ECLI:NL:RBDHA:2022:2437
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag mvv voor gezinshereniging op basis van artikel 8 EVRM met betrekking tot minderjarigheid en afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, allen met de Afghaanse nationaliteit, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging. De aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de familierechtelijke relatie tussen de eisers en hun referent niet was aangetoond. De rechtbank heeft op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. P.C.M. van Schijndel. De staatssecretaris was niet aanwezig op de zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat de eisers niet konden aantonen dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met de referent, die sinds 2012 in Nederland verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er mogelijk een emotionele band bestaat, dit niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de familierechtelijke relatie, omdat de aanvraag niet was afgewezen op basis van het niet aantonen van deze relatie.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de referent niet langer tot het gezin van zijn ouders behoort en dat de jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht in deze zaak niet is geschonden, omdat de specifieke omstandigheden van de zaak dit toelieten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.