ECLI:NL:RBDHA:2022:2421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
09.317364.21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en winkeldiefstallen met geweld en bedreiging

Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof en meerdere winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het bedreigen van een slachtoffer met een mes tijdens een straatroof op 29 oktober 2021 in Den Haag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de handtas van het slachtoffer heeft weggenomen met geweld en bedreiging. Daarnaast was de verdachte betrokken bij verschillende winkeldiefstallen, waaronder diefstal van dure zonnebrillen en parfum. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor haar verslavingsproblematiek. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien het gebruik van geweld en de impact op de slachtoffers. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat de rechtbank heeft doen besluiten tot een hogere straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/317364-21, 09/152183-21, 09/224340-21, 09/229026-21 (gev. ttz.); 09/137120-19 (tul); 10/235405-21 (tul)
Datum uitspraak: 22 maart 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid-Oost, locatie Ter Peel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek in de parketnummers 09/152183-21 en 09/224340-21 is gehouden op de terechtzittingen van 16 september 2021 en 20 december 2021 (politierechterzittingen). De zaken zijn verwezen naar de meervoudige strafkamer van de rechtbank. Vervolgens is het onderzoek in alle parketnummers gehouden op de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 8 maart 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Kortekaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. G.J.M. Kruizinga naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Er is sprake van vier gevoegde dagvaardingen. Hierna zullen deze als volgt worden aangeduid:
Parketnummer 09/317364-21: dagvaarding 1;
Parketnummer 09/152183-21: dagvaarding 2;
Parketnummer 09/224340-21: dagvaarding 3;
Parketnummer 09/229026-21: dagvaarding 4.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding 1 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding 1 onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde en het bij dagvaarding 4 onder 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich met betrekking tot de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
Dagvaarding 1, feiten 3, 4 en 5:
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de bij dagvaarding 1 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. Het dossier bevat, behalve de aangiftes, weinig steunbewijs voor deze feiten. De politie heeft in een proces-verbaal gerelateerd dat de modus operandi bij de ten laste gelegde straatroven gelijkenissen vertoont. Het ging telkens om een vrouwelijke dader, een vrouwelijk slachtoffer, bij het aanspreken werd direct naar een (hand)tas gevraagd en als het slachtoffer de tas niet gaf werd gedreigd met een mes en werden er stekende bewegingen gemaakt. Deze modus operandi is echter niet ongebruikelijk bij straatroven en kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer dienen als schakelbewijs. De rechtbank ziet sterke aanwijzingen dat de verdachte betrokken is geweest bij deze straatroven, maar er is onvoldoende wettig bewijs voor een bewezenverklaring. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het bij dagvaarding 1 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
3.4.1
Dagvaarding 1, feit 2; dagvaarding 2; dagvaarding 3; dagvaarding 4, feit 1
De rechtbank zal voor deze feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. Bij dagvaarding 1, feit 2, is een aanvullende bewijsoverweging opgenomen over het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Dagvaarding 1, feit 2 [1]
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 maart 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte, bevattende de aangifte door [slachtoffer 1] , namens Ici Paris XL Den Haag, opgemaakt op 22 oktober 2021 (p. 70-72).
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit in bewuste en nauwe samenwerking met een of meer anderen heeft gepleegd. Daarvoor bieden het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting simpelweg onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Dagvaarding 2 [2]
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 maart 2022;
  • een geschrift, te weten het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, opgemaakt door [slachtoffer 2] , namens Douglas Leidschendam, op 10 juni 2021 (p. 3-5).
Dagvaarding 3 [3]
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 maart 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , namens Ici Paris XL Zoetermeer, opgemaakt op 20 augustus 2021 (p. 12-13).
Dagvaarding 4, feit 1 [4]
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 maart 2022;
  • een geschrift, te weten het aangifteformulier winkeldiefstal, opgemaakt door [slachtoffer 4] , namens Bijenkorf Den Haag, op 24 augustus 2021 (p. 15-18).
