ECLI:NL:RBDHA:2022:2224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
NL21,12249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardigheid lidmaatschap cultgroep en politieke partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser stelde dat hij lid was van een cultgroep en een politieke partij in Nigeria, en dat hij problemen had ondervonden als gevolg van zijn lidmaatschap. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren, onderbouwd door objectieve informatie die de samenwerking tussen de cultgroep en de politieke partij tegensprak. De rechtbank merkte op dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te staven, en dat zijn verklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. L. Ruizendaal - van der Veen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12249
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Jonkman).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1977 .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2000 lid is geworden van de [groep] . Dit om hemzelf en zijn familie te beschermen. Hij heeft zichzelf opgewerkt als commandant. Hij was verantwoordelijk voor alle aanvallen van de [groep] tegen de rivaliserende cult [naam] . Later is hij lid geworden van de politieke partij [politieke partij] ( [politieke partij] ) en heeft hij gewerkt voor de lokale overheid in [plaats] . In 2015 kwam de partij [politieke partij] ( [politieke partij] ) aan de macht en heeft de partij in samenwerking met de [naam] cult [politieke partij] -leden en [groep] vermoord. Hij heeft op 18 januari 2016 met zijn cultgroep de leider van [naam] vermoord. Vervolgens wilde de [naam] wraak voor de moord, zijn de oom en broer van eiser vermoord en is hij op de vlucht geslagen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Commandant bij cult-groepering [groep] en daaruit voortvloeiende problemen;
 Voorzitterschap bij politieke partij [politieke partij] en daaruit voortvloeiende problemen.
4. Verweerder heeft het eerste relevante element geloofwaardig geacht. De andere relevante elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Ten aanzien van het tweede relevante element heeft verweerder overwogen dat het niet geloofwaardig is dat eiser lid was van de cult-groepering de [groep] en van de [politieke partij] , omdat uit objectieve bronnen blijkt dat de [groep] juist met de tegenpartij van de [politieke partij] , de [politieke partij] , samenwerkten. Ook is de door eiser gestelde tegenpartij van de [groep] , de [naam] , niet in objectieve bronnen terug te vinden. Daarnaast heeft eiser vaag verklaard over waarom hij lid is geworden van de [groep] , en heeft hij geen aannemelijke verklaringen afgelegd over de functie van commandant en over de gestelde problemen die hij hierbij zou hebben ervaren. Verder vindt verweerder het opmerkelijk dat eiser heeft gesteld dat er over zijn werk als commandant informatie op Google te vinden is, maar dat eiser deze informatie zelf niet heeft overgelegd. Over het derde relevante element heeft verweerder ook gewezen op de objectieve informatie waaruit blijkt dat de [groep] met de [politieke partij] en niet met de [politieke partij] samenwerkte. Verder heeft eiser ook hier summier en vaag verklaard over waarom hij lid van de [politieke partij] is geworden en wat zijn rol is binnen deze partij. Verweerder heeft geen waarde gehecht aan de brief van de [politieke partij] die eiser heeft overgelegd. Verweerder heeft voorts geen waarde gehecht aan de verklaring van de Local Government en het overzicht met namen van de leden van de Taskforce. Dit omdat het kopieën betreft en daaruit niet volgt dat eiser lid zou zijn van de [groep] dan wel de [politieke partij] en in deze hoedanigheid problemen zou hebben ondervonden dan wel in de negatieve belangstelling zou staan.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit het verzoek om uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen. Naar aanleiding van medische stukken die eiser heeft opgestuurd heeft verweerder op 1 december 2021 aan eiser wel voorlopig uitstel van vertrek verleend, in afwachting van een definitieve beslissing daarover. De rechtbank zal zich daarom in deze procedure verder onthouden van een beoordeling daarover.
6. Uit de medische informatie die eiser heeft overgelegd volgt dat er wellicht sprake is van een posttraumatische stress-stoornis. Voor zover eiser hiermee heeft willen betogen dat de klachten als gevolg van deze stoornis invloed hebben gehad op de verklaringen die hij tijdens zijn gehoor heeft afgelegd, overweegt de rechtbank dat zij de invloed daarvan zonder nadere toelichting niet uit de medische informatie kan afleiden. Ook is de rechtbank niet gebleken dat er tijdens het gehoor onvoldoende rekening is gehouden met het analfabetisme van eiser zoals gesteld.
7. Eiser voert aan dat hij wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij lid is geweest van de [groep] . Hij was al geruime tijd lid van de [politieke partij] voordat de [politieke partij] bestond. De [groep] zijn als groepering ook niet strak georganiseerd en de loyaliteit van de diverse afdelingen in [land] van de [groep] loopt niet altijd overal gelijk.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het tweede relevante element, dat eiser commandant was bij de cult-groepering [groep] en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden, niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Verweerder heeft hierbij zwaar mogen meewegen dat de verklaring van eiser dat er sprake was van een samenwerking tussen de [politieke partij] en de [groep] , in strijd is met de informatie die volgt uit objectieve bronnen. Verweerder heeft in het besluit meerdere bronnen genoemd waaruit volgt dat de [groep] juist samenwerkten met de [politieke partij] , de politieke partij die tegenover de [politieke partij] staat. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze informatie niet zou kloppen en er wel sprake was van een samenwerking tussen de [groep] en de [politieke partij] . Eiser heeft in de zienswijze naar voren gebracht dat de [politieke partij] voort is gekomen uit de [politieke partij] , maar ook dit heeft hij niet met stukken onderbouwd en dit volgt ook niet uit de bronnen die verweerder heeft genoemd. Dat eiser geruime tijd lid is geweest van de [politieke partij] , zoals hij in de zienswijze en in beroep naar voren heeft gebracht, heeft verweerder ongeloofwaardig mogen vinden omdat eiser hier in zijn gehoor niets over heeft verklaard. Verder heeft verweerder mogen stellen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over waarom hij lid wilde worden van de [groep] . Eiser heeft namelijk verklaard dat hij lid was geworden van de [groep] omdat hij al lid was van de [politieke partij] , maar hij had eerder verklaard dat hij eerst lid is geworden van de [groep] omdat hij politiek actief wilde worden. Verder heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat er in objectieve bronnen niets te vinden is over de groep [naam] , die volgens eiser de tegenstander is van de [groep] . Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat deze groep wel bestaat, terwijl het wel aan hem is om zijn relaas aannemelijk te maken. In dit licht heeft verweerder eiser ook tegen mogen werpen dat hij geen stukken heeft overgelegd die zijn functie als commandant bij de [groep] onderbouwen, terwijl deze stukken volgens eiser zelf wel op Google te vinden zijn.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het derde relevante element, het voorzitterschap bij politieke partij [politieke partij] en de daaruit voortvloeiende problemen, ook niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ook hiervoor geldt immers dat uit de objectieve bronnen volgt dat de [groep] niet samenwerkten met de [politieke partij] , maar juist met de [politieke partij] . Dit heeft verweerder van groot belang mogen vinden, aangezien het lidmaatschap bij de [groep] en de [politieke partij] de kern vormt van het asielrelaas. Tegen dat wat verweerder voor het overige ten grondslag heeft gelegd aan de conclusie dat dit relevante element ongeloofwaardig wordt geacht heeft eiser in beroep geen gronden aangevoerd, waardoor dit relevante element geen nadere bespreking behoeft.
10. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht is afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
24 februari 2022
en zal openbaar gemaakt worden op rechtspraak.nl

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.