ECLI:NL:RBDHA:2022:2387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling na ongeval

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die als pizzakoerier werkte, had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na een werkgerelateerd ongeval in 2018, waarbij hij een gebroken been en andere blessures opliep. De Uwv weigerde de uitkering op basis van de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door eiser werd betwist. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig en begrijpelijk waren en dat de verzekeringsartsen de juiste procedures hadden gevolgd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid en dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7498

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C.A. Schulpen).
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Procesverloop

In het besluit van 19 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van
13 januari 2020 eiser een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 20 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding (Skype) plaatsgevonden op
8 februari 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
Eiser werkte op basis van een 0-urencontract als pizzakoerier bij [B.V.] B.V. Op 15 januari 2018 is eiser voor dit werk uitgevallen vanwege een werk gerelateerd scooterongeluk waarbij hij een gebroken rechteronderbeen en een neusfractuur heeft opgelopen. Eiser heeft last van pijn in de nek, hoofd, rug en het rechterbeen en hij heeft last van psychische klachten. De diagnose posttraumatische stress stoornis (PTSS) is gesteld en er is sprake van moeheid.
Verweerder heeft aan eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Na een eerstejaars ZW-beoordeling heeft verweerder deze uitkering per 23 april 2019 beëindigd omdat eiser meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Eiser was het daar niet mee eens en heeft daartegen bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is gegrond verklaard, waarna eiser vanaf 23 april 2019 weer een ZW-uitkering kreeg. Op 23 januari 2020 heeft eiser een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
Na deze aanvraag is eiser gezien door een verzekeringsarts. Deze verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen en die vastgelegd in een FML. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige een aantal functies geselecteerd die eiser met zijn beperkingen zou moeten kunnen verrichten. Met die functies is er geen verlies in verdiencapaciteit en heeft eiser geen recht op een WIA-uitkering.
In bezwaar heeft een verzekeringsarts b&b de belastbaarheid van eiser heroverwogen. Hij ziet geen reden om af te wijken van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts. Daarna is een hoorzitting gehouden en heeft eiser aanvullende medische informatie van zijn fysiotherapeut ingediend. Hierop heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd in een aanvullend rapport. De arbeidsdeskundige b&b heeft ook nog eens gekeken naar de arbeidskundige kant van de zaak. Deze arbeidsdeskundige komt tot de conclusie dat de functies die de eerste arbeidsdeskundige heeft geselecteerd nog steeds geschikt zijn. Hierna heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt van eiser
Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiser heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat hij door zijn belemmeringen arbeidsongeschikt is. Indien er een zorgvuldig onderzoek wordt verricht dan zullen de medische en psychische klachten van eiser duidelijker in beeld komen en zal dat leiden tot een andere conclusie.
Ook voert eiser aan dat de medische beperkingen zijn onderschat. Gelet op zijn lichamelijke en psychische klachten is hij niet in staat om aan het arbeidsproces deel te nemen. Daarbij wijst hij onder meer op de klachten die hij heeft overgehouden aan het verkeersongeval. Het gaat om klachten ten aanzien van lopen en traplopen, hoofdpijn en rugklachten die verband houden met een hernia. Ook is sprake van psychische klachten, waarbij het gaat om PTSS, stress/spanning, piekeren, stemmingswisselingen en slaapproblemen. Verder is hij beperkt ten aanzien van tillen, dragen en klantencontact. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt nog een keer de medische informatie van de fysiotherapeut van 24 oktober 2020 overgelegd.
Eiser vindt verder dat de conclusies en resultaten van het onderzoek innerlijk tegenstrijdig zijn en dat onvoldoende vaststaat dat de conclusies vrij van tegenspraak zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiser 13 januari 2020 is. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiser die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiser van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet hij uitleggen waarom hij dat vindt. Als eiser het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet hij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiser alleen zijn gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
De rechtbank vindt dat de medische rapporten zorgvuldig, zonder tegenstrijdigheid en begrijpelijk zijn. De eerste verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft onderzoek gedaan naar de klachten van eiser. Hij heeft kennis genomen van de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiser. Ook staan alle lichamelijke en psychische klachten op uitvoerige wijze vermeld in het rapport. Eiser is zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b tot twee keer toe het dossier bestudeerd, waarbij hij kennis heeft genomen van de door eiser overgelegde medische informatie van de behandelend sector en het verslag van de hoorzitting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b verder eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dit betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat hij door zijn lichamelijke en psychische klachten volledig arbeidsongeschikt is. Eiser voldoet namelijk niet aan de criteria die hiervoor gelden. De eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b hebben er in dit verband op gewezen dat eiser een opleiding volgt en stage loopt. Hieraan is hij in totaal vier dagen per week kwijt.