3.4.2
Dagvaarding 1, feit 1, en dagvaarding 4, feit 2
De rechtbank heeft opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Dagvaarding 1, feit 1:
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , opgemaakt op 1 november 2021, met bijlage, voor zover inhoudende (p. 52 t/m 55):
Op 29 oktober 2021 liep ik over het Prins Irenepad te 's-Gravenhage. Opeens voelde en zag ik dat de vrouw mijn handtas beetpakte en er hard aan trok. Ik hoorde haar zeggen: "Je moet mij de tas geven", of woorden van gelijke strekking. Op dat moment zag ik ook dat de vrouw in haar andere hand een mes vasthield, waarmee ze in mijn richting wees. Ik hoorde haar zeggen: "Als je de tas niet geeft dan steek ik je neer", of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de vrouw stekende bewegingen maakte met het mes, in mijn richting. Ik voelde als gevolg van deze stekende bewegingen plots ook een scherpe pijn in de wijsvinger van mijn linkerhand. Ik zag later dat ik daar ook uit begon te bloeden. De vrouw had mij in mijn vinger gestoken met het mes. Hierdoor kon de vrouw mijn tas uit mijn handen trekken. Ik zag dat zij van mij wegrende. Ik zag dat zij naar een auto toeliep, waar een man of een vrouw bij stond. Ik zag dat zij bij deze persoon in de auto stapte en hierna wegreden over de Prins Clauslaan.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 november 2021 door [verbalisant 1] , brigadier bij de politie-eenheid Den Haag, voor zover inhoudende (p. 61 t/m 63):
Op vrijdag 29 oktober 2021 vond er een straatroof van een tas plaats op het Prinses lrenepad te Den Haag. De Koninklijke Bibliotheek beschikt over camerabeelden.
Ik, verbalisant, zag op de camerabeelden dat aangeefster met haar linkerhand de handtas van aangeefster beetpakte. Ik zag dat de verdachte met haar linkerhand een ruk aan de handtas gaf. Ik zag dat de verdachte met haar rechterhand een stekende beweging maakte. Ik zag dat de verdachte een voorwerp in haar rechterhand vast hield. Ik zag dat de verdachte de handtas in haar linkerhand vasthield en een scherp voorwerp in haar rechterhand vasthield. Ik zag dat aangeefster de handtas daarna los liet. Ik zag dat de verdachte de handtas in haar linkerhand vasthield en een scherp voorwerp in haar rechterhand vasthield.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 november 2021 door [verbalisant 2] , brigadier bij de politie-eenheid Den Haag, met bijlagen, voor zover inhoudende (p. 65 t/m 68):
Ik, verbalisant, keek op de interne site van politie Nederland, [naam site] . Ik zag bij de rubriek ter Herkenning een item staan met de Straatroof. Ik, verbalisant, zag, dat er op 29 oktober 2021 op de Prinses Irenepad te Den Haag een straatroof had plaats gevonden waarbij een mes was gebruikt. Ik, verbalisant, zag dat bij genoemd item een filmpje en 3 screenshots van de vrouwelijke verdachte waren geplaatst.
Bij het zien van het filmpje en de screenshots herkende ik, verbalisant, de vrouwelijke verdachte direct voor 100% als zijnde de ambtshalve bekende: [verdachte] , [geboortedatum] 1985 en wonende [adres] te Den Haag. Ik, verbalisant, herkende haar aan het "volle" postuur waarbij haar grote borsten opvielen en de manier van lopen (waggelen).
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 23 november 2021, voor zover inhoudende (p. 121-122):
U laat mij beelden zien van een voertuig welke wegrijd waarvan u zegt dat dit na een
straatroof was. Ik zie op de beelden de straatroof gebeuren en ik herken inderdaad [verdachte] als diegene die de straatroof pleegt.
Dagvaarding 4, feit 2:
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , opgemaakt op 25 augustus 2021, met als bijlage het Aangifteformulier winkeldiefstal, voor zover inhoudende (p. 19 t/m 22):
Dag, datum en tijdstip:
05 augustus 2021 te 14:00
Gegevens verdachte:
Naam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 2985
Omschrijving goed(eren):
1x zonnebril van het merk Ray Ban t.w.v.€ 145,00
1x zonnebril van het merk Ray Ban t.w.v.€ 165,00
1x zonnebril van het merk Ray Ban t.w.v.€ 185,00
1x zonnebril van het merk Ray Ban t.w.v.€ 165,00
1x zonnebril van het merk Chanel t.w.v.€ 340,00
1x zonnebril van het merk Chanel t.w.v.€ 490,00
Totale verkoopwaarde van de goederen:€ 1490,00
Ik, Sofyan el Omari, was op 24 augustus 2021 belast met mijn beveiligingswerkzaamheden binnen de Bijenkorf te Den Haag.
