ECLI:NL:RBDHA:2022:2315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
NL21.12039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en bescherming door autoriteiten in Gambia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit, heeft een asielaanvraag ingediend op 24 januari 2020, waarbij hij stelde te vrezen voor zijn familie in Gambia, die hem zou hebben vergiftigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 25 juni 2021 afgewezen, omdat de rechtbank de relevante elementen uit het asielrelaas niet geloofwaardig achtte in het licht van het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het doen van aangifte of het vragen om bescherming bij de Gambiaanse autoriteiten zinloos zou zijn. De rechtbank concludeerde dat eiser, nu meerderjarig, in staat moet worden geacht om zich te redden in Gambia en zich bij problemen tot de autoriteiten te wenden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12039

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 25 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit te bezitten.
2. Op 24 januari 2020 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Hij heeft aan deze asielaanvraag, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat hij heeft te vrezen voor zijn familie in Gambia. Eiser is vergiftigd door zijn familie van moederszijde.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen met familie.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Verweerder heeft de relevante elementen geloofwaardig geacht, echter bevat het asielrelaas van eiser geen motieven die raakvlakken hebben met het Vluchtelingenverdrag [2] dan wel artikel 3 van het EVRM. [3]
5. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte overweegt dat de geloofwaardig bevonden elementen uit zijn asielrelaas het Vluchtelingenverdrag niet raken. Zijn familieleden hebben hem vergiftigd omdat hij zich niet wilde bekeren tot het christendom. Verder mag het hem niet verweten worden dat hij zijn land direct is ontvlucht nadat hij was vergiftigd, zonder eerst bescherming te vragen bij de Gambiaanse autoriteiten. Hij was toen minderjarig, er kan niet van hem verlangd worden dat hij zou handelen als een rationeel denkende volwassene. Het is een heilloze weg om bescherming van de politie in Gambia te vragen, (politie)corruptie is daar een serieus probleem. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar diverse rapporten. [4]
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Verweerder heeft zich in het verweerschrift van 31 januari 2022 terecht op het standpunt gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over de reden dat hij vergiftigd is. Eiser heeft verklaard dat het interreligieuze huwelijk van zijn ouders de aanleiding was. In het nader gehoor heeft eiser de vergiftiging op geen enkele manier gerelateerd aan een bekering. Eiser spreekt zichzelf daarom tegen door in beroep aan te voeren dat hij is vergiftigd omdat hij zich niet wilde bekeren tot het christendom. Verweerder heeft verder terecht geoordeeld dat de relevante elementen niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag.
7. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat het doen van aangifte of vragen om bescherming bij voorbaat zinloos is en dat de Gambiaanse (hogere) autoriteiten hem niet kunnen dan wel willen beschermen bij (voorkomende) problemen. Eiser is daar niet in geslaagd. Uit de door eiser overgelegde informatie volgt niet dat alle politieagenten in Gambia corrupt zijn en het om die reden op voorhand geen zin heeft om aangifte te doen van commune delicten. Gewezen wordt op een rapport ten aanzien van Gambia van het US Department of State van 30 maart 2021 [5] , dat recenter is dan de informatie waar eiser naar verwijst, en waaruit volgt dat de overheid stappen heeft genomen om ambtenaren te vervolgen die zich schuldig hebben gemaakt aan vormen van corruptie. [6] Ook blijkt uit dit rapport dat individuen zich kunnen richten tot de Ombudsman. [7] In algemene zin kan worden geconcludeerd dat er mogelijkheden zijn om voor individuen om bescherming in te roepen bij de (hogere) autoriteiten.
8. Inmiddels is eiser meerderjarig. Er mag van hem verwacht worden dat hij zich kan redden in Gambia en zich bij voorkomende problemen zal wenden tot de (hogere) autoriteiten.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (1951).
3.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.US Department of State: Country Report on Human Rights Practices 2019 - The
5.2020 Country Reports on Human Rights Practices: Gambia.
6.Pagina 1.
7.Pagina 5.