ECLI:NL:RBDHA:2022:2156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
NL21.17850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Iraakse nationaliteit houder met Turkmeense etniciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Iraakse nationaliteit en Turkmeense etniciteit. De eiser had op 27 november 2019 een opvolgende asielaanvraag ingediend, nadat eerdere aanvragen waren afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij de Turkmeense etniciteit bezat en dat hij uit Mosul afkomstig was. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de eiser en zijn gemachtigde, maar de verweerder was niet aanwezig.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser in eerdere procedures al had verklaard dat hij onder het bewind van Islamitische Staat in Mosul had gewoond, maar dat deze verklaringen door de staatssecretaris als ongeloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn etniciteit en herkomst aannemelijk te maken. De overgelegde documenten, waaronder een verklaring van het ITF en een rantsoenkaart, werden niet als voldoende bewijs gezien. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de documenten en verklaringen van de eiser voldoende had betrokken in zijn beoordeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de aanvraag van de eiser terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17850

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kurt),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 8 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2021, tezamen met de zaak NL21.17851, op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Aleid. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te bezitten.
2. Op 7 oktober 2015 heeft eiser een eerste asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 31 mei 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser verklaringen heeft afgelegd over zijn leven onder Islamitische Staat (IS) in Mosul en zijn recente vertrek uit deze stad die volgens verweerder aantoonbaar niet kloppen. Als gevolg hiervan hecht verweerder geen geloof aan de gestelde Turkmeense etniciteit van eiser. Ook gelooft verweerder niet dat eiser tijdens het bewind van IS in Mosul heeft gewoond en dat hij uit die stad is vertrokken. Dit besluit is bij uitspraak van 11 augustus 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden.
3. Eiser heeft vervolgens verschillende opvolgende asielaanvragen ingediend. [1] Het bestreden besluit ziet op eisers asielaanvraag van 27 november 2019.
4. Eiser heeft aan deze asielaanvraag opnieuw ten grondslag gelegd dat hij de Turkmeense etniciteit heeft en afkomstig is uit Mosul. Ter onderbouwing heeft eiser een verklaring van het ITF [2] , een rantsoenkaart en een rapport van de UNHCR van november 2019 [3] overgelegd.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder acht de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig. Verweerder acht eisers gestelde etniciteit, herkomst en vertrek uit Mosul, en (bijgevolg) zijn verklaringen over zijn persoonlijke problemen met IS in Mosul nog steeds ongeloofwaardig. De overgelegde documenten kunnen niet tot een andere beoordeling leiden.
6. Eiser heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Eiser heeft met de overgelegde verklaring van het ITF, bezien in samenhang met het feit dat eiser de Turkmeense taal sprak tijdens het gehoor opvolgende aanvraag [4] , aannemelijk gemaakt dat zijn afkomst Turkmeens is. Het is onmogelijk om een officieel document van de Iraakse autoriteiten te verkrijgen waarop de Turkmeense etniciteit van eiser staat vermeld. Verweerder heeft de verklaring van het ITF te gemakkelijk terzijde geschoven, namelijk enkel omdat Bureau Documenten geen uitspraak kon doen over de authenticiteit ervan. Verweerder handelt hierdoor in strijd met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak L.H. tegen Nederland. [5] Verder heeft verweerder miskend dat eiser met de overgelegde rantsoenkaart heeft aangetoond dat hij uit Mosul afkomstig is en daar tot zijn vertrek uit Irak heeft gewoond. Nu bovendien aannemelijk is gemaakt dat eisers familie nog steeds in Mosul verblijft, moet verweerder beoordelen of eiser bij terugkeer naar dat deel van Irak gevaar loopt. Eiser wijst hierbij op een rapport van de UNHCR van november 2019 en het algemeen ambtsbericht over Irak van oktober 2021. Daaruit volgt volgens eiser dat hij bij terugkeer naar Irak in verband zal worden gebracht met IS, waardoor het risico bestaat op willekeurige arrestatie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De etniciteit van eiser
7. In rechte is vastgesteld dat eiser zijn gestelde Turkmeense etniciteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de documenten en verklaringen die eiser bij de onderhavige asielaanvraag heeft overgelegd, daar geen verandering in brengen. Daarbij heeft verweerder - anders dan eiser heeft aangevoerd - de verklaring van het ITF voldoende betrokken. Verweerder heeft toereikend gemotiveerd dat aan die verklaring niet de door eiser gewenste bewijswaarde kan worden toegekend. Daaruit blijkt immers niet dat de inhoud aan objectieve gegevens is ontleend, noch blijkt daaruit dat de inhoud berust op een gedegen en onderbouwd onderzoek naar de afkomst van eiser.
8. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat het feit dat eiser in de onderhavige procedure in de Turkmeense taal is gehoord, het oordeel over de geloofwaardigheid niet anders maakt. Verweerder heeft immers nooit bestreden dat eiser het Turkmeens in enige mate beheerst. Het enkele feit dat eiser ruim zes jaar na zijn aanmelding in Nederland in staat is in het Turkmeens te worden gehoord, betekent niet dat verweerder zijn eerdere oordeel over de gestelde Turkmeense etniciteit van eiser in diens voordeel heeft moeten bijstellen.

