnaam 3] (sub IV) en [bedrijfsnaam 2] (sub V)
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de gestelde vorderingen op de rechtspersonen van de man (en de vrouw) niet in deze echtscheidingsprocedure kunnen worden behandeld, nu deze vorderingen onvoldoende samenhang vertonen met het verzoek tot echtscheiding. Immers, de vorderingen zien op andere (rechts)personen dan de procespartijen. Om die reden zal de vrouw niet worden ontvangen in haar verzoeken op dit punt.
Executie [adres 2] door [bedrijfsnaam 4] (sub I, primair)
Partijen waren in het bezit van een eenvoudige gemeenschap, zijnde het appartement aan de [adres 2] te [plaatsnaam 3] . Vaststaat dat op dit appartement, blijkens de door de vrouw als productie 4 bij haar verweerschrift op zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende verzoeken van 31 december 2020 overgelegde akte van vestiging van hypotheek, een hypotheekrecht is gevestigd ten behoeve van de vorderingen van [bedrijfsnaam 4] . op de ondernemingen [bedrijfsnaam 5] van de vrouw en [bedrijfsnaam 3] van de man. [bedrijfsnaam 4] . heeft dit hypotheekrecht geëxecuteerd en het appartement aan de [adres 2] is bij openbare verkoop verkocht.
De vrouw stelt dat de man de rechtspersoon van de vrouw onbevoegdelijk heeft vertegenwoordigd, waardoor er een vordering van [bedrijfsnaam 4] . op [bedrijfsnaam 5] is ontstaan. Nu [bedrijfsnaam 4] . het recht op hypotheek heeft geëxecuteerd, heeft de vrouw schade geleden ter hoogte van de helft van de vordering die door [bedrijfsnaam 4] . met de verkoopopbrengst van het appartement is uitgewonnen en de bij de executieverkoop gemaakte kosten, zijnde een totaalbedrag van € 301.856,-. Nu de man – zo begrijpt de rechtbank het standpunt van de vrouw – met het onbevoegdelijk vertegenwoordigen van de rechtspersoon van de vrouw onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld, dient de man de ontstane schade aan de vrouw te vergoeden. De man stelt zich juist op het standpunt dat de vrouw de benodigde volmachten heeft verstrekt, van alle activiteiten op de hoogte was en ook wist van de ingebrekestelling/vorderingen van [bedrijfsnaam 4] . op [bedrijfsnaam 5] . Gelet hierop is van onrechtmatig handelen van zijn zijde geen sprake en is hij niet gehouden de door de vrouw gestelde schade te vergoeden.
De rechtbank oordeelt als volgt. Van een eventuele schadevordering van de vrouw op de man kan pas sprake zijn, indien vaststaat dat de man de rechtspersoon van de vrouw, [bedrijfsnaam 5] , onbevoegdelijk heeft vertegenwoordigd. Dit betreft een geschil in de verhouding tussen de man en [bedrijfsnaam 5] en hoort derhalve niet in deze procedure thuis maar dient in een procedure tussen die twee partijen te worden vastgesteld. Deze schadevordering vertoont derhalve onvoldoende samenhang met de onderhavige echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw. Daarbij overweegt de rechtbank evenzeer als volgt. Om te kunnen spreken van een schadevordering van de vrouw op de man dient er schade aan de zijde van de vrouw te zijn. Hiervan kan alleen sprake zijn, indien de rechtspersonen [bedrijfsnaam 5] en [bedrijfsnaam 3] (ook in de toekomst) geen verhaal bieden voor de vordering van de man en de vrouw (als eigenaren van het appartement aan de [adres 2] ) op genoemde rechtspersonen. Dit staat thans nog niet vast.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vrouw in haar primaire verzoek omtrent de schadevordering ter hoogte van een bedrag van € 301.856,- niet ontvankelijk verklaren.
Financiering [adres 2]
De man stelt ook een vergoedingsrecht te hebben ten aanzien van het pand aan de [adres 2] . De man heeft zich namelijk op het standpunt gesteld dat hij het pand aan de [adres 2] vanuit zijn besloten vennootschappen heeft gefinancierd en dat hij om die reden nog een regresrecht heeft op de vrouw. Hij wenst dit bedrag te verrekenen met het 50%-aandeel van de vrouw in het appartement. De vrouw betwist dat de man de aankoop van het appartement vanuit zijn vennootschapen heeft gefinancierd.
