ECLI:NL:RBDHA:2022:2379

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
NL21.11668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van vrouw met Russische en Oekraïense nationaliteit in verband met problemen met FSB en DNR

In deze zaak gaat het om een vrouw met zowel de Russische als Oekraïense nationaliteit die asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiseres heeft problemen ondervonden met de Federale Veiligheidsdienst (FSB) van Rusland en de Volksrepubliek Donetsk (DNR) als gevolg van haar openbare kritische uitlatingen over de autoriteiten, met name in verband met de gevangenschap van haar zoon. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiseres beoordeeld na een eerdere afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in de negatieve belangstelling staat van de Russische autoriteiten en de FSB, en dat haar inspanningen om haar zoon vrij te krijgen, haar in gevaar hebben gebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de asielaanvraag van eiseres als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiseres over haar situatie en de omstandigheden waaronder zij en haar zoon hebben geleefd, niet zijn betwist en dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat eiseres niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres en de overgelegde documenten in overweging genomen en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom aan eiseres geen voordeel van de twijfel is gegeven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11668

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.N.E. van Gerven).

ProcesverloopBij besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen N.M. Faes-Matsko. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1965 en de Russische en Oekraïense nationaliteit te bezitten. Op 9 februari 2020 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend in Nederland. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij problemen heeft met de autoriteiten van Rusland en de Volksrepubliek Donetsk (DNR). Deze problemen zijn het gevolg van de gevangenschap van de zoon van eiseres. De zoon van eiseres werd in 2019 opgepakt door separatisten in de regio Donbas en vervolgens in een geheime gevangenis geplaatst. Hij is daar ernstig mishandeld. Eiseres heeft vervolgens actie ondernomen om haar zoon te lokaliseren en vrij te krijgen. Zij heeft daartoe diverse mensenrechtenorganisaties aangeschreven. Zij is ook persoonlijk in Donetsk op zoek gegaan naar haar zoon. Daarnaast heeft eiseres de autoriteiten van Rusland, waaronder Poetin, Oekraïne en de DNR aangeschreven, waarin zij hen verantwoordelijk stelt voor wat haar en/of haar zoon overkomt. Uiteindelijk is het eiseres gelukt om haar zoon vrij te krijgen en zijn zij gezamenlijk teruggekeerd naar Rusland. Bij hun vertrek uit Oekraïne hebben twee vrienden van eiseres, [Naam 2] en [Naam 3], haar gewaarschuwd dat mensen in Rusland die enige betrokkenheid hebben bij gevangenschap in Oekraïne worden gecontroleerd door de Russische autoriteiten. Later heeft eiseres via hen vernomen dat wijkagenten, die tot de Federale Veiligheidsdienst van de Russische Federatie behoren, bij haar huis zijn langsgegaan toen zij niet aanwezig was en dat zij vragen hebben gesteld aan de buren van eiseres. Hierop zijn eiseres en haar zoon naar Nederland gevlucht.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen met de Federale Veiligheidsdienst van de Russische Federatie (FSB) en Donetskay Narodnaya Republika (DNR).
