ECLI:NL:RBDHA:2022:2363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
SGR 20/7837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terrasvergunning voor eilandterras in verband met onvoldoende stallingsruimte voor fietsen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die een terrasvergunning voor een eilandterras had aangevraagd. De burgemeester van Delft had deze aanvraag deels afgewezen, met als argument dat het eilandterras niet binnen de terraszonekaart viel en dat er meer belang gehecht moest worden aan het realiseren van voldoende stallingsruimte voor fietsen. Eiser, die een horecabedrijf exploiteert, was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 februari 2022 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij onder andere het gelijkheidsbeginsel inbracht, omdat vergelijkbare horecabedrijven wel een terrasvergunning hadden gekregen.

De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester op goede gronden heeft besloten om de aanvraag voor het eilandterras af te wijzen. De locatie van het gewenste terras viel niet binnen de terraszone en de burgemeester had de verantwoordelijkheid om voldoende stallingsruimte voor fietsen te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om aan te tonen dat de afwijzing onterecht was. Eiser had ook een vergunning voor een gevelterras gekregen, wat aantoont dat hij niet zonder mogelijkheden was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het uitvoeringsbeleid en de regels omtrent terrassen in de gemeente Delft, waarbij de noodzaak voor voldoende fietsparkeerplaatsen voorop staat. De rechtbank heeft ook het beroep op de hardheidsclausule en het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de omstandigheden van eiser niet voldoende onderbouwd waren en de gevallen niet gelijk waren. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7837

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [h.o.d.n.] , uit [vestigingsplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.M.L. Schilder Spel),
en

de burgemeester van Delft, verweerder

(gemachtigden: mr. L. Bel en mr. D. Polman).