De rechtbank overweegt dat geen beslissing over de verdeling van de [adres 2] meer hoeft te worden genomen, nu de eenvoudige gemeenschap door de executie verkoop feitelijk is verdeeld. Nu de man heeft nagelaten een concrete vergoedingsvordering te formuleren omtrent de financiering van de [adres 2] , zal het verzoek van de man op die grond al worden afgewezen.
Subsidiaire verzoek van de vrouw t.a.v. de [adres 2] te Den Haag (sub I, subsidiair)
De vrouw verzoekt subsidiair ten aanzien van het pand aan de [adres 2] , een deskundige te benoemen in de vorm van een registeraccountant om onderzoek te doen naar de financiering van het appartement aan de [adres 2] te Den Haag. De rechtbank begrijpt dit verzoek van de vrouw in het licht van het voorgaande, niet geconcretiseerde verzoek van de man over de financiering van het pand aan de [adres 2] . Nu de man heeft nagelaten zijn verzoek op dit punt te concretiseren, op grond waarvan zijn verzoek wordt afgewezen, zal de rechtbank het onderhavige subsidiaire verzoek van de vrouw ook afwijzen bij gebrek aan gesteld belang.
Inboedel [adres 2]
De vrouw vordert daarnaast een vergoeding van € 5.000,- voor de inboedel uit het appartement aan de [adres 2] , welke door de man zou zijn weggehaald, zonder medeweten of instemming van de vrouw. Op grond van artikel 2 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden behoort de inboedel aan de vrouw toe. De man heeft naar voren gebracht dat de inboedel er nog wel is, maar opgeslagen moest worden in verband met de verkoop van de [adres 2] . Omdat de vrouw dit niet deed, heeft de man daar zorg voor gedragen. De man is bereid een afspraak te maken met de vrouw, zodat zij de spullen kan komen ophalen, mits zij de kosten van verhuizing en opslag aan de man vergoedt.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 2 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden is opgenomen dat de inboedel, aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding, aan de vrouw zal toebehoren. Niet in geschil tussen de man en de vrouw is dat het pand aan de [adres 2] de pied-à-terre van de man en de vrouw in Nederland was en dat de inboedel van dit pand daarmee tot de gemeenschappelijke huishouding behoorde. Op grond van de huwelijkse voorwaarden komt deze inboedel aldus aan de vrouw toe. Nu de inboedel zich in de opslag bevindt en dus niet verdwenen is, zal de vordering van de vrouw tot een vergoeding van € 5.000,- worden afgewezen.
Voor zover de man heeft gesteld dat de vrouw de opslagkosten dient te voldoen, heeft de man nagelaten een vordering hieromtrent in te stellen, zodat hierop door de rechtbank niet zal worden beslist.
