ECLI:NL:RBDHA:2022:2307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
NL21.18319
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende bewijs van vervolging en politieke overtuiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij vreest voor geweld bij terugkeer naar Nigeria vanwege de moord op zijn vader door de Special Anti-Robbery Squad (SARS) en zijn eigen lidmaatschap van de Neo Black Movement (NBM). De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig achtte, maar de claim dat zijn vader was vermoord vanwege zijn werkzaamheden voor de NBM niet geloofwaardig was. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om zijn stellingen te onderbouwen, waaronder een lidmaatschapskaart van de NBM die niet overtuigend was. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij problemen had ondervonden als gevolg van de gestelde moord op zijn vader en dat er geen sprake was van een fundamentele politieke overtuiging. De rechtbank zag geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18319

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

ProcesverloopBij besluit van 27 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
Op 3 februari 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft die aanvraag bij besluit van 10 april 2019 niet in behandeling genomen, omdat Italië daarvoor verantwoordelijk is. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft het daartegen door eiser ingestelde beroep bij uitspraak van 5 juni 2019 ongegrond verklaard. [1]
Op 26 juni 2019 heeft verweerder aan Italië medegedeeld dat de geplande overdracht van eiser is gecanceld, omdat hij zich niet heeft gemeld. Daarnaast zijn de Italiaanse autoriteiten bij brief van 1 juli 2019 geïnformeerd over de omstandigheid dat eiser is verdwenen.
2. Op 29 oktober 2020 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw [2] . Daarbij zijn de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eisers vader is vermoord door SARS [3] vanwege zijn werkzaamheden als advocaat voor de NBM [4] . Ook de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden naar aanleiding van de moord op zijn vader zijn door verweerder niet geloofwaardig geacht.
3. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest slachtoffer te worden van geweld vanwege het werk van zijn vader voor en zijn eigen lidmaatschap van de NBM. Vele Nigerianen zijn door het geweld van SARS om het leven gekomen en juist tegen dat geweld streed zijn vader. Eiser stelt dezelfde fundamentele politieke overtuiging als zijn vader te hebben. Hij heeft ter onderbouwing van zijn gestelde lidmaatschap van de NBM een lidmaatschapskaart overgelegd, welke verweerder in strijd met de samenwerkingsverplichting niet heeft onderzocht. Tot slot heeft eiser ter onderbouwing van zijn relaas een door een
public notaryopgemaakte verklaring van een oom overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij vaag en summier heeft verklaard over het werk van zijn vader. Bovendien heeft hij geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zijn vader advocaat was voor de NBM. Veel van eisers verklaringen over de gestelde moord op zijn vader zijn gebaseerd op niet nader onderbouwde vermoedens; hij heeft evenmin stukken overgelegd om aannemelijk te maken dat zijn vader is vermoord door SARS. Verder heeft eiser verklaard dat hij zijn vader na de moord naar het ziekenhuis en het mortuarium heeft gebracht. Gelet op de impact van een dergelijke gebeurtenis mocht verweerder van eiser verwachten dat hij hier meer over kon verklaren dan hij heeft gedaan. De door eiser in beroep overgelegde verklaring van een oom maakt het voorgaande niet anders. Eiser heeft niet toegelicht waarom hij dit stuk nu pas overlegt, terwijl hij al geruime tijd in Nederland is. Bovendien betreft dit een kopie en ook qua inhoud overtuigt het stuk niet.
5. Eiser heeft met zijn verklaringen evenmin aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk problemen heeft ondervonden naar aanleiding van de gestelde moord op zijn vader. Hij stelt wel dat hij zelf ook lid is van de NBM, maar zijn verklaringen over deze organisatie en haar doelstellingen zijn vaag en summier. Eiser maakt niet duidelijk waarom het nastreven van de door hem genoemde doelen van deze organisatie belangrijk zou zijn voor hem. Daarnaast heeft verweerder erop gewezen dat eisers verklaringen over de doelstellingen van de NBM niet overeenkomen met wat daarover bekend is uit openbare bronnen. De door eiser overgelegde lidmaatschapskaart van de NBM biedt onvoldoende compensatie voor eisers summiere verklaringen en gebrekkige kennis over deze organisatie. Bovendien betreft ook dit een kopie, staan er geen persoonsgegevens op, en kon eiser tijdens het nader gehoor niet verklaren hoe de kaart eruit ziet. Verweerder heeft de samenwerkingsverplichting dan ook niet geschonden door de lidmaatschapskaart niet nader te onderzoeken.
Gelet op het voorgaande is ook van een fundamentele politieke overtuiging niet gebleken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen die de Afdeling [5] hierover op 16 februari 2022 [6] aan het HvJEU [7] heeft gesteld, zoals ter zitting door eiser wel is verzocht.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL19.8416.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Special Anti-Robbery Squad.
4.Neo Black Movement.
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Het Hof van Justitie van de Europese Unie.