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder acht het echter niet geloofwaardig dat eiseres in de negatieve belangstelling staat van de Russische autoriteiten, dan wel de FSB, dan wel de DNR. De door eiseres overgelegde documenten zijn naar inhoud, in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende om tot die conclusie te kunnen leiden. Ook uit de reacties op de brieven kan niet worden opgemaakt dat eiseres in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat, aangezien deze een uitleg bevatten over de detentie van haar zoon. Hieruit blijkt niet dat de FSB naar eiseres op zoek is. De andere overgelegde documenten geven evenmin aanleiding tot deze conclusie. Eiseres heeft ook met haar verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat zij in de negatieve belangstelling staat van de FSB of andere autoriteiten. Eiseres baseert zich slechts op informatie van derden die hebben vernomen dat zij gevaar loopt en dat de FSB bij haar woning is langs geweest. De verklaringen van eiseres berusten hiermee dus slechts op vermoedens en niet op concrete feiten en omstandigheden. Daarnaast heeft eiseres meermaals legaal tussen Oekraïne en Rusland kunnen reizen en is zij ook probleemloos uitgereisd. Ook dit is geen indicatie dat eiseres in de negatieve belangstelling van de autoriteiten van Rusland, Oekraïne of de DNR staat, aldus verweerder. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij voert allereerst aan dat de gevangenneming van haar zoon als zelfstandig relevant element dient te worden aangemerkt. Zij staat immers reeds hierom in de negatieve belangstelling van de FSB, dan wel de Russische autoriteiten. Verder blijkt uit de overgelegde documenten wel degelijk dat eiseres in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat, omdat zij zich kritisch over de autoriteiten heeft uitgelaten. Zo stipt zij in haar brieven aan diverse autoriteiten aan dat zij vreest voor haar eigen veiligheid en die van haar zoon en spreekt zij daarin over grove mensenrechtenschendingen. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat verweerder onvoldoende kenbaar de interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren heeft betrokken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling. De verklaringen van eiseres zijn buitengewoon specifiek en gedetailleerd. Zij heeft een oprechte inspanning geleverd om haar relaas zoveel mogelijk met documenten te staven. Haar verklaringen stroken daarnaast met beschikbare informatie uit algemene bronnen. Daarnaast stelt verweerder ten onrechte dat eiseres zich louter op vermoedens baseert dat zij persoonlijk in de negatieve belangstelling is komen te staan. Eiseres baseert zich immers op concrete feiten: haar zoon is gevangengehouden en zij heeft zich ingezet voor zijn invrijheidsstelling. Daarnaast heeft zij geloofwaardige verklaringen afgelegd over dat haar woning is bezocht door de FSB en dat zij van [Naam 2] en [Naam 3] heeft vernomen dat zij door haar handelen in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal komen te staan. De enkele stelling dat de verklaringen van derden niet objectief verifieerbaar zijn, is onvoldoende en geeft geen blijk van de toets die volgens de Werkinstructie 2014/10 moet worden gehanteerd. Dat eiseres en haar zoon vrij hebben kunnen reizen, rechtvaardigt zonder nadere motivering verder niet de conclusie dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten, dan wel van de DNR, staat. Zij kan hier dan ook niet naar terugkeren. Tot slot is Oekraïne voor eiseres ook geen (alternatief) veilig land om naar terug te keren, omdat zij ook daar in de negatieve belangstelling staat van de FSB en de DNR. Dit strookt ook met de algemene landeninformatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Relevante elementen
5. De rechtbank volgt eiseres allereerst niet in haar stelling dat de gevangenzetting van haar zoon als zelfstandig relevant element had moeten worden aangemerkt. Verweerder heeft daartoe kunnen oordelen dat de gevangenhouding van haar zoon geen betrekking heeft op eiseres persoonlijk. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd dat de gevangenhouding van de zoon van eiseres, voor zover zij hierdoor in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan, als relevante omstandigheid is verdisconteerd in de geloofwaardigheidsbeoordeling van het element in het relaas van eiseres dat zij problemen heeft met de FSB en de DNR.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
6. Uit paragraaf 3.2.1 van de Werkinstructie (WI) 2014/10 volgt dat verweerder de geloofwaardigheid van een asielrelaas dient te toetsen aan de hand van de interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren. Daarbij dient verweerder rekening te houden met de persoon van de asielzoeker. Bij deze beoordeling betrekt verweerder de mate waarin de verklaringen gedetailleerd en specifiek zijn (en dus niet vaag en summier) en of er geen sprake is van tegenstrijdigheden, ongerijmdheden en inconsistenties in de informatie die de vreemdeling heeft aangedragen (de interne indicatoren). Daarnaast wordt de consistentie onderzocht in het licht van eventueel aanwezige informatie van andere getuigen en overige beschikbare informatie (de externe indicatoren).
Verder staat in deze paragraaf van de WI 2014/10 dat door de vreemdeling overgelegde documenten in beginsel, voor zover mogelijk, moeten worden onderzocht op echtheid. Vervolgens beoordeelt verweerder voor welke van de relevante elementen de documenten ter onderbouwing dienen en welke waarde aan deze documenten kan en moet worden gehecht. Uitgangspunt hierbij is dat bij een eerste asielaanvraag, indien de authenticiteit van documenten niet kan worden vastgesteld, dit niet ten nadele van de vreemdeling mag worden gebruikt.
7. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van eiseres over de hiernavolgende omstandigheden door verweerder niet zijn betwist en daarom tussen partijen niet in geschil zijn. Eiseres is geboren in het Donetsk-district in Oekraïne. Eiseres is zelf in 2014 naar Moskou verhuisd, terwijl haar zoon [Naam 4] is achtergebleven. De zoon van eiseres is in oktober 2019 door Oekraïense separatisten opgepakt en gevangengezet in een geheime gevangenis in het Donetsk district. Eiseres heeft zich vervolgens ingezet voor de vrijlating van haar zoon. Dit heeft zij gedaan door diverse mensenrechtenorganisaties en de autoriteiten van Rusland, de DNR en Oekraïne aan te schrijven. De zoon van eiseres is in november 2019 vrijgelaten, waarna zij samen naar Rusland zijn vertrokken. Eiseres en haar zoon hebben Rusland in februari 2020 verlaten. De zoon van eiseres is op eigen initiatief teruggekeerd naar Oekraïne, zonder de uitkomst van zijn in Nederland ingediende asielaanvraag af te wachten. Hij heeft wel een (gezamenlijke) klacht ingediend bij het EHRM over zijn gevangenschap. [1]
8. Tussen partijen is in geschil of eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten, meer specifiek de FSB of de DNR, staat.
9. Ter onderbouwing van haar relaas en de inspanningen die zij heeft geleverd om haar zoon vrij te krijgen, heeft eiseres een aantal stukken overgelegd. Weliswaar zijn de door eiseres overgelegde stukken niet op echtheid te beoordelen, maar aangezien het een eerste asielaanvraag betreft, heeft verweerder de inhoud van de hiernavolgende stukken beoordeeld:
  • Getuigenverklaring van [Naam 4] van 23 januari 2020;
  • Een brief met namen van werknemers van UBOP
  • Aangifte vermissing;
  • Brief aan mensenrechtenorganisatie inhoudende een klacht van eiseres tegen een medewerker van UBOP;
  • Verzoek bij Oekraïense autoriteiten tot het openen van een strafrechtelijke zaak;
  • Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de DNR van 15 oktober 2019;
  • Brief van eiseres aan UBOP van 21 oktober 2019;
  • Reactie van het onderzoekcomité van 23 december 2019;
  • Reactie op de brief van eiseres aan UBOP van 23 december 2019;
  • Verwijzing naar de video waarin eiseres en haar zoon worden genoemd in verband met zijn gevangenschap;
  • Kopie van een brief van eiseres aan president Poetin van 11 november 2019;
  • Kopie van een brief aan de Ombudsvrouw voor mensenrechten van de DNR van 1 november 2019;
  • Kopie van een artikel van Spektr van 20 april 2021.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de inhoud van de overgelegde stukken onvoldoende blijkt dat eiseres in de negatieve belangstelling van de autoriteiten van Rusland, dan wel de DNR, zou staan. Eiseres laat zich in deze stukken immers volgens verweerder niet kritisch uit over de autoriteiten, dan wel de FSB. Dit volgt de rechtbank niet.