Vergoedingsvordering ten aanzien van transacties van de gezamenlijke ING-rekening naar de privé-rekening van de man (sub II)
De vrouw stelt een vergoedingsvordering te hebben op de man ter hoogte van een bedrag van € 16.538,13. Er werden volgens de vrouw regelmatig bedragen van de gezamenlijke ING-rekening naar de privé-rekening van de man overgemaakt. De vrouw heeft de bankafschriften van januari 2012 tot en met december 2021 doorgenomen en deze ook overgelegd. De vrouw stelt dat over genoemde periode om onduidelijke reden (naar de rechtbank begrijpt zonder geldige titel) voor in totaal € 33.076,26 bedragen zijn overgeboekt van de gezamenlijke rekening naar privé-rekening van de man. De vrouw stelt op grond hiervan een vergoedingsvordering op de man te hebben ter hoogte van de helft van genoemd bedrag (€ 16.538,13). De man betwist dat de vrouw op dit punt een vordering heeft op de man.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is het de rechtbank gebleken dat de man en de vrouw beiden geen administratie bijhielden en dat gedurende het huwelijk veelvuldig (over en weer) overboekingen werden gedaan tussen de gezamenlijke en privé-rekeningen van partijen (en ook zakelijke rekeningen van rechtspersonen van partijen). Daarbij zijn bij het merendeel van de overboekingen omschrijvingen vermeld, die naar de mening van de vrouw wel voldoende duidelijk zijn. De door de vrouw genoemde bedragen die samen tot een bedrag van € 33.076,26 optellen, zijn overgemaakt in een periode van een aantal jaren en hebben – gelet op het totaal aantal overboekingen gedurende het huwelijk – niet een dusdanige hoogte dat daar zonder meer vraagtekens bij moeten worden gezet. Het past binnen het levenspatroon van de man en de vrouw binnen hun huwelijk. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank het dan ook niet redelijk om van één van de partijen te verlangen dat hij zich nader dient te verklaren. Beide partijen hadden toegang of toegang kunnen hebben tot de gezamenlijke rekening van de man en de vrouw en hadden het in een eerder stadium (kort na de overboeking zelf) aan de ander kunnen vragen waarop de overboeking zag. Naar het oordeel van de rechtbank kan thans niet alleen van de man worden verlangd dat over een periode van tien jaar terug wordt aangegeven met welke reden een overboeking is gedaan en wat precies waaraan is uitgegeven als een omschrijving bij een overboeking ontbreekt. Daarbij komt dat partijen beiden de rekening hebben gebruikt voor het levensonderhoud en thans niet meer precies valt te zeggen waaraan het geld is besteed. Het feit dat er zoveel jaar na dato geen verklaring is of zou zijn, betekent niet dat de vrouw een vordering heeft op de man, zeker niet nu het niet (alleen) aan de man is om aan te tonen waar bepaalde bedragen op zien. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
Voorwaardelijke vordering (sub III)
De vrouw stelt daarnaast nog voorwaardelijk een vergoedingsrecht jegens de man te hebben ter zake de overboekingen die van de en/of-rekening van de man en de vrouw aan de privé rekening van de man zijn gedaan onder vermelding van hypothecaire geldleningen, voor zover deze bedragen niet (volledig) zijn aangewend ten behoeve van de hypothecaire geldleningen. De vrouw heeft nagelaten op dit punt een concrete vordering in te dienen, zodat het verzoek van de vrouw op dit punt wordt afgewezen.
Vergoedingsvordering – verzoek E van de man
De man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw aan de man nog een bedrag van € 24.168,27 dient te betalen. Dit bestaat enerzijds uit een bedrag van € 888,43, welk bedrag de man heeft betaald aan de hypotheek van de onroerende zaak aan de [straatnaam 4] en welk bedrag nog niet van de gezamenlijke ING-rekening aan zijn privé-rekening is overgemaakt en anderzijds uit een bedrag van € 23.279,84, zijnde de helft van het saldo van de huurinkomsten van de onroerende zaak aan de [adres 3] welk pand alleen aan de man in eigendom toebehoort. De vrouw betwist dit standpunt van de man.
De rechtbank overweegt als volgt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de man productie 23 bij zijn tien-dagen-productiebrief van 3 januari 2022 overgelegd. Deze productie bestaat uit een (zelf gemaakt) overzicht van de hypotheekkosten voor de [straatnaam 4] , een overzicht van de huurinkomsten van de Noordwal en bankafschriften van de gezamenlijke ING-rekening, waaruit blijkt welke bedragen daarvan zijn afgeschreven. Uit deze productie kan de rechtbank echter niet opmaken dat, en zo ja, welke betalingen de man vanaf zijn privé-rekening heeft verricht ten behoeve van de hypotheek voor het pand aan de [straatnaam 4] . Evenmin blijkt uit de overgelegde stukken op dit punt van ontvangen huurinkomsten voor de [adres 3] . Louter blijkt van overschrijvingen van de en/of-rekening naar de privé-rekening van de man.
Nu de vrouw het verzoek van de man heeft weersproken en de man zijn verzoek op grond van bovenstaande onvoldoende heeft onderbouwd, zal de rechtbank het verzoek van de man afwijzen.
