ECLI:NL:RBDHA:2022:233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de gemeente om een voetpad aan te leggen op een groenstrook op privéterrein
In deze zaak heeft eiser, wonende aan de [adres] te [plaats], bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk, waarin werd gesteld dat de gemeente bevoegd is om een voetpad aan te leggen op de groenstrook voor zijn huis. Eiser is van mening dat hij toestemming moet geven voor de verharding van de berm, die op zijn grond ligt. De gemeente heeft echter aangegeven dat de berm onderdeel uitmaakt van de openbare weg en dat zij op grond van de Wegenwet bevoegd is om de berm te verhardingen zonder toestemming van eiser.
Eiser heeft zijn bezwaar tegen het besluit van 21 december 2020, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard, aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank heeft de zaak op 10 december 2021 behandeld. Eiser betoogde dat de brief van de gemeente wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt, omdat hierin de juridische status van de berm werd vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de berm, gezien de inrichting en het onderhoud door de gemeente, een functie vervult ten behoeve van het openbaar verkeer en dat de gemeente bevoegd is om de berm te verhardingen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de mededeling in de brief van 7 augustus 2020 geen rechtsgevolgen in het leven roept en dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2022.