Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Goudse Verzekeringen Services B.V., te Gouda.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, die sinds 20 juni 2017 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit besluit, genomen op 4 december 2019, wijzigde haar uitkering op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres was van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt was, terwijl verweerder haar arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 80-100% voor de periode van 27 november 2018 tot 1 januari 2019 en 35-45% vanaf 1 januari 2019. Eiseres voerde aan dat de verzekeringsartsen onvoldoende gespecialiseerd waren in hersenbeschadigingen en dat haar verstandelijke vermogens sinds twee hersenoperaties in 2015 verder waren achteruitgegaan.
De rechtbank heeft de zaak op 9 februari 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen telefonisch aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van eiseres zorgvuldig hadden vastgesteld en dat de rapportages geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres had niet met medische stukken onderbouwd dat de beoordeling van de verzekeringsartsen onjuist was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. van der Meer en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.