Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties, tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak op 25 november 2021 en de daarin vermelde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
Het verzoek van [verzoekster]
4.De beoordeling
Het verzoek van [verzoekster]
“voorbereidende memo telefoongesprek schadebehandelaar […]”, dat kennelijk is opgesteld door een medewerkster van het kantoor van mr. Van der Zwan. [verzoekster] trekt uit dit memo de conclusie dat partijen hebben gesproken over een smartengeldvergoeding van € 5.000,--. De rechtbank volgt dit standpunt van [verzoekster] niet. In het (kennelijk interne) memo staat een smartengeldvergoeding genoemd van “
tussen € 1533,00 en € 4.819,00”.Ervan uitgaande dat de inhoud van dit memo is besproken tussen partijen, valt het door De Goudse aangeboden bedrag van € 2.500,-- binnen het bereik van de door [verzoekster] genoemde bedragen.
“Cliënt geeft aan akkoord te zijn met het voorstel”)op zijn minst de indruk dat de inhoud van dat voorstel met [verzoekster] is besproken. Naar het oordeel van de rechtbank mocht De Goudse er dan ook van uit gaan dat [persoon] bevoegd was om het aanbod van De Goudse te accepteren.