11. Eiseres heeft in haar brief aan de Ombudsvrouw voor mensenrechten van de DNR geschreven:
“Ik ben van mening dat de medewerkers van het Departement ter bestrijding van georganiseerde misdaad (UBOP) van het ministerie van Binnenlandse Zaken (MVD) van de Volksrepubliek Donetsk (DNR) mijn zoon,[…]
, van 01 tot en met 14 oktober 2019 hebben vastgehouden zonder enige vorm van registratie door middel van een document, dat wil zeggen met grove schending van de wet en de mensenrechten, waarna hij om verzonnen redenen in het huis van bewaring in Donetsk werd geplaatst. Hij mocht niet met mij bellen en vertellen over zijn verblijfplaats. Bovendien hebben de medewerkers van het Departement ter bestrijding van georganiseerde misdaad (UBOP) van het ministerie van Binnenlandse Zaken (MVD) van de Volksrepubliek Donetsk (DNR) zijn detentie en verblijfplaats voor mij verborgen gehouden. Ik begrijp evenmin waarom, als, zoals aangegeven in het besluit waarin werd geweigerd een strafzaak te openen, hij wordt verdacht van het plegen van een misdrijf, er geen strafzaak is gestart met alle daaruit voortvloeiende rechten voor mijn zoon, in het bijzonder, het recht op verdediging? Daarmee hebben de medewerkers van het Departement ter bestrijding van georganiseerde misdaad (UBOP) van het ministerie van Binnenlandse Zaken (MVD) van de Volksrepubliek Donetsk (DNR) de fundamentele mensenrechten geschonden die worden erkend door het Internationaal Verdrag voor de Rechten van de Mens. In verband met het bovenstaande verzoek ik u deze situatie uit te zoeken en een einde te maken aan de grove schendingen van de mensenrechten, namelijk ten aanzien van[zoon]
.”.
In haar brief aan president Poetin van 11 november 2019, refereert eiseres aan bovengenoemde brief en schrijft zij daarnaast het volgende:
“In verband met de huidige situatie moet ik naar het grondgebied van de DNR reizen en naar Donetsk. Ik maak mij zorgen over mijn veiligheid, vervolging en de dreiging voor mijn leven door mensen die betrokken zijn bij de gewelddadige verdwijning van mijn zoon.
Als er iets met me gebeurt (arrestatie, moord of ongeval) vraag ik u om het hoofd van de DNR, Poesjilin D, V., de minister van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de DNR, Dikoj A. A., het hoofd van de afdeling bestrijding georganiseerde misdaad (UBOP) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Donetsk Volksrepubliek (DNR) en de rechercheur van de afdeling bestrijding georganiseerde misdaad (UBOP) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Donetsk Volksrepubliek (DNR) Rinat Gainoetdinov daarvoor verantwoordelijk te houden.
Ik hoop dat u zult helpen om druk op mensen uit te oefenen die betrokken zijn bij de gewelddadige verdwijning van mijn zoon[…]
op basis van een duidelijk gefabriceerde verdenking. Ik hoop dat hij bevrijd zal worden en naar mij toe terug kan keren.”.
Kopieën van deze brief zijn verstuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken van Rusland, de directeur van de FSB van Rusland, de assistent van de president van Rusland, de voorzitter van het Onderzoekscomité van Rusland, het hoofd van de DNR, de procureur-generaal van de DNR, de minister van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de DNR en het hoofd van UBOP
12. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom deze brieven naar aard en inhoud niet als kritiek kunnen worden aangeduid. Zoals eiseres ook in beroep benadrukt, wordt immers in deze brieven benoemd dat de autoriteiten van de DNR fundamentele mensenrechten hebben geschonden door haar zoon op te pakken en gevangen te houden. Zij houdt daar zowel de autoriteiten van de DNR als de autoriteiten van Rusland voor verantwoordelijk. Dat deze brieven naar inhoud minder kritisch zijn dan de verklaringen die eiseres tijdens haar gehoren heeft afgelegd, is onvoldoende om te concluderen dat deze brieven op zichzelf niet als kritisch kunnen worden aangeduid. De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat de brieven enkel een beeld tonen van een moeder die allerlei instanties aanschrijft om haar zoon uit de gevangenis te krijgen. Zoals hiervoor uiteengezet, heeft eiseres immers meer uitingen in haar brieven opgenomen dan slechts vragen over de situatie van haar zoon. Verweerder heeft het bestreden besluit in zoverre dan ook onvoldoende gemotiveerd.
13. In paragraaf C7/24.3.2 van de Vc [3] staat dat verweerder voor de Russische Federatie onder meer als risicogroep aanmerkt: politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek leveren op de autoriteiten. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dient verweerder nader te motiveren of eiseres kan worden aangemerkt als mensenrechtenactivist en of zij (significante) kritiek heeft geleverd op de autoriteiten, waardoor zij in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten zou kunnen staan.