Ik herkende de verdachte direct van de eerdere diefstal welke zij gepleegd had op 05 augustus 2021 waarbij zij was ontkomen en gefilmd was door het camerasysteem. Ik herkende de verdachte aan haar volle postuur, ook herkende ik de verdachte aan de slippers welke zij aanhad; dit waren namelijk dezelfde slippers welke de verdachte aanhad bij de diefstal van 05 augustus 2021. Op de camerabeelden welke wij vrijwillig zullen afstaan aan de politie is duidelijk te zien dat de verdachte op de zonnebrillen afdeling begane grond loopt. Ook is duidelijk te zien dat de verdachte vier zonnebrillen welke zij een voor een uit de verkoopstelling van Ray Ban pakt in haar zelf meegevoerde tas wegstopt, en de zonnebrillen zo aan het zicht zijn onttrokken, en bij de verkoopstelling van Ray Ban wegliep. Ook is duidelijk te zien dat de verdachte naar een andere verkoopstelling van het merk Chanel zonnebrillen loopt en daarbij om haar heen kijkt, en vervolgens twee zonnebrillen uit de verkoopstelling van Chanel pakte en de zonnebrillen een voor een in haar zelf meegevoerde tas wegstopte. Ook is duidelijk te zien dat de verdachte de winkel verlaat via de in en uitgang aan de Wagenstraat, en de verdachte hierbij het poortalarm systeem aan de in en uitgang aan de Wagenstraat activeerde.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 augustus 2021 door P.S. Timisela, hoofdagent bij de politie-eenheid Den Haag, voor zover inhoudende (p. 36):
Op 25 augustus 2021 heb ik, verbalisant, camerabeelden uitgekeken naar aanleiding van een winkeldiefstal. De winkeldiefstal heeft op 5 augustus 2021 plaatsgevonden in de Bijenkorf te Den Haag. Ik zag dat de persoon bij een kast ging staan waar brillen in opgesteld stonden. Ik zag dat de persoon ervoor ging staan en enkele brillen pakte. Toen de verdachte weg liep zag ik dat er vier lege plekken waren ontstaan, waar daarvoor wel brillen lagen. Ik zag dat de persoon bij een andere kast met zonnebrillen ging staan. Ik zag dat de persoon hierbij enkele brillen pakte. Toen de persoon weg liep zag ik dat er twee lege plekken waren ontstaan, waar daarvoor wel brillen lagen. Ik zag dat de verdachte door de alarmpoortjes naar buiten liep. Ik zag dat de lampjes op de alarmpoortjes geactiveerd werden.
3.
Een geschrift, te weten het aangifteformulier winkeldiefstal, opgemaakt op 24 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 15 t/m 18):
Gegevens dader 1:
Naam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1985
Ik, [slachtoffer 4] , was op 24 augustus 2021 belast met mijn werkzaamheden als beveiligingsbeambte. Ik zag voor mij een bekende vrouw lopen op de afdeling damesmode. De mevrouw is voor mij bekend omdat de vrouw eerder op 5 augustus ontkomen was met 7 zonnebrillen op de afdeling Sunglasshut.
Bewijsoverwegingen bij dagvaarding 1, feit 1
Herkenningen van de verdachte op de camerabeelden
De raadsman heeft aangevoerd dat op basis van de camerabeelden niet is vast te stellen wie de dader van de straatroof is. Volgens hem is het gezicht van de dader onvoldoende duidelijk te zien. Daarnaast overtuigen de herkenningen door verbalisant [verbalisant 2] en getuige [getuige 1] niet genoeg.
De rechtbank stelt vast dat van het incident van 29 oktober 2021 camerabeelden en schermafdrukken daarvan voorhanden zijn. Deze maken onderdeel uit van het strafdossier. De rechtbank heeft de schermafdrukken ter terechtzitting van 8 maart 2022 getoond. Anders dan de raadsman acht de rechtbank deze van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor een herkenning te dienen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de verdachte bij het zien van de camerabeelden en de schermafdrukken daarvan direct herkend als zijnde de dader. Deze verbalisant is ambtshalve met de verdachte bekend en heeft aan de herkenning concreet omschreven persoonskenmerken ten grondslag gelegd. De rechtbank acht de herkenning door verbalisant [verbalisant 2] dan ook betrouwbaar. Dat, zoals de raadsman heeft gesteld, de verbalisant kort voor het bekijken van de camerabeelden van de straatroof de verdachte had herkend op beelden van een eerder gepleegde diefstal, doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid.
