ECLI:NL:RBDHA:2022:2344
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke procedure
Op 23 februari 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende in België, tegen de rechters M.D. Gunster, M.M. Meijers en F. Arichi. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechters vooringenomen waren, omdat de voorzitter tijdens de zitting naar het procesbelang van de verzoeker had geïnformeerd. De verzoeker meende dat deze vraag de schijn van vooringenomenheid wekte. De rechtbank oordeelde echter dat het stellen van deze vraag niet de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid oplevert, aangezien de rechter ambtshalve gehouden is om het procesbelang te toetsen.
Daarnaast was het wrakingsverzoek gegrond op de procedurele beslissing om belanghebbenden als derde-partij aan het geding toe te voegen. De rechtbank oordeelde dat de rechters dit deden op basis van wettelijke bepalingen en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die de objectieve schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.