14. Ter onderbouwing van haar gestelde vrees voor de autoriteiten heeft eiseres ook een artikel van Spektr van 17 april 2020 overgelegd. Hierin worden verschillende verhalen verteld van moeders en hun gevangengenomen zonen, waaronder het verhaal van Zinaida Nikolaevna Maltseva. Deze vrouw had zich eveneens ingezet voor de vrijlating van haar zoon en is daarbij opgepakt en voor 7 maanden gevangengezet door de autoriteiten van de DNR. Verweerder heeft niet kenbaar bij zijn besluitvorming betrokken hoe dit – in samenhang bezien met de hiervoor genoemde (vergelijkbare) activiteiten van eiseres – desondanks tot de conclusie leidt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat.
15. Verweerder heeft verder overwogen dat eiseres met haar verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk problemen heeft ondervonden in Rusland, dan wel in de negatieve belangstelling staat van de Russische autoriteiten, dan wel de FSB.
16. In het kader van de interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren stelt de rechtbank vast dat eiseres uitvoerig is gehoord over de door haar gestelde problemen. Eiseres heeft daarbij zeer uitgebreid en gedetailleerd verklaard. Verweerder heeft geen tegenstrijdigheden of inconsistenties tegengeworpen aan eiseres. Verweerder heeft verder niet betwist dat deze verklaringen overeenkomen met de inhoud van de overgelegde stukken.
17. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres voor het overige niet conform de WI 2014/10 beoordeeld. De verklaringen van [Naam 2], [Naam 3] en de buren van eiseres vallen aan te merken als verklaringen van derden als bedoeld in paragraaf 3.2.1.2 van de WI 2014/10. Het betreft immers informatie waar eiseres haar relaas mede op baseert en die zij van anderen heeft verkregen. Bij de beoordeling van de waarde die aan dergelijke verklaringen moet worden toegekend, is met name het volgende relevant:
  • past hetgeen de vreemdeling van deze derde heeft vernomen binnen de rest van zijn (geloofwaardig bevonden) verklaringen;
  • had de vreemdeling deze (vaak essentiële) informatie zelf kunnen verkrijgen, dan wel heeft hij mogelijkheden gehad om deze informatie te verifiëren en die mogelijkheden ook optimaal benut;
  • ligt het in de rede dat de derde met enig gezag kan verklaren over relevante gebeurtenissen (denk aan de identiteit van de derde en de bron van zijn wetenschap);
  • komt de informatie die de vreemdeling van de derde heeft verkregen overeen met de informatie die beschikbaar is over het land van herkomst.
Met de enkele stelling dat de verklaringen van [Naam 2], [Naam 3] en de buren niet objectief verifieerbaar zijn, heeft verweerder onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke waarde aan deze derdenverklaringen toekomt. De rechtbank acht het in dat kader van belang dat verweerder de verklaringen van eiseres, dat [Naam 3] werkzaam is bij het ministerie van Staatsveiligheid en [Naam 2] werkzaam is bij UBOP, niet heeft betwist.
18. Verweerder heeft tot slot aan eiseres tegengeworpen dat zij in staat is geweest om op legale wijze Oekraïne en Rusland in en uit te reizen. Dat eiseres legaal heeft kunnen in- en uitreizen, betekent echter niet zonder meer dat zij niets te vrezen heeft bij terugkeer. Verweerder diende bij zijn beoordeling de (recente) landeninformatie te betrekken als externe geloofwaardigheidsindicator. Het is een feit van algemene bekendheid dat de situatie in (Oost-)Oekraïne de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten, dan wel de FSB, trekt.
19. De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat verweerder de ongeloofwaardigheid van de door eiseres gestelde problemen ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom aan eiseres geen voordeel van de twijfel is gegeven in de zin van artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Conclusie
20. Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het verrichten van een geloofwaardigheidsbeoordeling in eerste instantie is voorbehouden aan verweerder. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak en met inachtneming van de inmiddels uitgebroken oorlog tussen Rusland en Oekraïne.
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518 (vijftienhonderdachttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr.N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
2.Afdeling bestrijding georganiseerde misdaad van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de DNR.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.