Procesverloop

In het besluit van 6 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een terrasvergunning deels afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2022 met een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en zijn echtgenote zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser exploiteert vanaf mei 2019 horecabedrijf [h.o.d.n.] dat zich op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] in [plaats] bevindt. Hij heeft een aanvraag gedaan voor een vergunning voor een gevelterras en een eilandterras op de middenberm van de [straat 1] .
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit bepaald dat het gevelterras tegen de gevel van eisers zaak aan de Burgwalzijde mag worden verbreed tot aan de lantaarnpaal. De aanvraag voor een eilandterras heeft verweerder afgewezen omdat het terras niet binnen de terraszonekaart valt.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit.
Hij voert aan dat verweerder de terrasvergunning ten onrechte op grond van het Uitvoeringsbeleid [1] heeft afgewezen. Als vergunning wel op grond van het Uitvoeringsbeleid geweigerd kon worden, beroept eiser zich op het gelijkheidsbeginsel. Aan twee vergelijkbare horecabedrijven zijn wel terrasvergunningen verleend. Uit de bijlage bij de uitvoeringsagenda [2] blijkt verder niet dat specifiek op de plek van het eilandterras extra parkeerplekken voor fietsers dienen te komen. Daarbij zijn in 2020 184 extra parkeerplekken gerealiseerd op de [straat 2] en de [straat 1] en is onvoldoende gemotiveerd waarom dat niet genoeg is. Bovendien is het op verschillende plekken in de directe en nabije omgeving ook mogelijk om extra parkeerplekken te realiseren. Er is daarom voldoende reden om af te wijken van de planning voor de [straat 1] . Ook is tijdens de tijdelijke terrasuitbreiding in de zomer van 2020 gebleken dat het eilandterras op de gewenste plek goed mogelijk is. Het Uitvoeringsbeleid is verder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en artikel 10, tweede lid, van de Dienstenrichtlijn [3] . Daarnaast doet eiser een beroep op de hardheidsclausule, artikel 4:84 van de Awb [4] en een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [5] .
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat zijn de regels?
5. Artikel 2:27b, eerste lid, van de APV [6] bepaalt dat het verboden is een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
5.1.
Artikel 2:27b, achtste lid, van de APV bepaalt dat terrassen vergunningsvrij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
uiterlijk een dag vóór aanvang van de plaatsing of wijziging van de in gebruik genomen ruimte voor het terras op de weg moet aan de burgemeester melding worden gedaan van deze plaatsing of wijziging;
het terras voldoet aan de door de burgemeester daarvoor opgestelde nadere regels, waarbij de verplichting wordt opgelegd tot het melden van de ingebruikname van een terras;
in de daarvoor opgestelde nadere regels kunnen uitzonderingen zijn opgenomen waardoor een terras niet vergunningsvrij is. De exploitatievergunning heeft dan mede betrekking op het innemen van openbare ruimte ten behoeve van het terras.
5.2.
Op grond van artikel 4.1, derde lid, van het Uitvoeringsbeleid moet de locatie van het gewenste terras moet binnen een zone op de terraszonekaart vallen.
5.3.
Op grond van artikel 5, vijfde lid, van het Uitvoeringsbeleid mag een terras niet een parkeerplek innemen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Strijd met goede procesorde
6. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich ter zitting beklaagd over het late toezenden van het verweerschrift en de memo waarin verweerder heeft gereageerd op de door eiser aangedragen alternatieven voor fietsparkeerplekken. Eiser vindt dit in strijd met de goede procesorde en stelt dat hij hierdoor in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank volgt eiser niet. Er is geen procesrechtelijke regel die verweerder beperkt om ter zitting aanvullend verweer te voeren. De memo heeft verweerder als pleitnota voorgedragen. Uit hetgeen ter zitting is besproken is vooral de mogelijkheid voor parkeerplekken op de [laan] in geschil. Verweerder heeft daar ter zitting een toelichting op gegeven en eiser heeft daarop gereageerd. Van strijd met de goede procesorde is daarom geen sprake.
Eilandterras
7. Terrassen bij horeca in Delft zijn in beginsel vergunningsvrij als aan de voorwaarden uit de APV en het Uitvoeringsbeleid wordt voldaan. Uit de terraszonekaart volgt dat de plaats van het gewenste eilandterras niet binnen een terraszone valt. Dat betekent dat eiser in beginsel geen terrasvergunning kan verkrijgen. De enkele stelling van eiser dat een terrasvergunning niet aan het Uitvoeringsbeleid hoeft te worden getoetst, volgt de rechtbank niet. Uit artikel 1:4 van de APV volgt dat aan vergunningen voorschriften mogen worden verbonden. In het Uitvoeringsbeleid staan de voorschriften voor terrassen. Wanneer niet aan de voorschriften van het Uitvoeringsbeleid wordt voldaan, kan verweerder de vergunning niet verlenen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat een eilandterras op de middenberm van de [straat 1] niet aan de voorwaarden van het Uitvoeringsbeleid