Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,
het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen vaneen urgentieverklaring beoordelings- en beleidsruimte toekomt. De rechtbank moet daarom beoordelen of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Een woningzoekende kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring als hij voldoet aan de criteria van artikel 20 van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2019 (Huisvestingsverordening). De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet aan de criteria van de Huisvestingsverordening voldoet. Hoewel uit de overgelegde historische reacties blijkt dat eiser op veel woningen heeft gereageerd, betreffen het veel reacties op vier- en driekamerwoningen. Dat zijn relatief grote woningen en daarom erg populair. Op basis van zijn inschrijfduur bij de verschillende woningcorporaties maakt hij daarop minder kans. Daarbij heeft verweerder eiser mogen verwijten dat hij zijn inschrijfduur in 2017 bij Holland Rijnland heeft laten verlopen. Als hij dat niet had gedaan had hij inmiddels een inschrijfduur van ongeveer vijf jaar gehad. Verder blijkt uit de stukken weliswaar dat eiser ook op een aantal studio’s en antikraakwoningen heeft gereageerd, maar niet dat hij ook op zoek is geweest naar een kamer in een gedeeld appartement. Niet is gebleken dat eiser vanwege zijn medische situatie niet een woning zou kunnen delen met anderen.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het besluit van 19 mei 2021 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 6 september 2021 ongegrond.