In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser sinds 7 januari 2022 geregistreerd stond als 'met onbekende bestemming vertrokken' en hij zijn verblijfplaats niet had doorgegeven aan de autoriteiten. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, en de gemachtigde heeft geen verdere informatie verstrekt over de verblijfplaats van eiser.
De rechtbank overweegt dat, gezien het ontbreken van contact tussen eiser en zijn gemachtigde, niet kan worden vastgesteld dat eiser nog belang heeft bij de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen.