Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Marokkaanse eiser. De eiser was op 2 maart 2022 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de maatregel van bewaring op te leggen, heeft de eiser beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Op 8 maart 2022 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring opgeheven, wat de rechtbank noopte om te beoordelen of de opheffing van de bewaring onrechtmatig was en of er recht op schadevergoeding bestond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opheffing van de bewaring niet het gevolg was van onvoldoende voortvarend handelen van de staatssecretaris, zoals door de eiser was aangevoerd. De rechtbank oordeelde dat de bewaring van de eiser, die zeven dagen had geduurd, niet in strijd was met de Dublinverordening, die vereist dat de bewaring zo kort mogelijk duurt. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de staatssecretaris onrechtmatig had gehandeld en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op 21 maart 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.