Getuige [getuige 1] heeft de verdachte op dezelfde camerabeelden herkend. In het proces-verstaat staat letterlijk: ‘Ik zie op de beelden de straatroof gebeuren en ik herken inderdaad [verdachte] als diegene die de straatroof pleegt’. De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van het woord ‘inderdaad’ afgeleid kan worden dat de politie voorafgaand aan het tonen van de beelden aan de getuige heeft verteld dat de verdachte op de beelden te zien is. Deze lezing van de raadsman vindt echter geen steun in het verloop van het verhoor van getuige [getuige 1] , zoals blijkt uit het proces-verbaal. Uit dat proces-verbaal volgt namelijk dat de politie in eerste instantie met de getuige heeft gesproken over het uitlenen van haar auto en daarbij uitdrukkelijk heeft gevraagd of de auto ook aan de verdachte werd uitgeleend. Vervolgens werden de beelden aan de getuige getoond. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de getuige [getuige 1] dan ook bruikbaar voor het bewijs en versterkt de herkenning door de getuige de herkenning door de verbalisant.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde straatroof heeft gepleegd.
Medeplegen
Het strafdossier bevat verder voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de conclusie dat de verdachte de ten laste gelegde straatroof in vereniging heeft gepleegd. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat een onbekend gebleven persoon bij een auto op de verdachte wachtte. Na de straatroof is de verdachte als bijrijder in de auto gestapt en is de auto meteen weggereden. Dit laat naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie toe dan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een onbekend gebleven bestuurder van de auto, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Bewijsoverweging bij dagvaarding 4, feit 2
Twee medewerkers van Bijenkorf Den Haag hebben– naar aanleiding van de diefstal op 24 augustus 2021 in dezelfde winkel (dagvaarding 4 feit 1), die de verdachte heeft bekend – aangegeven dat het bij de winkeldiefstallen op beide data om dezelfde vrouw gaat. Op basis van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde zonnebrillen heeft gestolen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding 1:
1
zij op 29 oktober 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander een handtas met inhoud
van[slachtoffer 5] heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- onverhoeds de handtas van die [slachtoffer 5] vast te pakken en
- met kracht aan die tas te trekken en
- met een mes in de richting van die [slachtoffer 5] te wijzen en
- daarbij te zeggen: “Je moet mij de tas geven” en “Als je de tas niet geeft dan steek ik je neer” of woorden van gelijke strekking en
- met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 5] en
- die [slachtoffer 5] in haar vinger te steken.
2
zij op 22 september 2021 te 's-Gravenhage parfum (een fles Chanel no 5 200 ml en een fles Jean Paul Gaultier Scandal 100 ml)
vanIci Paris XL (filiaal Hoogstraat 35) heeft weggenomen met het oogmerk om
ditzich wederrechtelijk toe te eigenen.
Dagvaarding 2:
zij op 10 juni 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, een hoeveelheid lichaamsverzorgingsproducten
vanwinkelbedrijf Douglas BV (filiaal Liguster 23) heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Dagvaarding 3:
zij op 20 augustus 2021 te Zoetermeer verzorgingsproducten
vande ICI Paris XL heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Dagvaarding 4:
1
zij op 24 augustus 2021 te 's-Gravenhage diverse kledingstukken (merk Hugo Bos)
vanDe Bijenkorf heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op 5 augustus 2021 te ’s-Gravenhage een aantal zonnebrillen (merk Ray Ban en Chanel)
vanDe Bijenkorf heeft weggenomen met het oogmerk om
dit aantalzich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsrapport. Vermoedelijk kan de verdachte worden opgenomen in FPA de Mare.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om aan de verdachte geen langere straf op te leggen dan de tijd die zij in voorarrest heeft gezeten. Mocht de rechtbank tot meer bewezen verklaarde feiten komen, heeft de raadsman subsidiair verzocht om nog een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan de voorwaarden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De raadsman heeft verzocht de proeftijd te beperken tot twee of drie jaren. Als alternatief voor een opname bij FPA de Mare heeft de raadsman aangegeven dat de verdachte terug kan naar Brijder.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Algemene overwegingen
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof en meerdere winkeldiefstallen. Bij de straatroof heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met een mes, stekende bewegingen gemaakt en het slachtoffer in haar vinger geraakt. Dit moet op het slachtoffer een behoorlijke impact hebben gehad. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft de verdachte bij de winkeldiefstallen veel dure goederen gestolen. Bij één diefstal ging het bijvoorbeeld al om zonnebrillen ter waarde van € 1.490,– en bij een andere om parfum van in totaal ruim € 900,–. Dergelijke brutale vermogensdelicten zorgt voor overlast en financiële schade bij winkeliers.
