ECLI:NL:RBDHA:2022:23

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
09/808106.18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met levensgevaar in beddenzaak te Noordwijk

Op 4 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een beddenzaak in Noordwijk. De verdachte, geboren in 1979 en op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van de technische ruimte van de beddenzaak op 30 april 2018. De brandstichting leidde tot gemeen gevaar voor de beddenzaak en omliggende panden, evenals levensgevaar voor bewoners van bovenliggende appartementen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de brand had gesticht door open vuur in aanraking te brengen met flessen spiritus en opgestapelde matrassen. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden, getuigenverklaringen en een notitie op de telefoon van de verdachte die een plan voor de brandstichting leek te bevatten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, lager dan de door de officier van justitie geëiste 40 maanden, mede vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van de rechtsgang. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan identiteitsfraude in twee andere tenlastegelegde feiten, waarvoor hij eveneens werd veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/808106-18 en 09/837295-19 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 4 januari 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.J. de Jongh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van 09/808106-18 (hierna: dagvaarding I):
hij op of omstreeks 30 april 2018 te Noordwijk, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meerdere fles(sen) spiritus en/of een of meerdere (opgestapelde) matras(sen), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de technische ruimte en/of de goederen in die ruimte behorende bij beddenzaak [bedrijf 1] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde beddenzaak en/of de omliggende panden en/of goederen in deze panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor de in de woningen boven de winkels verblijvende personen, in elk geval zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was.
Ten aanzien van 09/837295-19 (hierna: dagvaarding II):
1.
hij op één of meerdere tjdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juli 2017 tot en met 31 juli 2017 te Lisse, althans in Nederland meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, te weten de naam van [ naam 1] en/of het emailadres van die [ naam 1] , heeft gebruikt met het oogmerk zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat misbruik enig nadeel kan ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 04 mei 2018 te Lisse, althans in Nederland opzettelijk en weder-rechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, te weten de naam van [naam 2] en/of het email adres van die [naam 3] , heeft gebruikt met het oogmerk zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat misbruik enig nadeel kan ontstaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Op haar specifieke standpunten wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I ten laste gelegde bepleit en zich op het standpunt gesteld dat het bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard. Op specifieke standpunten van de verdediging wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
3.3.1
Dagvaarding I [1]
Brandstichting met gevaarzetting
De rechtbank dient eerst te beoordelen of sprake is geweest van brandstichting met gevaarzetting. Daarvoor zijn de volgende bewijsmiddelen van belang.
De bewijsmiddelen
[naam 3] heeft op 7 mei 2018 verklaard dat zij de eigenaar is van het bedrijf [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres] te Noordwijk, met als winkelnaam
[bedrijf 1] . [2]
Twee politieagenten hebben verklaard dat zij op 30 april 2018 naar aanleiding van een melding van een brand in een beddenzaak naar de [adres] in Noordwijk zijn gegaan. Omstreeks 21.35 uur kwamen zij aan in de [adres] en zagen zij een dikke zwarte rookpluim. De rook kwam vanaf de achtergevels van de percelen [nummers] . [3]
De bewoners van vier bovengelegen appartementen aan de [adres] [nummers] , en de bezoekers van een nabij gelegen restaurant werden tijdens de brand geëvacueerd. [gasbedrijf] heeft de gasleiding van de appartementen aan de [adres] [nummer] en [adres] [nummer] afgesloten. [4]
In opdracht van de verzekeraar van de vereniging van eigenaren van het pand [adres] is op 1 mei 2018 een schadeonderzoek verricht. Daaruit volgt het volgende.
De voorste helft van het pand (de rechtbank begrijpt: aan de [adres] in Noordwijk) bestaat uit vier bouwlagen, met op de eerste bouwlaag de winkel, op de tweede bouwlaag twee appartementen en op de derde en vierde bouwlaag één appartement per bouwlaag. De achterste helft bestaat uit één bouwlaag met een aantal ruimtes, met op het platte dak apparatuur voor luchtbehandeling gemonteerd. De brand woedde voornamelijk in de technische ruimte en het dak. De brandhaard bevond zich in de technische ruimte, welke alleen vanaf de buitenzijde, aan de achterkant, toegankelijk is. In de technische ruimte was de gehele rechterzijde gevuld door de luchtbehandelingsinstallatie. Op de resterende vloeroppervlakte ligt een dikke laag brandresten bestaande uit verschillende soorten materiaal, te weten restanten van karton, boeken, stoelen, matrassen, een hogedrukspuit, houten paletten, houten meubels en vuilniszakken met afval. Tijdens het onderzoek met een sniffer werd er een verhoogde uitslag gemeten ter hoogte van een versmolten, deels gekrompen, verbrand matras. Onder het matras bleek een plastic boodschappentas met in en naast de tas in totaal vijf flessen spiritus te liggen. De materialen vormden, in combinatie met de flessen spiritus, een op een brandstapel lijkend geheel. Het winkelgedeelte aan de voorzijde had veel schade van rook, roet en bluswater. Een groot deel van de winkelvoorraad was in karren geladen en een deel was in verhuisdozen verpakt. [5]
De camerabeelden van Bar Dancing “ [bedrijf 3] zijn bekeken door een verbalisant. Deze beschrijft het volgende. De technische ruimte behorende bij het pand aan de [adres] in Noordwijk is gedeeltelijk te zien. Om 21:23:16 komt een persoon in beeld uit de richting van de achterzijde van voornoemd pand. Deze persoon houdt zijn hand voor zijn gezicht en draagt een witte tas in zijn linkerhand. Om 21:23:48 vindt een verkleuring in beeld plaats, waarbij een flikkerend licht te zien is. Te zien is dat dit licht zich later ontwikkelt tot een brand in de technische ruimte, die vervolgens door de brandweer wordt behandeld. [6]
Op basis van het technisch onderzoek en (naar de rechtbank begrijpt de voornoemde) camerabeelden van [bedrijf 3] concludeert het onderzoeksbureau dat er sprake is van brandstichting. [7]
Beoordeling
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat op 30 april 2018 in Noordwijk, door de persoon die op de beelden is te zien (hierna: de dader), opzettelijk brand is gesticht bij beddenzaak [bedrijf 1] door in de technische ruimte open vuur in aanraking te brengen met flessen spiritus en opgestapelde matrassen, waardoor de technische ruimte en de goederen daarin gedeeltelijk zijn verbrand.
Door de brand is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen gemeen gevaar voor de beddenzaak en de omliggende panden en goederen in deze panden, maar ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor de in de woningen boven de winkels verblijvende personen, te duchten. Daarbij wijst de rechtbank in de eerste plaats op de gebruikte brandversneller en op de omstandigheid dat de brand is uitgebreid naar het dak. Verdere brandoverslag naar andere panden en de appartementen boven de winkelruimte moet door het blussen van de brandweer zijn voorkomen. Daarnaast is er daadwerkelijk schade ontstaan in de beddenzaak, zowel in de technische ruimte als in de winkelruimte met voorraad. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat de brand op een tijdstip is ontstaan waarop veel mensen thuis zijn. Niet alleen brand zelf, maar ook de rook van de brand kan zeer schadelijk zijn en binnen korte tijd tot zwaar lichamelijk letsel of zelfs de dood leiden. Aangezien de bewoners van de appartementen boven de winkel zijn geëvacueerd en het gas van die woningen is afgesloten staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat dit gevaar ook daadwerkelijk aanwezig was.
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. Daarvoor zijn de volgende bewijsmiddelen van belang.
De bewijsmiddelen
In de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte is een notitie aangetroffen, gecreëerd op 27 april 2018 om 23:47:32 (UTC+2):
Ik moet naar binnen rijden, shit pakken. Naar zeep terug en weg rijden… mij achterlaten (w8 ik 20 min.) dan steek ik de shit. Loop naar jou stap in en rij… of moet… ik denk ff weet niet wat slim is. Denk slimmer is om morgen alles terug. Dan morgen avond rond 21:00 Ga morgen 17:00 de winkel in… zien ze me 17:00 niet aankomen. W8 tot 21:00 en loop.
Een verbalisant beschrijft met betrekking tot deze notitie in het proces-verbaal dat het hem bekend is dat in de gemeente Noordwijk het woord ‘binnen’, ‘Noordwijk Binnen’ kan betekenen en het woord ‘zeep’, ‘ [bedrijf 4] dat is gelegen aan De Grent in Noordwijk. Op dat moment is [verdachte 2] (medeverdachte), eigenaar/bedrijfsleider/ medewerker van de beddenzaak, woonachtig in Noordwijk Binnen. [bedrijf 4] grenst met de achterzijde aan de achterzijde van de beddenzaak. [8]
De politie heeft deze notitie bekeken in het licht van de camerabeelden (de rechtbank begrijpt: van [bedrijf 3] ) van de middag van 30 april 2018 en beschrijft daarover het volgende: Op die beelden is te zien dat om 16:04:25 de verdachte en [verdachte 2] uit de richting van de beddenzaak lopen in de richting van de [adres] . Om 16:17:49 komt de auto in gebruik bij [verdachte 2] vanuit de richting [adres] de binnenplaats aan de achterzijde van de beddenwinkel binnenrijden. Hiertussen zit dus 13 minuten en 24 seconden. Als iemand met de auto vanaf de beddenzaak naar de woning van [verdachte 2] zou rijden, (dit duidt mogelijk op: ‘naar binnen rijden’ ) en als diegene daar uit zou stappen om iets in de woning te pakken (duidt mogelijk op: ‘shit pakken’) en vervolgens terug zou rijden (duidt mogelijk op: ‘terug naar zeep rijden’), zou dit ongeveer 13 minuten kunnen duren. De auto van [verdachte 2] rijdt om 16:47:55 weer weg (duidt mogelijk op: ‘en weg rijden… mij achterlaten’). Vervolgens vindt er een brandstichting plaats in de technische ruimte van de beddenwinkel. Dit duidt mogelijk op: 'dan steek ik de shit', aldus de verbalisant. [9]
Uit de historische gegevens van de telefoon die in gebruik was bij de verdachte blijkt dat inkomende oproepen werden doorgeschakeld vanaf 30 april 2018 om 16.31 uur. Het lijkt er volgens de politie op dat de telefoon op dat moment is uitgeschakeld. Vanaf 21.51 uur komen er weer berichten binnen op de telefoon van de verdachte en lijkt de telefoon weer aan te gaan. [10]
Op de hierboven reeds genoemde camerabeelden van [bedrijf 3] neemt de verbalisant verder nog het volgende waar. Om 16.04 uur is de verdachte te zien, waarbij hij schoenen met een witte zool droeg en een blauwe spijkerbroek en een trui met daaronder een wit shirt aan had. Op camerabeelden van [bedrijf 3] is om 21.02 uur te zien dat een persoon bij de technische ruimte zit, waar korte tijd later een brand ontstaat. Die persoon droeg schoenen met een witte zool, had een blauwe broek aan en een wit shirt onder zijn vest of jas. [11]
In een onderzoek naar een overeenkomst in de looppatronen van de dader en de verdachte
̶ op camerabeelden (de rechtbank begrijpt: van [bedrijf 3] ) waarop de dader op dezelfde locatie loopt als waar de verdachte loopt ̶ wordt het volgende geconcludeerd.
Uit het verkregen en verzamelde beeldmateriaal en rekening houdend met de grootte
van de gebruikte populatie, de waarnemingsnauwkeurigheid van de experts, de
meetmethode met beeldbewerkende software en het aantal gebruikte looppatroon
variabelen, is het veel waarschijnlijker (bewijskracht 100-10.000) dat de resultaten van de looppatroon analyse gevonden worden als het om dezelfde persoon gaat in het geleverde beeldmateriaal dan dat het om verschillende personen gaat. [12]
Bij een doorzoeking in de woning van de verdachte op 12 juni 2018 is in de berging een Vomar bigshopper aangetroffen. Dit is een soortgelijke tas als die door de persoon op de camerabeelden werd gebruikt op de avond van de brandstichting. [13] De bigshopper, welke op de camerabeelden te zien is, is een gele bigshopper met de tekst 'Voordeel TAS'. Een medewerker van de Vomar verklaarde op 30 mei 2018 dat deze bigshoppers sinds ongeveer een jaar niet meer worden verkocht. [14]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte al lang voor de brand tegen haar heeft verklaard dat hij voor ‘ [verdachte 2] ’ (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verdachte 2] ), voor geld, een brand zou stichten in het hok bij de rechterdeur naast de achterdeur; de laatste dagen was die deur open. Daar heeft hij de matrassen neergelegd en daar zou hij de brand steken. Na de brandstichting is hij via een straat weggelopen. [15]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op de avond van de brand met [getuige 3] (de rechtbank begrijpt: [getuige 3] ), [getuige 4] (de rechtbank begrijpt: [getuige 4] ) en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) bij de beddenwinkel was en dat hij met [getuige 3] en [getuige 4] rond 18.00 uur is weggegaan. De verdachte is alleen in de winkel achtergebleven. [16]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op de dag van de brand met zijn vader en [getuige 4] (de rechtbank begrijpt: [getuige 4] ) om 18.05 uur bij de beddenwinkel is weggegaan en dat de verdachte alleen in de winkel is achtergebleven. [17]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op de dag van de brand tot een uur of zes bij de beddenwinkel is geweest. Toen hij omstreeks 18.00 uur weg ging, was [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) nog in de winkel. Hij was achtergebleven. [18]
Bespreking van de verweren:
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de Forensische Gangbeeld Analyse kan worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de gebruikte onderzoeksmethodes en de conclusies van de deskundige. Dat er sprake is van twee rapporten met een andere uitkomst is door de officier van justitie ter terechtzitting van 21 december 2021 afdoende toegelicht. Uit deze toelichting volgt
- kort gezegd - dat de deskundige meer beelden tot zijn beschikking heeft gekregen en daardoor tot een andere, meer vergaande, conclusie heeft kunnen komen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank ook van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar is en kan worden gebruikt voor het bewijs. Zij is in eerste instantie bij de politie en later tweemaal bij de rechter-commissaris verhoord. De getuige is daarmee zeer uitgebreid verhoord en haar verklaringen zijn gedetailleerd en steeds consistent gebleven. Voor de rechtbank is er geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud daarvan. Dat de getuige, zoals de raadsman heeft aangevoerd, boos was op de verdachte nadat hun verhouding was beëindigd en dat zij daardoor een eigen agenda zou hebben, moge zo zijn, maar is onvoldoende om, gezien de mate van consistentie, ook lang na het beëindigen van de verhouding, aan de betrouwbaarheid van de verklaring af te doen.
Beoordeling
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt het volgende. Drie getuigen hebben gezien dat de verdachte aan het begin van de avond als enige is achtergebleven in het pand waar enkele uren later de brand is gesticht. Volgens een andere getuige heeft hij vooraf verteld dat hij brand zou stichten op de exacte plek waar dat ook daadwerkelijk is gebeurd. In zijn telefoon is bovendien een notitie gevonden die wijst op een plan voor de brandstichting. Deze notitie komt voorts overeen met de gebeurtenissen op de camerabeelden. De verdachte had bovendien kleding aan die overeenkomt met de kleding van de dader op de camerabeelden en zijn looppatroon past bij het looppatroon van die dader.
De rechtbank overweegt dat deze combinatie van bewijsmiddelen in beginsel voldoende is om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat de verdachte de brand heeft gesticht. Dit zou anders kunnen zijn als de verdachte met een sluitende verklaring zou komen waaruit zou blijken dat hij de dader niet kán zijn. Hoewel de verdachte heeft verklaard over zijn gangen op de avond in kwestie, is die verklaring niet objectief verifieerbaar omdat zijn telefoon een groot deel van de avond en ook ten tijde van de brand geen verbinding heeft gemaakt met een netwerk en uit lijkt te hebben gestaan. Bovendien wordt zijn verklaring weersproken door meerdere getuigen. Zo heeft de verdachte verklaard dat hij om 16.00 uur al samen met [verdachte 2] uit de winkel zou zijn vertrokken en toen door [verdachte 2] bij de bushalte zou zijn afgezet. Dit terwijl hij volgens meerdere getuigen om 18.00 uur als laatste in het pand is achtergebleven. De verdachte heeft verder verklaard dat hij naar de woning van [verdachte 2] is gelopen toen hij erachter kwam dat er geen bussen reden. [verdachte 2] zou daar de deur voor hem hebben geopend. Dit terwijl [verdachte 2] heeft verklaard dat hij de verdachte voor het eerst pas weer laat in de avond bij [verdachte 2] thuis heeft gezien. Deze verklaring van de verdachte wordt dan ook als onaannemelijk terzijde geschoven.
De conclusie is dat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – en gelet op vorenstaande overwegingen, van oordeel is dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de verdachte de persoon is die de brand heeft gesticht.