De herkomst van eiser

9. Ook is in rechte vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot zijn vertrek uit Irak in Mosul heeft gewoond. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de rantsoenkaart niet tot aan ander oordeel kan leiden. Verweerder wijst er terecht op dat ook uit dit document niet blijkt dat eiser uit Mosul afkomstig is. De rantsoenkaart vermeldt slechts de regio van afgifte, te weten de regio Ninewa. Deze regio omvat een veel groter gebied dan enkel Mosul, die bovendien niet geheel door IS bezet is geweest. Dat de rantsoenkaart ook een wijk in Mosul vermeldt, namelijk Al Jaza’ir, maakt dit niet anders omdat hiermee volgens de overgelegde vertaling het centrum voor de voedseldistributie wordt aangeduid. Tot slot is in dit verband van belang dat de rantsoenkaart is afgegeven op 21 november 2018 en betrekking heeft op de periode 2017-2018, terwijl eiser volgens zijn eigen verklaring [6] al op 3 of 4 september 2015 uit Mosul is vertrokken.
10. Uit het arrest L.H. volgt dat het verweerder niet is toegestaan om een nieuw document dat ter onderbouwing van een volgend asielverzoek is overgelegd automatisch als nieuw element of nieuwe bevinding te verwerpen op de enkele grond dat de authenticiteit van dat document niet kan worden vastgesteld. Uit de besluitvorming van verweerder volgt dat hij de documenten die eiser aan zijn opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd, als nieuwe elementen heeft aangemerkt en ook als zodanig inhoudelijk heeft beoordeeld. Daarnaast is eiser over deze documenten gehoord. Er is reeds daarom geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in strijd met het arrest L.H. heeft gehandeld. Ook het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 juli 2021 [7] slaagt daarom niet.

Vrees voor arrestatie in Irak

11. Uit de door eiser aangehaalde landeninformatie blijkt dat soennitische mannen die afkomstig zijn uit (voormalig) IS-gebied bij terugkeer naar Irak mogelijk worden gearresteerd. Nu eiser noch zijn gestelde herkomst en vertrek uit Mosul, noch zijn gestelde Turkmeense etniciteit aannemelijk heeft gemaakt, is evenmin aannemelijk dat eiser bij terugkeer in verband zal worden gebracht met de activiteiten van IS en om die reden zal worden blootgesteld aan een reëel risico op ernstige schade.

Conclusie

12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Eisers tweede asielaanvraag van 22 november 2018 is bij beschikking van 28 februari 2019 buiten behandeling gesteld. Het beroep hiertegen is door de Rechtbank te Den Haag ongegrond verklaard op 2 april 2019. Eisers derde asielaanvraag van 30 april 2019 is bij beschikking van 9 mei 2019 buiten behandeling gesteld. Het beroep hiertegen is op 3 juni 2019 ingetrokken. De vierde asielaanvraag van eiser van 17 mei 2019 is op 6 september 2019 niet ontvankelijk verklaard. Op 9 oktober 2019 is het beroep ingetrokken.
2.Iraaks Turkmeense Front.
3.Iraq - Country of Origin Information on Access and Residency Requirements in Iraq, United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), november 2019.
4.Het gehoor opvolgende aanvraag van 4 november 2021.
5.Het arrest van 10 juni 2021 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2021:478 (arrest L.H.).
6.Rapport gehoor aanmeldfase, pagina 3.