De rechtbank is van oordeel dat op dit soort feiten als uitgangspunt niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een fikse gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 februari 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte herhaaldelijk voor winkeldiefstallen is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 28 februari 2022. Hierin staat dat de verdachte een ernstig verslaafde en beschadigde vrouw is. Zij heeft problemen op meerdere leefgebieden: zij heeft geen huisvesting, problematische financiën en geen passende dagbesteding. De verdachte is volgens de reclassering niet in staat om haar problemen zelfstandig op te lossen. Een ambulante behandeling met reclasseringstoezicht is in het verleden onvoldoende gebleken om de problemen aan te pakken. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en de verplichting om voor een adreswijziging voorafgaande toestemming van het Openbaar Ministerie te vragen. De reclassering adviseert een proeftijd van ten minste drie jaren. Daarnaast acht de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden (inclusief het toezicht) en oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel nodig. De verdachte heeft ter terechtzitting van 8 maart 2022 verklaard dat zij de hulp die haar geboden wordt graag aanneemt en dat zij zich aan alle voorwaarden zal houden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden vermeld. Als uitgangspunt voor een winkeldiefstal is bij veelvuldige recidive een gevangenisstraf van 1 maand vermeld. In dit geval acht de rechtbank strafverzwarend dat bij de winkeldiefstallen eenmaal gebruik is gemaakt van een geprepareerde doos en dat in alle gevallen veel dure goederen zijn gestolen. Daarnaast acht de rechtbank bij de straatroof strafverzwarend dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een mes.
Conclusie over de straf
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend en geboden (met aftrek van het voorarrest). Zij zal een groot deel daarvan, te weten 8 maanden, in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank is namelijk – gelet op de zorgen die de reclassering over (het gedrag van) de verdachte heeft geuit – van oordeel dat de verdachte een grotere stok achter de deur nodig heeft dan de vier maanden voorwaardelijk die de officier van justitie heeft geëist. Aan het voorwaardelijk op te leggen deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd, met een proeftijd van 3 jaren. Dit om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en kan worden gewerkt aan een oplossing voor haar hardnekkige (verslavings)problematiek.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzonder voorwaarden en het toezicht
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een straatroof met bedreiging met een mes. De verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek en de reclassering schat het risico op recidive hoog in. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De reclassering heeft geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr) op te leggen, zodat na afloop van de gevangenisstraf voorwaarden kunnen worden opgelegd. Met de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank hiervoor echter onvoldoende redenen, mede in het licht van het strakke pakket aan bijzondere voorwaarden dat aan de verdachte zal worden opgelegd. Overigens heeft de reclassering nut en noodzaak van een maatregel als hier bedoeld in het geheel niet toegelicht.

7.De vordering van de benadeelde partij

[ bendeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het gaat in dit geval om dagvaarding 1, feit 4. De rechtbank zal de verdachte voor dit feit echter geen straf of maatregel opleggen en ook artikel 9a Sr niet toepassen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering (zie artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vorderingen van de officier van justitie
Parketnummer 09/137120-19
De officier van justitie heeft bij vordering van 11 juni 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 09/137120-19 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 9 juli 2020 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 450,00 ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd deze vordering af te wijzen.
Parketnummer 10/235405-21
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering van 11 februari 2022 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2021 in de zaak met parketnummer 10/235405-21, te weten een gevangenisstraf van 2 weken.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om beide vorderingen af te wijzen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 09/137120-19
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete afwijzen. De verdachte heeft financiële problemen en zal niet in staat zijn om de geldboete te betalen.
