ECLI:NL:RBDHA:2022:2371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
NL22.1432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Ghanese nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 januari 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 7 februari 2022 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden voor de bewaring, zoals de onrechtmatige binnenkomst in Nederland, feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft de feitelijke juistheid van deze gronden niet betwist. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is voor het verkrijgen van gegevens die belangrijk zijn voor de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank ziet hier geen aanleiding voor. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1432
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M. Spapens), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Frimpong. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989 .
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser: 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
1. Artikel 5.1b, derde lid., van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser alle zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, betwist.
4. Volgens vaste rechtspraak3 kan verweerder met betrekking tot de zware gronden van de maatregel van bewaring volstaan met de toelichting waaruit de feitelijke juistheid van de gronden blijkt. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3a en 3b feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft de feitelijke juistheid van deze gronden ook niet betwist.
5. De zware gronden 3a en 3b zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en kunnen de maatregel van bewaring al dragen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet en de rechtbank laat de geschilpunten over de overige gronden van bewaring onbesproken.
Lichter middel
6. Eiser stelt verder dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling, omdat eiser een identiteitsdocument heeft. Daarnaast heeft eiser asiel aangevraagd omdat hij homoseksueel is, dat vergt een langere termijn voor de beoordeling, waardoor er een lichter middel opgelegd had moeten worden.
7. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. De maatregel van bewaring is opgelegd, omdat deze noodzakelijk is voor het verkrijgen van gegevens die belangrijk zijn voor de asielaanvraag van eiser. Dat eiser een identiteitsbewijs heeft maakt in dit kader geen verschil. Verder mag eiser in het kader van artikel 59b, eerste lid, van de Vw, zes weken in bewaring worden gesteld. Binnen deze periode moet de asielprocedure afgerond zijn, er is geen reden om aan te nemen dat deze termijn overschreden zal worden.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
09 februari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.