Vergoedingsrecht vrouw ter zake aankoop bedrijfspand in Bolivia (sub VI)
De vrouw stelt dat zij de gezamenlijke aankoop van een bedrijfspand in Bolivia van de man en de vrouw in 2019 voor een bedrag van $ 150.000,- volledig heeft gefinancierd. De vrouw heeft $ 70.000,- voldaan vanaf haar privé-rekening en $ 80.000,- is afkomstig uit de kas van [bedrijfsnaam 5] . Volgens de vrouw kunnen privé-opnames vanuit een rechtspersoon in Bolivia vrijelijk plaatsvinden en (zo begrijpt de rechtbank het standpunt van de vrouw) moeten deze opnames vanuit de rechtspersoon in dat licht worden beschouwd als investeringen van de vrouw zelf. Op grond hiervan stelt de vrouw een vordering op de man te hebben ter hoogte van de helft van genoemd bedrag van $ 150.000,- (zijnde $ 75.000,-). De man erkent dat de vrouw voor $ 70.000,- vanuit haar privé vermogen heeft bijgedragen en voor de helft van dit bedrag, zijnde $ 35.000,-, een vergoedingsvordering heeft op de man. De man betwist echter dat een bedrag van $ 80.000,- vanuit [bedrijfsnaam 5] is voldaan en overlegt daartoe als productie 33 bij zijn tien-dagen-productiebrief van 3 januari 2022 de winst- en verliesrekening 2019 van [bedrijfsnaam 5] .
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar stelling ten aanzien van het bedrag van $ 80.000 een kopie uit een kasboek en een verklaring van de moeder van de vrouw overgelegd. In het licht van de betwisting door de man acht de rechtbank de stelling van de vrouw ten aanzien van de $ 80.000,- met een kopie uit een handgeschreven kasboek en een enkele verklaring van de moeder van de vrouw, die tevens mede eigenaar is van [bedrijfsnaam 5] , onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook toewijzen ten aanzien van de investering uit privé-vermogen van $ 70.000,- en voor het overige afwijzen, zodat de vrouw een vergoedingsrecht op de man heeft van $ 35.000,-.
Vergoedingsrecht vrouw ter zake twee percelen met woning in Bolivia (sub VII)
De vrouw heeft gesteld dat de man en de vrouw in 2008 twee percelen grond in eigendom hebben verkregen, waarop een woonhuis is gebouwd en dat de vrouw de kosten van de bouw van dit woonhuis (van $ 72.513) vanuit haar privé-vermogen heeft betaald. Hiertoe overlegt zij als productie 31 bij haar verweerschrift op gewijzigde zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende c.q. gewijzigde verzoeken van 23 december 2021 een overzicht van de kosten en onderliggende facturen. Op grond hiervan stelt de vrouw een vordering op de man te hebben van $ 36.256,65. De man betwist dat de vrouw deze kosten vanuit privé-vermogen heeft betaald. Het is lang geleden, maar hij kan zich in ieder geval nog herinneren dat hij de vloer voor een bedrag van $ 35.000,- heeft betaald.
De rechtbank acht de door de vrouw gestelde vordering, in het licht van de betwisting van de man, onvoldoende onderbouwd. Immers, uit de facturen die de vrouw overlegt blijkt niet dat deze facturen uit privé-vermogen van de vrouw zijn voldaan. Om die reden zal het verzoek van de vrouw worden afgewezen.
Vergoedingsrecht vrouw ter zake aanbetaling appartement in Bolivia (sub VIII)
De vrouw stelt daarnaast een vergoedingsvordering op de man te hebben, nu zij de aanbetaling van $ 21.000,- bij de aankoop van een appartement in Bolivia volledig heeft voldaan, en het appartement enkel op naam van de man staat. De man heeft deze vordering erkend. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om te bepalen dat aan de vrouw een vergoedingsvordering op de man van $ 21.000,- toekomt, toewijzen.