Het feit dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, betekent dat benutbare mogelijkheden moeten worden aangenomen voor eiser. Deze zijn in kaart gebracht in de FML van 10 februari 2020. De verzekeringsarts vindt eiser beperkt voor beroepsmatig autorijden, conflicthantering en eindverantwoordelijke taken. Ook zijn er vanwege de aspecifieke rugklachten diverse beperkingen op het vlak van het dynamisch en statisch functioneren vastgesteld. Deze beperkingen staan vermeld in de FML. De door eiser in beroep overgelegde medische informatie heeft hij ook in bezwaar ingebracht. Hiermee heeft de verzekeringsarts b&b bij de medische beoordeling rekening gehouden. Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b.
Gelet op het voorgaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiser op de datum in geding (13 januari 2020).
Eiser voert ook aan dat zijn klachten hetzelfde zijn gebleven als voorgaande jaren. Het is voor hem daarom onbegrijpelijk dat er nu gesteld wordt dat hij 0% arbeidsongeschikt is.
Ook op dit punt volgt de rechtbank eiser niet. In de bezwaarfase van de eerdere ZW-beoordeling, is door de verzekeringsarts b&b een lumbale hernia vastgesteld. Eiser werd hierdoor in de ZW (alsnog) volledig arbeidsongeschikt beschouwd. In deze WIA-zaak vond de verzekeringsarts bij het onderzoek weliswaar afwijkingen, maar deze afwijkingen passen niet meer duidelijk bij een hernia. Het verschil in de uitkomst tussen de ZW-beoordeling en de WIA-beoordeling houdt hiermee verband. Daarbij komt ook dat de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid steeds een momentopname is en dat in de ZW een andere maatstaf geldt.
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten)
Eiser voert aan dat de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) zijn belastbaarheid overschrijft. Er wordt staand gewerkt en frequente hoofdbewegingen komen voor. Eiser wijst erop dat hij beperkt is voor staan en staan tijdens het werken. Verder dient gewerkt te worden met pincetten en dynascopen. Deze handelingen kan eiser niet verrichten door de beperkingen die hij ondervindt na het ongeval.
De rechtbank heeft uit het Resultaat functiebeoordeling van de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) afgeleid dat de werkzaamheden overwegend zittend worden uitgevoerd. Staan komt gedurende 1 werkuur 1 maal ongeveer 5 minuten achtereen voor. Verder staat er bij de onderdelen zitten en staan geen signalering vermeld. Dit betekent dat er op deze punten geen overschrijding van de belastbaarheid is voor eiser. De beroepsgrond dat eiser geen handelingen kan verrichten met pincetten en dynascopen is niet medisch onderbouwd en kan daarom niet slagen. Verder vindt de arbeidsdeskundige b&b de motivering die de eerste arbeidsdeskundige in het Resultaat functiebeoordeling heeft gegeven van de signaleringen die wel voorkomen in de functie, voldoende adequaat. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om dit onjuist te vinden.
Inpakker (handmatig)
Met betrekking tot de functie inpakker (handmatig) voert eiser aan dat handmatig producten worden samengesteld waarbij vaak heen en weer moet worden gelopen tijdens het werk. Het constant staan en zitten is te belastend voor eiser. Eiser is voor lopen, staan en zitten ook beperkt geacht. Zijn belastbaarheid wordt overschreden bij het verrichten van de functie.
Ook wat betreft de functie inpakker (handmatig) heeft de rechtbank geen aanwijzingen dat de belastbaarheid van eiser wordt overschreden. Eiser is voor de onderdelen staan, zitten en lopen licht beperkt geacht. De belastbaarheid op die onderdelen blijft binnen de marge. Er komen enkele signaleringen voor op andere onderdelen, maar die zijn adequaat gemotiveerd door de eerste arbeidsdeskundige.
Machinaal metaalbewerker (excl. Bankwerk)
De functie machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) is volgens eiser te zwaar voor hem. In deze functie worden meerdere handelingen verwacht waarvoor eiser licht beperkt is. Zo komt frequent buigen tijdens het werk voor, terwijl eiser ook beperkt is in het lopen tijdens het werk. Ook dient continue in dezelfde houding te worden gewerkt waardoor eiser zijn nek overbelast.
Ook voor de functie machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) heeft de rechtbank geen aanwijzingen dat de belastbaarheid van eiser wordt overschreden. Uit het Resultaat functiebeoordeling blijkt niet dat in deze functie frequent buigen (onderdeel 4.10) voorkomt. Het gaat om dagelijks tijdens 5 werkuren om 5 maal ongeveer 30 graden achtereen. Uit de FML volgt dat eiser op dit onderdeel licht beperkt is geacht. Dit betekent dat hij zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 300 keer kan buigen. Verder heeft de verzekeringsarts als opmerking bij dit onderdeel vermeld dat incidenteel meer is toegestaan. Het buigen zoals dat voorkomt in de functie machinaal metaalbewerker behoort daarom tot de mogelijkheden van eiser. Dit geldt ook voor de andere belastende onderdelen die voorkomen in deze functie. Er komen enkele signaleringen voor, maar die zijn adequaat gemotiveerd door de eerste arbeidsdeskundige, zoals de arbeidsdeskundige b&b heeft opgemerkt.
De rechtbank vindt dan ook dat verweerder voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de geselecteerde functies te vervullen.
De arbeidsdeskundige b&b heeft berekend dat met die functies eiser op
15 april 2020 100% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als pizzakoerier zodat eiser voor 0% arbeidsongeschikt is.
Conclusie.
Het vorenstaande betekent dat aan eiser terecht en op goede gronden met ingang van 13 januari 2020 een WIA-uitkering is geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiser krijg dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.