voldoet. Een terras mag niet een parkeerplek innemen. [7] Vanwege een stallingstekort voor fietsers, brommers en scooters wordt op de [straat 1] en in de nabije omgeving extra stallingsruimte gerealiseerd. Dat volgt uit de uitvoeringsagenda [8] , die dateert van februari 2018 en die was dus bekend op het moment dat eiser zijn horecabedrijf verwierf. Verweerder kan een uitzondering maken op het Uitvoeringsbeleid als in de nabije omgeving vervangende parkeerruimte kan worden gerealiseerd. Dat is niet het geval. Uit de uitvoeringsagenda blijkt dat de gemeente 2000 fietsplekken wil realiseren om in het huidige aanbod te voorzien en nog eens 1700 plekken om ook in het toekomstige aanbod te voorzien. Vanwege het budget is het slechts mogelijk om tussen de 985 en 1300 plekken te realiseren, wat onvoldoende is voor de volledige opgave van 2000 plekken. [9] De 184 gerealiseerde parkeerplekken voor fietsers op de [straat 2] en de [straat 1] zijn dus niet genoeg zijn om in het huidige aanbod te voorzien. De door eiser aangedragen parkeerplekken kunnen verder niet als alternatief dienen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat van die plekken alleen op de [laan] ruimte is voor een fietsenstalling. De [laan] ligt echter niet op de fietsroute naar de Beestenmarkt en de [straat 1] wel. Dat er tijdelijk bij de parkeerplekken op de [straat 1] een bord staat waarin naar de fietsenstalling op de [laan] wordt verwezen als de stalling op de [straat 1] vol is, is voor de beleving van eiser ongelukkig, maar leidt niet tot een ander oordeel. De verwijzing geldt immers alleen in het geval dat er op de [straat 1] geen plek meer is.
8.1.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder meer betekenis mogen hechten aan het belang bij het realiseren van voldoende stallingsruimte in Delft dan eisers belang bij een eilandterras. Dat het tijdelijk geoorloofde terras in de zomer van 2020 geen problemen opleverde, leidt niet tot een ander oordeel. Vanwege de coronamaatregelen mocht eiser in de zomer van 2020 en 2021 een eilandterras plaatsen. Dat betrof echter een tijdelijke uitzondering en betekent niet dat de Uitvoeringsagenda voor het realiseren van fietsparkeerplekken niet meer van toepassing is.
8.2.
Het betoog dat het uitvoeringsbeleid in strijd is met artikel 10, tweede lid, van de Dienstenrichtlijn volgt de rechtbank niet, nu eiser niet heeft onderbouwd waarom het Uitvoeringsbeleid niet voldoet aan de in dat artikel neergelegde criteria.
Hardheidsclausule en artikel 4:84 van de Awb
9. Het beroep op de hardheidsclausule, artikel 4:84 van de Awb en de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 2 februari 2022 [10] , slaagt niet. Uit de uitvoeringsagenda blijkt dat het aantal parkeerplekken voor fietsen dat gerealiseerd kan worden onvoldoende is om in het huidige aanbod te kunnen voorzien. Daarnaast zullen er in de toekomst nog meer plekken gerealiseerd moeten worden. [11] De [straat 1] is aangewezen als plek om een deel van die stallingsruimte te realiseren. Dat er al een groot aantal parkeerplekken zijn bijgekomen, maakt niet dat de ruimte op de middenberm van de [straat 1] niet meer noodzakelijk is voor het realiseren van stallingsruimte, nu de Beestenmarkt nabij ligt. Eiser heeft verder geen bijzondere omstandigheden aangevoerd waarom de weigering van de terrasvergunning van onevenredige hardheid getuigt of op grond waarvan verweerder zou moeten afwijken van zijn beleid. De rechtbank begrijpt dat eiser het de afgelopen twee jaar moeilijk heeft gehad en dat de coronacrisis veel impact heeft gehad. Die omstandigheid gaat echter buiten deze procedure om. Het is te betreuren dat eiser voorafgaand aan het verwerven van zijn horecabedrijf en maken van een ondernemersplan bij verweerder geen navraag heeft gedaan of aanliggende terrassen tot de mogelijkheden behoorden, maar dit brengt niet mee dat een vergunning voor een eilandterras niet mag worden onthouden. Bovendien heeft eiser wel een vergunning voor een gevelterras gekregen.
Gelijkheidsbeginsel
10. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat het niet om gelijke gevallen gaat. Een horecabedrijf bevindt zich net buiten de binnenstad waardoor er de mogelijkheid was voor het doen van een ‘pilot’. Eisers horecabedrijf bevindt zich niet in hetzelfde gebied. Voor het stuk grond waar zich het eilandterras van het andere horecabedrijf bevindt, waren ten tijde van de aanvraag in 2016 geen andere claims. Op de door eiser beoogde terraseiland op de [straat 1] lig echter wel een claim, namelijk voor het realiseren van extra parkeerplekken voor fietsers, scooters en brommers.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitvoeringsbeleid Terrassen 2015.
2.Fietsparkeren Delft – uitvoeringsagenda 2018 tot en met 2021.
3.Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840.
6.Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft.
7.Artikel 5, vijfde lid, van het Uitvoeringsbeleid
8.Volgens Fietsparkeren Delft – uitvoeringsagenda 2018 tot en met 2021.
9.Fietsparkeren Delft – uitvoeringsagenda 2018 tot en met 2021, p. 6.
10.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
11.Fietsparkeren Delft – uitvoeringsagenda 2018 tot en met 2021, p. 6.