Vergoedingsvordering – verzoek F van de man
Aan de man en de vrouw gezamenlijk behoorde eerder tijdens het huwelijk een pand aan de [adres 4] te [plaatsnaam 4] toe. De man stelt dat hij de aankoopsom volledig heeft betaald, zodat aan hem een vergoedingsrecht voor de helft van de koopsom, namelijk € 51.534,07, toekomt. Hij heeft naar voren gebracht dat de gelden voor de aankoop direct vanuit zijn bedrijf [bedrijfsnaam 6] zijn overgemaakt naar de notaris. Daarbij is het rekening-courant bedrag van de man bij [bedrijfsnaam 6] verhoogd, zodat de man feitelijk de aankoop vanuit zijn privé-vermogen heeft gefinancierd en dus een vordering heeft op de eenvoudige gemeenschap en na verkoop nu op de vrouw. De man heeft hiertoe als productie 24 bij zijn tien-dagen-productiebrief van 3 januari 2022 onder andere een e-mail van de notaris en de grootboekmutatiekaart R-C [bedrijfsnaam 6] 2013 overgelegd. De vrouw stelt dat uit de door de man overgelegde stukken blijkt dat zijn rekening-courant deels is ingelost door management fees, dividend en salaris. Hoewel de man en de vrouw in hun huwelijkse voorwaarden een beperkt inkomensbegrip hebben opgenomen, kan de management fee, maar ook het salaris, wel worden gekwalificeerd als inkomen zoals omschreven in artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden. Dit zou betekenen dat de aankoopsom van de [adres 4] is gefinancierd met overgespaard inkomen dat verrekend had moeten worden, zodat om die reden ook geen sprake kan zijn van een vergoedingsrecht aan de zijde van de man.
De rechtbank overweegt als volgt. Ter zitting heeft de man erkend dat de rekening-courant is ingelopen onder andere door verrekening met (al dan niet uit de management fees voortvloeiende) dividenduitkeringen danwel salarisbetalingen aan de man. Deze verrekeningen hebben allemaal voor datum indiening van het echtscheidingsverzoek plaatsgevonden. In artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden is een beperkt inkomensbegrip opgenomen. Ten aanzien van deze uitkeringen en betalingen– nu deze daadwerkelijk zijn gedaan – is de rechtbank van oordeel dat deze ontvangen bedragen wel onder het inkomensbegrip vallen. Het feit dat deze uitkeringen en betalingen niet naar een bankrekening van de man zijn overgeboekt, maar gebruikt worden voor aflossing van de rekening-courant, maakt niet dat geen sprake zou kunnen zijn van overgespaard inkomen dat ook aan de vrouw – als te verrekenen inkomen – zou moeten toekomen.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de man in het licht van de gemotiveerde betwisting van de vrouw zijn standpunt onvoldoende heeft onderbouwd, zodat zijn verzoek zal worden afgewezen.
Inzage in boekhouding en rekening & verantwoording
De vrouw verzoekt nog te bepalen dat de man verschillende informatie en bescheiden dient te verstrekken alsmede rekening en verantwoording dient af te leggen over het beheer over de onroerende zaken in Nederland vanaf januari 2012.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken en ook hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat de man en de vrouw beiden geen administratie bijhielden. Beiden hadden bovendien toegang of toegang kunnen hebben tot de gezamenlijke rekening om te bekijken welke mutaties daarop plaatsvonden. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat niet alleen van de man kan worden verlangd dat hij rekening en verantwoording dient af te leggen. Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
*
bepaalt ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen het volgende:
1. ten aanzien van de eenvoudige gemeenschappen zijnde onroerende zaken aan de [straatnaam 3] , de [straatnaam 4] en het bedrijfspand te [woonplaats 1] , Bolivia:
 de man en de vrouw zullen voor de onroerende zaken in Nederland [naam 1] makelaar en voor de onroerende zaak te Bolivia [naam 2] de opdracht verstrekken de onroerende zaken bindend te taxeren tegen de actuele waarde in het economisch verkeer, waarbij onder de waarde in het economisch verkeer moet worden verstaan de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding, door de meest biedende gegadigde zou zijn besteed en waarbij de taxatiekosten door beide partijen ieder voor de helft worden voldaan en daadwerkelijk worden betaald, zodat geen vordering van de man op de vrouw of andersom ontstaat;
