ECLI:NL:RBDHA:2022:2216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
NL22.2962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure aan de buitengrens

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2022 uitspraak gedaan over het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser is opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser, van Iraakse nationaliteit, heeft op 27 januari 2022 asiel aangevraagd in de internationale lounge op Schiphol, terwijl hij zich aan de buitengrens bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan een eerdere uitspraak van 28 februari 2022 ten grondslag lag. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen dat de grensprocedure was afgerond na een besluit op zijn asielaanvraag op 12 februari 2022. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van artikel 6, derde lid, van de Vw per 14 mei 2020 het mogelijk maakt om de vrijheidsontneming voort te zetten zolang er nog geen definitieve beslissing is genomen op de asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2962

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2022 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vw [1] een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. De rechtbank stelt voorop dat zij de maatregel al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 28 februari 2022 [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom kan de rechtbank nu alleen beoordelen of de vrijheidsontnemende maatregel vanaf 7 februari 2022 rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat nu verweerder op 12 februari 2022 een besluit heeft genomen op zijn asielaanvraag, de grensprocedure is afgerond en de vrijheidsontnemende maatregel niet meer kan zijn gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Vw. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Als gevolg van het arrest in de zaak Gnandi [3] en de beschikking in de zaak C., J. en S. [4] is artikel 6, derde lid, van de Vw per 14 mei 2020 gewijzigd. Dit artikel luidt nu:
“De vreemdeling die aan de grens te kennen heeft gegeven een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 te willen indienen kan, zolang hij wordt aangemerkt als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn, eveneens worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek, in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over de toegang.”
Aldus kan onder de gewijzigde tekst van artikel 6, derde lid, van de Vw eiser de vrijheid worden ontnomen indien en zolang nog niet definitief op zijn asielaanvraag is beslist. De rechtbank merkt daarbij op dat de wetgever met de wijziging van dat artikellid juist heeft beoogd om de vrijheidsontneming te kunnen laten voortduren gedurende de rechtsmiddelenfase. Anders dan eiser stelt, kan artikel 6, derde lid, van de Vw dus ook na het asielbesluit van 12 februari 2022 als grondslag dienen voor de vrijheidsontnemende maatregel. Artikel 43, tweede lid, van de Procedurerichtlijn maakt dat niet anders. Immers, in dit artikel is bepaald dat wanneer een asielaanvraag binnen de grensprocedure wordt behandeld, binnen vier weken een besluit moet zijn genomen op de aanvraag. Dat is in dit geval ook gebeurd. Aan artikel 43, tweede lid, van de Procedurerichtlijn is dus voldaan. Ook is eiser onveranderd verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn nu hij beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 12 februari 2022 en er nog geen definitieve beslissing is over zijn asielaanvraag.
4. Voorts is de rechtbank van oordeel dat eisers betoog over de (uitgestelde) toegangsweigering ook niet tot het oordeel leidt dat de maatregel onrechtmatig voortduurt. Niet in geschil is dat eiser in de internationale lounge op Schiphol op 27 januari 2022 om asiel heeft gevraagd. Eiser bevond zich op dat moment niet meer in het Schengengebied, maar aan de buitengrens. Dat is in rechtsoverweging 2.1 van de voormelde uitspraak van 28 februari 2022 ook vastgesteld. Op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw heeft verweerder in dat geval de bevoegdheid om eiser tijdens de behandeling van zijn asielaanvraag in de grensprocedure een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen. Een (uitgestelde) toegangsweigering is voor het opleggen van deze maatregel geen vereiste. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. De rechtbank wijst daarom ook het verzoek om schadevergoeding af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. Rovers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.NL22.1447
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 19 juni 2018, ECLI:EU:C:2018:465
4.Beschikking van het Hof van 5 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:544