ECLI:NL:RBDHA:2022:236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
NL21.17267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 16 december 2021, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. M.L. Hoogendoorn, en een tolk, A. Kilic-Zengin. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.H.M. Post. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL21.17266).

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 12 januari 2022 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep in de andere zaak ongegrond was verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17267
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam 1], verzoeker V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.17266, op 16 december 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Kilic-Zengin. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.17266, heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Het beroep is ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 januari 2022

Documentcode: DSR18833418

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.