ECLI:NL:RBDHA:2022:2169
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende verblijfsvergunningen
In deze zaak hebben verzoekers, die een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner en ouder hebben aangevraagd, een spoedeisend belang bij de behandeling van hun verzoeken. De bestreden besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is bepaald dat verzoekers Nederland moeten verlaten, zijn op 10 juni 2021 genomen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 8 maart 2022 behandeld, waarbij verzoekers zijn verschenen met hun gemachtigde en een tolk. Verweerder is niet verschenen, maar heeft wel bericht van verhindering gestuurd.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben, omdat de bestreden besluiten hen dwingen Nederland te verlaten, terwijl er geen concrete uitzettingsdatum bekend is. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de bezwaren van verzoekers en niet inhoudelijk heeft gereageerd op de bezwaargronden. Gezien deze omstandigheden en de belangen van beide partijen, besluit de voorzieningenrechter de verzoeken toe te wijzen.
De voorzieningenrechter schorst de bestreden besluiten tot zes weken na bekendmaking van de besluiten op bezwaar en bepaalt dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 362,- moet vergoeden. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekers, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak.