ECLI:NL:RBDHA:2022:226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
C/09/617833 / FA RK 21-6204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag over een minderjarige en benoeming van een voogd

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de moeder en de juridische vader over de minderjarige [minderjarige]. De zaak is ingeleid door een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, die verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de juridische vader niet in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. De moeder heeft sinds maart 2021 geen contact meer gehad met [minderjarige] en de juridische vader verblijft in Polen en speelt geen rol in het leven van het kind. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een gezagsvacuüm is ontstaan, waardoor belangrijke zaken voor de minderjarige niet geregeld kunnen worden. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de ouders beëindigd, met als doel de toekomst van [minderjarige] veilig te stellen en duidelijkheid te scheppen over zijn opvoeding in het pleeggezin. De gecertificeerde instelling is benoemd tot voogd, zodat zij de noodzakelijke beslissingen kan nemen in het belang van [minderjarige].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/617833 / FA RK 21-6204
Datum beschikking: 5 januari 2022

Beschikking van de Enkelvoudige Kamer

Beëindiging gezag

in de zaak naar aanleiding van het op 10 september 2021 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
feitelijk verblijvende te [verblijfplaats] ,

[de man 1] ,

hierna te noemen: de juridische vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 7 september 2021.
Op 5 januari 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de heer [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De juridische vader heeft blijkens het uittreksel uit het systeem ingevolge de wet BRP geen bekende woon- of verblijfplaats binnen Nederland. De juridische vader is daarom openbaar opgeroepen door middel van een advertentie in de Staatscourant d.d. 15 november 2021. De juridische vader is evenwel niet verschenen.

Feiten

- Voor zover de rechtbank dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, was de moeder op het moment van de geboorte van [minderjarige] nog gehuwd met [de man 1] . Deze man woont in Polen. Hij is de juridische vader van [minderjarige] en is met de moeder belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
- De biologische vader van [minderjarige] is [de man 2] (hierna te noemen: de biologische vader), verblijvende met de moeder te [verblijfplaats] .
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een perspectiefbiedend pleeggezin.
- Bij beschikking van 30 juni 2021 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de gecertificeerde instelling op grond van artikel 1:241 Burgerlijk Wetboek (BW) belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .

Verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder en de juridische vader over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over de minderjarige. De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] woont sinds hij drie dagen oud is in een pleeggezin. Er waren namelijk grote zorgen over de opvoedomgeving bij de moeder en de biologische vader en de ongecontroleerde zwangerschap van de moeder. De moeder wilde [minderjarige] voor de geboorte afstaan, maar heeft na de geboorte toch gekozen om hem te houden. De moeder en de biologische vader zijn seizoensarbeiders, staan niet ingeschreven en hebben geen eigen woonruimte waar zij met een kind mogen verblijven. Op grond van de Poolse wetgeving is dhr. [de man 1] – met wie de moeder 330 dagen voor de geboorte van [minderjarige] nog gehuwd was – de juridische vader van [minderjarige] en is daarmee gezamenlijk met de moeder belast met het gezag over [minderjarige] . Van de juridische vader is bekend dat hij in Polen woont en dat hij geen rol speelt in het leven van [minderjarige] . [minderjarige] groeit nu al meer dan anderhalf jaar op bij de pleegouders en heeft sinds maart 2021 geen contact meer met de moeder. De hulpverlening heeft de afgelopen maanden getracht in contact te komen met de moeder, maar is daarin niet geslaagd. Er is daardoor een gezagsvacuüm ontstaan, wat maakt dat er belangrijke en praktische zaken – zoals het aanvragen van een identiteitskaart – blijven liggen. Gelet op de houding van de moeder, wordt zij niet in staat geacht om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor hem aanvaardbare termijn te dragen. De Raad verzoekt dan ook het gezag van de moeder én de juridische vader te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [minderjarige] . Op die manier kunnen er dingen voor [minderjarige] geregeld worden en komt er duidelijkheid over het toekomstperspectief van [minderjarige] , namelijk dat hij zal opgroeien bij de pleegouders. Uiteindelijk zou de Raad graag zien dat de pleegouders de voogdij van de gecertificeerde instelling overnemen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting toegelicht dat de biologische vader van [minderjarige] hem in september 2021 voor het laatst heeft bezocht. De pleegouders sturen de biologische vader wel wekelijks foto’s van [minderjarige] , waarop de biologische vader af en toe reageert. Ook de voogd probeert contact te houden met de biologische vader, maar hij is lastig te bereiken. Met de moeder krijgt de voogd helemaal geen contact. Zij heeft [minderjarige] al sinds maart 2021 niet meer gezien. Verder geeft de gecertificeerde instelling aan dat [minderjarige] het goed doet bij de pleegouders. Er zijn inmiddels een aantal zaken voor hem geregeld. Zo is hij via de gecertificeerde instelling verzekerd en heeft hij een burgerservicenummer. Het is op dit moment echter niet mogelijk om een identiteitskaart voor [minderjarige] aan te vragen. De Poolse wetgeving vereist namelijk een rechterlijke beslissing waarin de moeder en de juridische vader uit het ouderlijk gezag zijn ontzet.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 lid 1 onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder en de juridische vader niet in staat zullen zijn om, binnen een voor [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. Beide ouders geven geen invulling aan het ouderlijk gezag. De juridische vader verblijft in Polen en heeft nooit deel uitgemaakt van het leven van [minderjarige] . Met de moeder heeft [minderjarige] al geruime tijd geen contact gehad. Zij speelt op dit moment geen rol in het leven van [minderjarige] en de verwachting is dat dat in de nabije toekomst niet zal veranderen. Aangezien de hulpverlening geen contact krijgt met de moeder, is er een gezagsvacuüm ontstaan. Dit maakt dat er belangrijke en praktische zaken die noodzakelijk zijn voor de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] – zoals medische hulp, vaccinaties, afspraken bij het consultatiebureau en verzekeringen – op dit moment niet geregeld kunnen worden. Daar komt bij dat de rechtbank het in het belang van [minderjarige] acht dat er duidelijkheid komt over zijn toekomstperspectief, namelijk dat hij zal opgroeien in het pleeggezin. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder en de juridische vader dan ook toewijzen. Daarbij wil de rechtbank wel benadrukken dat er altijd ruimte blijft voor contact tussen [minderjarige] en de ouders.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder en de juridische vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275 lid 1 BW een voogd over hem te benoemen. De gecertificeerde instelling heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. De rechtbank overweegt hiertoe dat het in het belang van [minderjarige] is dat de voogdij voorlopig bij een neutrale instantie wordt belegd. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie eindbeslissingen nemen in het belang van [minderjarige] .
De beslissing luidt daarom als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van:
  • de moeder: [de vrouw] geboren op [geboortedag 2] 1989 te [geboorteplaats 2] , Polen,
  • de juridische vader: [de man 1] van wie de geboortedatum en -plaats onbekend zijn,
over de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ;

benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2022 door mr. S.M. Borkent, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.