Parketnummer 10/235405-21
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 11 februari 2022 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de opgelegde proeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding 1 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding 1 onder 1 en 2, bij dagvaarding 2, bij dagvaarding 3 en bij dagvaarding 4 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 1:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 2:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding 2:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding 3:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding 4, feit 1:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding 4, feit 2:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
14 (VEERTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 8 (ACHT) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
3 (DRIE) JAREN vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de SVG Reclassering in de regio van verblijf, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd, of zoveel korter als haar behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in FPA, FPAV, FPK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs. De veroordeelde werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol. De veroordeelde werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak
betrokkene wordt gecontroleerd;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
- zich gedurende de proeftijd niet vestigt op een ander adres, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
geeft opdracht aan SVG Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het – op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
de vordering van de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering tenuitvoerlegging in parketnummer 09/137120-19;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
de vordering tenuitvoerlegging in parketnummer 10/235405-21;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 3 september 2021, gewezen onder parketnummer 10/235405-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. C.W. Griffioen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2022.
Bijlage I
Parketnummer 09/317364-21 (dagvaarding 1)
1
zij op of omstreeks 29 oktober 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, een handtas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
– (onverhoeds) de handtas van die [slachtoffer 5] vast te pakken en/of
- (met kracht) aan die tas te trekken en/of
- met een mes in de richting van die [slachtoffer 5] te wijzen en/of
- (daarbij) te zeggen: "Je moet mij de tas geven" en/of “Als je de tas niet geeft dan steek ik je neer",
of woorden van gelijke strekking en/of
- met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 5] en/of
- die [slachtoffer 5] in haar vinger te steken;
2
zij op of omstreeks 22 september 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, parfum (een fles Chanel no 5 200 ml en/of een fles Jean Paul Gaultier
Scandal 100 ml), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Ici Paris XL (filiaal
Hoogstraat 35), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zij op of omstreeks 18 oktober 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, (hand)tassen met inhoud (te weten een witte handtas van het merk Nakd
en een kantoenen tas met opdruk Haagsche Hogeschool), in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, door
- (meermalen) te schreeuwen: "Geef mij nu je tas” en/of
- met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ;
4
zij op of omstreeks 13 oktober 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, een bruinkleurige handtas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan M. [ bendeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [ bendeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene
te verzekeren, door
- meermalen met kracht aan de tas van die [ bendeelde partij 1] te trekken en/of
- met de punt van een mes in de richting van die [ bendeelde partij 1] te wijzen en/of
- (daarbij) te zeggen: “Geef die tas, geef die tas.” en/of “Ik ga je steken. Ik ga je steken.” en/of
- terwijl zij, verdachte, weg liep, tegen die [ bendeelde partij 1] te zeggen: “Als je de politie belt dan steek
ik je.”;
5
zij op of omstreeks 31 oktober 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, een petrolblauwe leren handtas van het merk Smaak (met inhoud), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [benadeelde partij 2] te schreeuwen: "Je tas, Je tas," en/of
- met een mes meerdere steekbewegingen te maken in de richting van die [benadeelde partij 2] en/of
- (daarbij) te zeggen: "Ik steek je.”.
Parketnummer 09/152183-21 (dagvaarding 2)
zij op of omstreeks 10 juni 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg een hoeveelheid lichaamsverzorgingsproducten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (winkelbedrijf) Douglas BV (filiaal Liguster 23), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 09/224340-21 (dagvaarding 3)
zij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Zoetermeer verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de ICI Paris XL, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 09/229026-21 (dagvaarding 4)
1
zij op of omstreeks 24 augustus 2021 te 's-Gravenhage diverse kledingstukken merk Hugo Bos) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan De Bijenkorf, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op of omstreeks 5 augustus 2021 te ’s-Gravenhage een aantal zonnebrillen (merk Ray Bann en Chanel), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan De Bijenkorf, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie-eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 202).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie-eenheid Den Haag, district Zoetermeer-Leidschendam/Voorburg, basisteam Leidschendam-Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 37).
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie-eenheid Den Haag, district Zoetermeer-Leidschendam/Voorburg, basisteam Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 47).
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie-eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 41).