De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het verweer van de raadsman dat alternatieve scenario’s onvoldoende zijn onderzocht, zoals dat bijvoorbeeld [naam 4] of de eigenaar van het pand mogelijk de dader zou zijn geweest. De rechtbank ziet immers in het dossier geen aanknopingspunten dat een andere persoon dan de verdachte de brand heeft gesticht.
Medeplegen
De rechtbank dient voorts te beoordelen of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan en helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd door een bijdrage vóór of ná het strafbare feit, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. [19]
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat de brandstichting is uitgevoerd door één persoon en dat dit de verdachte is geweest. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een gezamenlijke uitvoering met één of meer anderen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van anderen bij het tenlastegelegde onder meer het volgende af. In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat [verdachte 2] de opdrachtgever voor de brand is geweest en dat de verdachte de brandstichting voor geld heeft gepleegd. Er is geen ander (eigen) motief van de verdachte naar voren gekomen. Er zijn ook aanwijzingen dat zij samen een plan hadden en samen voorbereidingen hebben getroffen, zoals in de middag voorafgaand aan de brand vanaf de winkel naar het huis van [verdachte 2] rijden om ‘shit te pakken’ en bij de winkel terug afgezet te worden. Ook zijn er aanwijzingen dat [verdachte 2] vlak voor de brand naar de winkel heeft gebeld om met de verdachte te spreken, die op dat moment in de beddenwinkel was en zijn mobiele telefoon kennelijk uit had staan.
Volgens de officier van justitie bieden deze aanknopingspunten tezamen voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van [verdachte 2] bij de brand en levert dat het medeplegen van de verdachte met [verdachte 2] op. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, alhoewel deze feiten en omstandigheden zeker vragen oproepen, deze aanwijzingen onvoldoende concreet zijn om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [verdachte 2] . Van samenwerking met nog weer een ander is de rechtbank in het geheel niet gebleken. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Eindconclusie
Vorenstaande overwegingen leiden tot het oordeel dat het tenlastegelegde feit, met uitzondering van het medeplegen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.2
Dagvaarding II [20]
Bekennende verdachte
De rechtbank zal voor deze feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Feit 1
De rechtbank gebruikt voor feit 1 de volgende bewijsmiddelen:
  • Het proces-verbaal van aangifte door [ naam 1] , opgemaakt op 18 augustus 2017 (p. 37-38);
  • het proces-verbaal van aangifte door [ naam 1] , opgemaakt op 6 november 2017 (p. 126-127);
  • het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2018, met bijlagen (p. 42-46);
  • een geschrift, inhoudende een e-mail van Neckermann.com d.d. 4 oktober 2018 met als bijlage orderinformatie (p. 66-68);
  • een geschrift, inhoudende een e-mail van ESPRIT Online Shop NL d.d. 18 oktober 2018 met als bijlage orderinformatie (p. 139-141);
  • een geschrift, blijkens verklaring van de gemachtigde raadsman ter terechtzitting, afkomstig van de verdachte, inhoudende een bekennende verklaring van de verdachte.
Feit 2
De rechtbank gebruikt voor feit 2 de volgende bewijsmiddelen:
  • Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 6 december 2018 (p. 156-157);
  • het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 13 januari 2019
(p. 183-184);
- een geschrift, blijkens verklaring van de gemachtigde raadsman ter terechtzitting, afkomstig van de verdachte, inhoudende een bekennende verklaring van de verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I:
hij op 30 april 2018 te Noordwijk, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met flessen spiritus en opgestapelde matrassen, ten gevolge waarvan de technische ruimte en goederen in die ruimte behorende bij beddenzaak [bedrijf 1] gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde beddenzaak en de omliggende panden en goederen in deze panden,
en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor de in de woningen boven de winkels verblijvende personen, te duchten was.
Ten aanzien van dagvaarding II:
1.
hij in de periode van 29 juli 2017 tot en met 31 juli 2017 te Lisse, telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, te weten de naam van [ naam 1] , heeft gebruikt met het oogmerk de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat misbruik enig nadeel kan ontstaan;
2.
hij op 04 mei 2018 te Lisse, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, te weten de naam van [naam 2] en het e
-mailadres van [naam 3]
e, heeft gebruikt met het oogmerk de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat misbruik enig nadeel kan ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zicht op het standpunt gesteld om, mede gelet op het standpunt ten aanzien van de bewijsbeslissing, de richtlijnen van het openbaar ministerie voor oplichting te volgen en aan de verdachte een geldboete ter hoogte van € 800,- op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in een beddenwinkel in de [adres] in Noordwijk. Hierdoor is, naast gevaar voor materiele zaken, ook levensgevaar ontstaan voor de personen die boven het pand in kwestie woonden. De woningen zijn bovendien ontruimd wat voor de bewoners een beangstigende ervaring moet zijn geweest.
