Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2022 in de zaak tussen
[eiser] h.o.d.n. [h.o.d.n.] , uit [vestigingsplaats] , eiser
de burgemeester van Delft, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Hij voert aan dat verweerder de terrasvergunning ten onrechte op grond van het Uitvoeringsbeleid [1] heeft afgewezen. Als vergunning wel op grond van het Uitvoeringsbeleid geweigerd kon worden, beroept eiser zich op het gelijkheidsbeginsel. Aan twee vergelijkbare horecabedrijven zijn wel terrasvergunningen verleend. Uit de bijlage bij de uitvoeringsagenda [2] blijkt verder niet dat specifiek op de plek van het eilandterras extra parkeerplekken voor fietsers dienen te komen. Daarbij zijn in 2020 184 extra parkeerplekken gerealiseerd op de [straat 2] en de [straat 1] en is onvoldoende gemotiveerd waarom dat niet genoeg is. Bovendien is het op verschillende plekken in de directe en nabije omgeving ook mogelijk om extra parkeerplekken te realiseren. Er is daarom voldoende reden om af te wijken van de planning voor de [straat 1] . Ook is tijdens de tijdelijke terrasuitbreiding in de zomer van 2020 gebleken dat het eilandterras op de gewenste plek goed mogelijk is. Het Uitvoeringsbeleid is verder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en artikel 10, tweede lid, van de Dienstenrichtlijn [3] . Daarnaast doet eiser een beroep op de hardheidsclausule, artikel 4:84 van de Awb [4] en een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [5] .