 de onroerende zaken zullen aan de man worden toegedeeld, onder voorwaarde dat binnen drie maanden nadat de voormelde taxatie van de onroerende zaken heeft plaatsgevonden duidelijk is dat de man de overname van het aandeel van de vrouw in de betreffende onroerende zaken zal kunnen financieren en dat de vrouw zal kunnen worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldleningen die rusten op de onroerende zaken in Nederland. De levering van de betreffende onroerende zaken dient in dat geval binnen één maand nadat de man de vrouw (binnen genoemde termijn van drie maanden) heeft bericht dat hij de betreffende onroerende zaak kan overnemen, plaats te vinden;
 de kosten van het notariële transport komen voor rekening van de man;
 indien de man niet in staat blijkt te voldoen aan de voorwaarden voor toedeling van de betreffende onroerende zaken aan de man, krijgt de vrouw de gelegenheid de toedeling van de onroerende zaken aan haar te realiseren, waarvoor dezelfde termijnen en voorwaarden gelden als hierboven voor de man omschreven;
 voor het geval toedeling aan de man of de vrouw van (één van) de onroerende zaken onder genoemde voorwaarden en termijnen niet gerealiseerd kan worden, geldt dat de betreffende onroerende zaak alsdan zo spoedig mogelijk verkocht en geleverd dient te worden aan een derde, waarbij de verkoopopbrengst na aflossing van de (eventuele) resterende hypothecaire geldlening en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht tussen de man en de vrouw wordt verdeeld, dan wel een eventuele restschuld door de man en de vrouw gelijkelijk wordt gedragen;
 voormelde verkoop aan een derde dient in gang te worden gezet door binnen vier weken nadat de termijn voor notariële overdracht van het aandeel van de man in de betreffende onroerende zaak aan de vrouw is verstreken, opdracht daartoe te geven aan de taxateur/makelaar die de bindende taxatie heeft verricht. Zowel de man als de vrouw is gehouden deze taxateur/makelaar daartoe opdracht te geven;
 de man en de vrouw zullen in overleg met de taxateur/makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning/het bedrijfspand, bepalen. Indien de man en de vrouw niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen dan zal de taxateur/makelaar de woning te koop aanbieden tegen een bindende marktconforme vraagprijs;
 de man en de vrouw zullen in overleg met de taxateur/makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval de man en de vrouw het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best
mogelijk prijs is, dan zal de taxateur/makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen;
 iedere partij is bij overdracht van de betreffende onroerende zaak aan een derde gehouden de helft van de kosten van de taxateur/makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen en daadwerkelijk te betalen, zodat geen vordering van de man op de vrouw of andersom ontstaat;
2. ten aanzien van de eenvoudige gemeenschap zijnde twee percelen grond met daarop een woonhuis en kantoorruimte in [plaatsnaam en woonplaats X en Y] te Bolivia:
 eenzelfde route als bovenstaand omschreven voor de onroerende zaken bij punt 1. zal worden gevolgd, met dien verstande dat voor deze percelen met woonhuis en kantoorruimte geldt dat in eerste instantie wordt toegedeeld aan de vrouw, zodat daar waar ‘de man’ staat vermeld ‘de vrouw’ dient te worden gelezen en andersom;
3. ten aanzien van de bankrekeningen van de man en de vrouw gezamenlijk:
 de saldi van de en/of-rekeningen van de man en de vrouw zullen per de datum van feitelijke verdeling, en daarmee de datum waarop de tenaamstelling wordt gewijzigd, bij helfte worden gedeeld, waarbij de ING-rekening op naam van de man en de Rabo-rekening op naam van de vrouw wordt gezet;
4. ten aanzien van de vergoedingsrechten:
 de man dient aan de vrouw een bedrag van $ 56.000,- te voldoen ter zake de aankoop van een bedrijfspand te Bolivia en de aanbetaling van de aankoop van een appartement te Bolivia;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
verklaart de vrouw niet ontvankelijk in haar verzoeken ten aanzien van sub I primair, sub IV en sub V;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Dam, drs. W.G. de Boer en K.M. Crooij-Heins, rechters, bijgestaan door mr. M. Meijer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 24 februari 2022.