De brandweer heeft het vuur tijdig en met succes weten te blussen, waardoor de gevolgen van de brand uiteindelijk relatief beperkt zijn gebleven. Dat is een gelukkige omstandigheid, die niet aan verdachte te danken is.
Brandstichtingen als deze brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt en in de maatschappij in het algemeen teweeg, terwijl ze doorgaans ook grote (financiële) schade veroorzaken. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit en rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft daarnaast, uitsluitend voor eigen gewin, een aantal keer op naam van anderen bestellingen geplaatst bij webshops en bij hem thuis laten bezorgen. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan identiteitsfraude. Daarbij is verdachte volledig voorbij gegaan aan de kwalijke gevolgen van zijn handelen voor de personen van wie hij de identiteitsgegevens misbruikte, de winkels die hun geld redelijkerwijs niet op die personen konden verhalen en het vertrouwen dat (ook online) in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in identiteitsgegevens. De rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 december 2021. De verdachte is nimmer veroordeeld, zodat dit positieve noch negatieve invloed op de strafmaat heeft.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft geconstateerd dat deze termijn met 16 maanden is overschreden, zonder dat deze overschrijding te wijten is aan de verdediging. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moeten hebben.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles overwegende en met name gelet op de hiervoor besproken ernst van de feiten, waarbij de rechtbank het zwaartepunt bij de brandstichting legt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank het medeplegen niet heeft bewezenverklaard, er in vergelijkbare zaken veelal lagere straffen aan verdachten worden opgelegd en de rechtbank de straf meer dan de officier van justitie zal matigen, vanwege de geconstateerde forse overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank zou, zonder overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden achten, maar zal deze vanwege die overschrijding matigen naar 30 maanden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 157, 231b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer 09/808106-18 tenlastegelegde feit en de bij dagvaarding II met parketnummer 09/837295-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Ten aanzien van dagvaarding II:
feit 1:opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te verhelen/de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te verhelen/de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.G. Salvadori, voorzitter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
mr. M.S. Neervoort rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 januari 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] (onderzoek: ‘ [onderzoeksnaam] ’), van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Leiden – Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 475).
2.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , opgemaakt op 7 mei 2018, p. 52.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 april 2018, p. 16.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 september 2018, p. 326.
5.Een geschrift, inhoudende een onderzoeksrapport van Stekelenburg Schade onderzoek bureau BV, opgemaakt op 1 juni 2018 door [naam 5] , technisch onderzoeker, p. 327-333.
6.Het proces-verbaal, opgemaakt op 6 mei 2018, p. 33-36.
7.Een geschrift, inhoudende een onderzoeksrapport van Stekelenburg Schade onderzoek bureau BV, opgemaakt op 1 juni 2018 door [naam 5] , technisch onderzoeker, p. 327-333.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 juni 2018, p. 123-124.
9.Het proces-verbaal route winkel naar [verdachte 2] , opgemaakt op 18 september 2018, p. 273-276.
10.Het proces-verbaal pv [naam 6] , opgemaakt op 16 juli 2018, p. 214.
11.Het proces-verbaal, opgemaakt op 21 september 2018, p. 277-278.
12.Een geschrift, inhoudende een onderzoek naar de overeenkomst in het looppatroon van twee personen op een videobeelden set, in de zaak met parketnummer 09/808106-18 (Forensische Gangbeeld Analyse), opgemaakt op 25 november 2018 door [namen] beiden werkzaam op de afdeling BewegingsWetenschappen van het UMCG RuG Groningen, p. 435-444.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juni 2018, p. 122.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 mei 2018, p. 43-44.
15.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , opgemaakt op 21 oktober 2018, 338-339.
16.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , opgemaakt op 5 juni 2018, p. 72-73.
17.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , opgemaakt op 5 juni 2018, p. 67.
18.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , opgemaakt op 8 juni 2018, p. 61, 63.
19.Vgl. Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 en Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718.
20.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Leiden – Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 209).