ECLI:NL:RBDHA:2022:2151
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag in de algemene procedure op 3 december 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar is samen met zijn gemachtigde, mr. E. van Hoof, niet verschenen op de zitting die op 3 maart 2022 plaatsvond. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.H. Steenbergen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. Dit gebeurde in samenhang met een andere zaak, NL21.19169, waarin op dezelfde dag uitspraak is gedaan. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing om het verzoek af te wijzen is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.